maandag 16 december 2013

Interview: Frank Westerman over 'Stikvallei' (BOEK)


Hoe ontstaan verhalen? Aan de hand van een mysterieuze ramp in West-Afrika probeert Frank Westerman in Stikvallei die vraag te beantwoorden. ‘Feiten veranderen de wereld niet, dat doen alleen verhalen.’

Van het ene op het andere moment was al het leven in de vallei bij het Nyosmeer in Kameroen weggevaagd. In de avond van 21 augustus 1986 stierven 1746 mensen en meer dan tienduizend dieren. Ze hebben zichtbaar gevochten voor hun leven. Toch was er geen schade. De met lijken bezaaide nederzettingen lagen er vredig bij toen in de dagen daarna missionarissen uit de omgeving en wetenschappers uit de hele wereld naar de dodenvallei trokken. Wat was er gebeurd?
Frank Westerman weet nog goed dat hij, destijds 21 jaar oud, het onbegrijpelijke nieuws zag op het NOS Journaal. ‘Ze lieten luchtfoto’s zien’, vertelt hij. ‘Een confetti van koeienkadavers in het gras op de hellingen. Opgezwollen lijken van zeboes. Niemand wist wat de oorzaak was. Normaal krijg je informatie van het journaal, dit keer gaven ze me een cryptogram. De dag erna heb ik alle kranten gekocht. Ik wilde alles weten. Massasterfte. Geen ravage. Het dal in quarantaine. Hoezo?’
Zes jaar later was zijn fascinatie voor de raadselachtige gebeurtenis nog zo groot dat hij er een documentaire voor de radio maakte. Directe aanleiding was de ontmoeting met een oude studiegenoot uit Wageningen. Zij had tijdens een stage in Kameroen gelogeerd bij pater Jaap Nielen, die als een van de eerste na de ramp bij het Nyosmeer was gearriveerd. Toen Westerman, inmiddels freelance journalist, dat hoorde – een Nederlander die er zo nauw bij betrokken was! – wilde hij direct daarnaartoe reizen.
‘Zij zat bij het radioprogramma Argos. Daarom wilden we een radiodocumentaire maken. Ik had alleen geen enkele ervaring met het medium. De VPRO bood 500 gulden als wij ervan af wilden zien. Zodat zij er een ervaren journalist heen konden sturen. Ik was zó verontwaardigd. Daarop mochten we het toch maken. Maar wel na een proefreportage, over de missionarissen in het Mill Hillklooster in Roosendaal. Die mislukte jammerlijk, omdat we de volumeknop te laag hadden gezet. Iedereen was onverstaanbaar.’

De vallei bij het Nyosmeer markeert twee keerpunten in Westermans schrijverschap. De catastrofe was het onderwerp van zijn debuut als schrijver: ‘Het goede meer’, een lang artikel op basis van zijn documentaire dat verscheen in het literaire tijdschrift Atlas. Dat richtte zich op literaire non-fictie en was in 1991 opgericht vanwege de aanzwellende belangstelling voor dit genre, waarvan Westerman in de jaren daarna misschien wel zijn prominentste vertegenwoordiger werd.
‘Al wil ik niet dat mijn werk een label draagt dat aangeeft wat het níet is,’ haast Westerman zich te zeggen. ‘Non-fictie is een non-label.’ Vandaar dat hij bij het winnen van de Gouden Uil in 2005 voor El Negro en ik pleitte voor een onderscheid tussen frictie (boeken die aan je wereldbeeld wrikken) en non-frictie (boeken die dat niet doen). ‘Of maak desnoods een vergelijkbaar onderscheid als tussen crime en true crime: verzonnen verhalen en waargebeurde verhalen.’
En nu is hij teruggekeerd naar de Nyosvallei voor een boek dat je kunt lezen als een diepgravende beschouwing over zijn eigen schrijverschap. Westerman besefte dat de ramp de perfecte gebeurtenis was om de vragen te toetsen die hij al zo lang had: Hoe ontstaan mythen? En hoe spelen zij een rol in de werkelijkheid? Hoe concurreren tegenstrijdige verhalen met elkaar? De geheimzinnige sterfte was een oerknal, die niemand kon – en kan – verklaren en daarom onderwerp is geworden van speculaties, fabels, theorieën en verzinsels.
In Stikvallei neemt hij drie standpunten in van waaruit je een verhaal over de feiten kan vertellen. Allereerst is dat het perspectief van wetenschappers – of zoals Westerman ze noemt: mythedoders. De geologen en vulkanologen kwamen zo snel mogelijk onderzoek doen. Een uitbarsting van kooldioxide dat zich had opgehoopt in het Nyosmeer, concludeerden zij, was oorzaak van de sterfte. Maar gaf vulkanische acti­viteit de stoot tot de uitbarsting of niet? Daarover bestaat tot op heden onenigheid.
Daarna komen de missionarissen aan bod – de mythebrengers. Zij probeerden al sinds het begin van de kolonisatie zieltjes te winnen voor hun ‘verhaal’. Zij gaven de dood van zo veel mensen een plaats binnen dat christelijke verhaal van beproeving en eeuwige zielenheil. Maar opnieuw: niet allemaal. Waar een jonge Kameroener die de ramp overleefde, zich hierdoor uitverkoren voelde door God, viel een missionaris bij het zien van zo veel zinloos sterven juist van zijn geloof.
Tot slot kijkt Westerman naar de Kameroeners zelf, die als schrijver of sjamaan nieuwe verhalen over de ramp scheppen. Mythemakers, noemt hij ze, die met hun toneelstukken, roddels of eigen geloofsinterpretaties proberen uiting te geven aan het immense verdriet van de nabestaanden die in sommige gevallen hun hele familie hadden verloren. Of de grieven van de Engelstalige bewoners van het gebied verwoorden die worden achtergesteld door de Franstalige meerderheid.
Gezamenlijk zetten deze drie perspectieven je aan het nadenken over de betekenis en functie van verhalen. Is de waarheid kenbaar of bestaan er alleen verhalen over de waarheid? En kunnen mensen daarom onmogelijk zonder? ‘Door drie verhalen uiteen te trekken schep ik vanzelf een vierde,’ zegt Westerman. ‘Die zin – in hoofdstuk 48 van deel twee – bedacht ik pas toen ik de drukproeven van Stikvallei corrigeerde, maar dat geeft precies aan wat ik met dit boek nastreef.’
Hij maakt dat vierde verhaal niet expliciet. ‘Ik wil geen essayist zijn. Ik wil niet betogen of prediken. Ik ben uit op het vertellen van verhalen. Daarom schrap ik in de laatste fase, in de drukproeven, soms nog hele hoofdstukken waarin ik bij nader inzien als een voice-over allerlei toelichtingen geef. De drie verhalen moeten op zichzelf staan – en daarna gaan gisten het hoofd van de lezer. Als je op mijn boek al een label moet plakken, laat het dan zijn wat in het Engels essay by reportage heet.’

Wat is het essentiële verschil tussen de twee boeken over de onverklaarbare sterfte in de Nyosvallei?
‘De eerste keer ging ik erheen om te onderzoeken wat er was gebeurd. De tweede keer ging ik terug om te horen wat erover wordt verteld. Voor het eerste verhaal was ik eerder een journalist, die primair de feiten weergeeft. Nu was ik er als schrijver die de feit voor feit uitlicht en rangschikt tot een nieuw verhaal – mijn eigen subjectieve verhaal.’

Hoe lees je twintig jaar later ‘Het goede meer’ terug?
‘Ik zie mezelf het ene fonkelende edelsteentje op het andere stapelen. Maar een edelsteentje komt natuurlijk het best tot zijn recht als hij niet omringd wordt door andere edelsteentjes. Ik wilde te veel vuurwerk afknallen. De spectaculaire feiten buitelen over elkaar. Overigens is ‘Het goede meer’ in 2008 onder de titel Stikvallei verschenen als Literair Juweeltje. Dat werkt verwarrend, maar de titel past te goed om hem nu te laten schieten.’

Van jongs af aan is Westerman gefascineerd geweest door verhalen. Wie niet, zou hij zelf bijna zeggen. ‘Eten, drinken, een dak boven je hoofd en een verhaaltje voor het slapen gaan. Daarmee voeden we, waar ook ter wereld, onze kinder­en op’, vindt hij. Maar Westermans nieuwsgierigheid ging verder. Hij was ook benieuwd naar de achterkant van verhalen. Hoe beïnvloeden die in de werkelijkheid? Een van zijn eerste pogingen tot schrijven, als middelbare scholier, ging daar al over.
‘Ik was geschokt door het idee dat de mens nooit op de maan is geweest. Dat de maanlanding was geënsceneerd door deskundige mensen uit Hollywood. Niet dat ik daarin geloofde, maar het gegeven dat het in theorie zou kunnen om de mensheid zo’n verhaal op de mouw te spelden. Dát fascineerde me. Ik heb dat uitgewerkt in een roman – meer dan twintig pagina’s zijn het nooit geworden – dat ging over het wantrouwen tegenover de dingen om ons heen: is alles wel wat het lijkt?’
Ook als correspondent op de Balkan voor de Volkskrant en Moskou voor NRC Handelsblad had hij er nooit vrede mee om simpelweg door te geven wat hij zag of meemaakte. ‘Je kan in de krant maar het halve verhaal vertellen. Wat zeg ik? Een kwart! Een flinter! Het is schieten uit de heup, heet van de naald. Goed, in de bijlagen is een hoop mogelijk. Soms kreeg ik daar twee pagina’s. Maar ik had nooit het gevoel dat die stukken hét verhaal waren over de Balkan of Rusland.’
Daarom nam hij bij beide kranten ontslag. De eerste keer om De brug over de Tara te schrijven. ‘Een boek, geschreven met een onbevangenheid die me nog steeds aanstaat, waarin ik onder woorden probeer te brengen wat ik écht had gezien.’ En de tweede keer om Ingenieurs van de ziel te schrijven, over de worsteling van naar artistieke autonomie strevende schrijvers in de totalitaire, communistische Sovjet-Unie. ‘Daarin kon ik veel kwijt wat ik niet in de krant kwijt kon: de adem, het gevoel van Rusland.’
Maar waarom wilde hij die ‘echte verhalen’ vertellen? In Ararat onderzocht hij de universele behoefte aan verhalen – in de vorm van een zoektocht naar het verlies van zijn geloof, het grootste verhaal van allemaal, en wat daarvoor in de plaats is gekomen. ‘De wetenschap ontdekt steeds kleinere deeltjes. De elementen van het periodiek systeem. Atomen. Het Higgs-deeltje. En toch blijft het bestaansraadsel intact. Een raadsel dat we alleen met onze verbeelding en verhalen kunnen proberen te beantwoorden.’
En nu gaat Westerman in Stikvallei nog dieper in op het fenomeen verhaal. ‘Waar Ararat ophoudt, begint Stikvallei’, zegt hij.

Welke conclusie heb je getrokken na je onderzoek naar de oorsprong van verhalen? Zelf dacht ik na het lezen: er is geen kenbare waarheid, er zijn alleen verhalen over de waarheid. En verhalen zijn er omdat we alleen zo met elkaar kunnen communiceren.
‘Prettig dat je het zo formuleert. Ikzelf heb, al schrijvende, een hele reeks nieuwe inzichten gekregen. Kennelijk ligt het er niet te dik bovenop welke dat zijn.’

Wat is jouw conclusie dan?
‘We verhouden ons eerder tot de voorstelling van de werkelijkheid dan tot de werkelijkheid zelf. Ons kompas daarbij is onze verbeelding – of dat nu onze individuele verbeelding is, of een collectieve, zoals het geloof. En ons enig uitdrukkingsmiddel is taal, waarmee we verhalen scheppen die weer deel uit gaan maken van de werkelijkheid en dus rechtstreeks ingrijpen in ons handelen en denken. Zo bekeken kunnen we niet zonder verhalen. Als je dan toch hét molecuul zoekt van ons bestaan, is dat het verhaal.’

Zelfs de mythedoders, moet je concluderen, kunnen de waarheid niet blootleggen. Voor beide wetenschappelijke theorieën over de sterfte van Nyos is geen sluitend bewijs. Toch wordt één theorie als waarheid geaccepteerd en als basis genomen voor beleid om herhaling van de ramp te voorkomen.
‘Ja. Dat is onthutsend. Het onderlinge geruzie van de vulkanologen brengt de beperkingen van de wetenschap pijnlijk aan het licht. Maar ik ken, door mijn achtergrond, de wetenschappelijke mores. Wat ik echt schokkend vond, is te zien hoe ver de wetenschappers gaan om hun eigen verhaal te laten triomferen. Ze maken elkaar uit voor racist. Ze lopen weg bij elkaars congressen. Zo bikkelhard kan de strijd tussen concurrerende verhalen zijn.’

Toch zoeken wetenschappers tenminste naar de waarheid. De mythebrengers en mythemakers lijken daar niet in geïnteresseerd.
‘Die staan compleet anders in het leven. Zoals de toneelschrijver Bole Butake zegt: ik weet niet wat er is gebeurd, maar ik stel die vraag ook niet. Ik stel andere vragen. Zoals: wat is de reden dat de ramp heeft plaatsgevonden? Wie heeft er belang bij? Wat zijn de motieven voor de moord op 1700 mensen? Die vragen sluiten dan aan bij het gegeven dat de inwoners van West-Kameroen Engelstalig zijn en daarom worden achtergesteld door de Franstalige meerderheid. De ramp zou dan een aanslag op hen zijn.’

Zo komen dus mythes in de betekenis van verzinsels in de wereld.
‘Ik wierp ook tegen: waarom verzin je een complottheorie? Waarop Bole zegt: het is niet onverstandig om dat te doen, het is juist verstandig – als je weet wat je hier dagelijks over je heen krijgt. Kameroen is een dictatuur, vergeet dat niet. Overigens is het toneelstuk dat hij schreef schitterend. Daarin heeft Bole ook het verhaal verwerkt dat een ziener de ramp had voorspeld. Dat vertelt iedereen in de streek rond Nyos.’

Nog een mythe die over de ramp in omloop is gebracht.
‘Voor mij als schrijver stellen die verhalen mij in de gelegenheid om te laten zien hoe de meest fantastische voorstellingen toch reëel je lot kunnen bepalen. Want je kunt verhalen wel analyseren – in termen van nut: zo hebben de mythes van Bole het nut dat ze de plaatselijke bevolking handvaten geeft om met het onbevattelijke verlies van 1700 dierbaren om te gaan – maar je kunt ze nooit uit de wereld helpen. Dat lukt je nooit.’

Waarom?
‘Mensen zoeken altijd naar betekenis. Ergens diep van binnen kunnen we wel beredeneren dat er misschien geen bedoeling is van ons leven of van het bestaan van deze wereld. Maar toch zoeken we naar patronen die betekenis geven: verhalen. De hunkering daarnaar is te groot.’

Kun je die verhalen waarin mensen geloven ook niet veranderen door waarheidsvinding – zoals wetenschappers of een schrijver als jij proberen te doen?
‘Feiten veranderen de wereld niet, dat doen alleen verhalen. Dat is een van de inzichten waartoe ik ben gekomen. Niemand verandert zijn mening zomaar als hij wordt geconfronteerd met een nieuw feit. Waarom niet? Omdat een mening bestaat uit een complex verhaal, opgebouwd uit hoe je de wereld ziet, hoe je bent opgegroeid, wie je bent. Een feit ketst daarop af. Je ontkent het, je past het in, je maakt het onschadelijk. Pas als het verhaal waarin je gelooft op langere termijn begint te veranderen – door inzichten of ervaringen die je opdoet – verandert je mening.’

Toch lijkt het me soms noodzakelijk om verhalen te veranderen. Verhalen kunnen ook gevaarlijk zijn. De complottheorieën van Bole Butake over ‘de massamoord in Nyos’ kunnen tot nieuw bloedvergieten leiden.
‘Er zijn verhalen die de loop van de geschiedenis hebben verlegd, ja. Positief: De negerhut van Oom Tom heeft de afschaffing van de slavernij versneld. Negatief: De mythe van het superieure Arische ras in combinatie met Mein Kampf heeft hele volksstammen tot moorden opgezweept. Maar wat hun effect ook is, ik wil pleiten vóór verhalen, omdat een verhaal je in staat stelt je te verplaatsen in anderen. Via een verhaal kun je je inbeelden hoe een ander dingen ondergaat. Een verhaal doet een beroep op je empathisch vermogen.’

De conclusie van Stikvallei zou kunnen zijn dat Westerman klaar is met waargebeurde verhalen. Hij heeft blootgelegd dat de kern van alle verhalen niet bloot te leggen is. Voor een schrijver van waargebeurde verhalen moet dat zijn werk zinloos maken. Van alles wat hij in de toekomst gaat opschrijven – al gaat dat over de levensloop van een opgezette neger, zoals in El Negro en ik, of de geschiedenis van een paardengeslacht in Dier, bovendier – weet hij nu: het is maar een interpretatie. Een verhaal.
Maar zo zit Westerman niet in elkaar. ‘Ik vier juist de relativiteit van verhalen’, zegt hij gretig. ‘Door de werkelijkheid te benoemen herschep je haar, dat vind ik eindeloos fascinerend.’ Hij hoeft ook niet dat ene verhaal vast te leggen dat voor altijd de werkelijkheid vastlegt. ‘Verhalen evolueren. Er zijn sterke die overleven. Andere sterven uit. Ze planten zich voort en ze muteren. Ik heb het journalistieke streven naar objectiviteit daarom verruild voor een openlijk najagen van subjectiviteit. Het is mijn verhaal, waarin ik met mijn verbeelding van de feiten gestalte geef aan de taal. In de werkelijkheid zijn nog genoeg onderwerpen te vinden die ik niet begrijp, tot op het punt waarop het me irriteert, en waarin ik me dan in wil verdiepen. Ik heb al lang een idee voor mijn volgend boek, dat in het verlengde van Stikvallei ligt.’
Hij voelt dus ook geen enkele aandrang om meer fictie te gaan schrijven – zoals het kinderboek Larski slaat alarm dat hij onlangs samen met zijn dochter Vera schreef. ‘Fictie is hartstikke leuk. Ik heb het ook langer geleden wel eens gedaan – een hoax die ik als correspondent ooit opzette. Maar waarom zou ik? De werkelijkheid is nog altijd een veel minder ontgonnen terrein dan fictie. Dat maakt het veel spannender om te doen. Zoals Michelangelo zei: het beeld is er al, ik moet het alleen nog uit het steen bevrijden.’
(Eerder verschenen in BOEK 6, 2013)

Zie ook:

Geen opmerkingen: