zaterdag 18 januari 2014

Cees Nooteboom in twaalf jaartallen (BOEK)

1933 Op 31juli wordt Cees Nooteboom in Den Haag geboren als tweede kind van Hubertus Nooteboom en Johanna Pessers. Als hij zijn zevende verjaardag viert, in het begin van de Tweede Wereldoorlog, is hij al zeven keer verhuisd. ‘Misschien dat je daar toch een beetje een onrustig kind van krijgt, denk ik dan’, zo noteert Piet Piryns uit zijn mond in Met lopen nooit meer opgehouden, als verklaring voor zijn wanderlust én zijn slechte geheugen. ‘Misschien dat ik geweigerd heb al die veranderingen in mijn geheugen op te slaan.’

1945 Op 17 maart overlijdt zijn vader – inmiddels gescheiden van zijn moeder en hertrouwd – aan de verwondingen die hij bij het bombardement op het Bezuidenhout in Den Haag heeft opgelopen. Nootebooms stiefvader stuurt hem al gauw naar de eerste van een reeks katholieke kostscholen en internaten. ‘Eén keer moest ik als kleine jongen zelfs bij een pater op schoot gaan zitten – dat beviel me niks en dat heb ik toen ook duidelijk laten merken.’

1950 Op zijn zeventiende wil Nooteboom zelf trappist worden. ‘Ik had natuurlijk een chaotische jeugd gehad en dan verlang je naar orde en regelmaat. (…) Vader abt wist wel raad met mij, hij keek als het ware dwars door me heen. “Ga eerst maar eens een Latijns boek vertalen.” Ik kreeg een woordenboek, een blocnote en een potloodje, en daar zat ik dan, moederziel alleen in een kamertje, me te verdiepen in het leven van, als ik me goed herinner, de heilige Adelardus. Na een paar dagen was ik van mijn roeping genezen.’

1954 Nog altijd geen twintig jaar oud geeft hij zijn baantje bij de Rotterdamsche Bank in Hilversum eraan. Weg wil hij, de wereld in – desnoods zonder geld. Terug in Hilversum begint hij, zonder dat hij zich realiseerde dat hij schrijver wil worden, aan Philip en de anderen, gebaseerd op zijn zwerftochten, die een jaar later zijn succesvol debuut is. ‘Ik denk, achteraf, dat het succes inderdaad te vroeg is gekomen. Mijn naam stond op het omslag van een roman, maar maakte dat van mij een schrijver? Met die vraag heb ik jaren geworsteld.’

1961 Al snel verdient Nooteboom zijn geld hoofdzakelijk als journalist. Vanaf 1961 krijgt hij bij de Volkskrant de vrije hand om overal ter wereld ‘het vallen van de bladeren te verslaan’, zoals hoofdredacteur Joop Lücker het noemt. ‘Net als Gabriel García Márquez heb ik de krant altijd een fantastische leerschool gevonden. Aan mijn journalistieke reportages heb ik misschien wel die lichte toon te danken waar ze het in Duitsland zo graag over hebben, ook als ik over zware onderwerpen schrijf.’

1965 Sinds 1965 verblijft Cees Nooteboom iedere zomer op het eiland Menorca in zijn ‘tweede vaderland’ Spanje. Deze liefde loopt uit in het in 1992 gepubliceerde De omweg naar Santiago, hét reisboek over het brute, anarchistische, chaotische, irrationele, egocentrische en wrede land. ‘Op de een of andere manier bleek de essentie van Spanje – de meseta, de karigheid van het landschap – overeen te komen met een tweedeling in mijn eigen wezen: de danser en de monnik.’

1968 Nooteboom verruilt de Volkskrant voor de Avenue, waarvoor hij jarenlang over de hele wereld reist. Hij wordt erom verguisd: waarom zijn ziel verkopen aan een glossy? Nu danken we aan deze opdrachtgever een uitgebreide bibliotheek aan reisverhalen. ‘Tijdens mijn reizen stop ik regelmatig aan de kant van de weg, en dan ga ik het landschap zitten beschrijven, vanaf een millimeter voor mij tot aan de horizon. (…) Soms koop ik bij de plaatselijke kruidenier tien ansichtkaarten, die ik dan later beschrijf.’

1980 De ridder is gestorven is in 1963 voorlopig Nootebooms laatste roman, waarin niet toevallig een schrijver die zelfmoord de hoofdrol speelt. Hij wil zich niet aan de literatuur overgeven, hij wil leven. Maar ondertussen bereidt hij zich – lezend en levenservaringen opdoend – voor op het schrijverschap waarvoor hij is geboren. Hij is de even intelligente en erudiete als doorleefde en levensechte auteur, wiens proza hoofd en hart kan raken. Rituelen, zijn comeback als romancier, maakt dat in één klap duidelijk.

1989 Nooteboom heeft niet zomaar een ‘nomadische instinct’, zoals hij zegt. Hij weet ook wanneer hij waar moet opduiken. Zo is hij in 1956 getuige van de Sovjet-Russische inval in Hongarije. Vertoeft hij in de meidagen van 1968 in Parijs. En is hij net een jaar gastdocent in Berlijn als in 1989 de muur valt. Zijn waarnemingen resulteert in Berlijnse notities, een onmisbaar boek voor wie die Wende wil begrijpen. Berlijn is ‘de stad waar het lot van Europa werd en wordt gekookt’, gelooft hij.

1992 Het Boekenweekgeschenk Het volgende verhaal kent in Nederland een lauwe ontvangst. Een jaar later bespreekt literatuurcriticus Marcel Reich-Ranicki het in zijn tv-programma Das literarische Quartett. ‘Ik kende het programma nog niet,’ aldus Nooteboom twintig jaar later in een necrologie van de criticus die zijn leven voorgoed op zijn kop zette. ‘Ik heb de uitzending bekeken in een Berlijns voetbalcafé. Hij hield het boek omhoog en zei dat dit het belangrijkste was wat hij dat jaar had gelezen.’ Zo wordt Nooteboom bestsellerauteur in Duitsland en vervolgens de hele wereld.

1998 Dit jaar verschijnt het magnum opus Allerzielen. In het verhaal van Arthur Daane, die bij een vliegtuigongeluk zijn vrouw verliest en vervolgens de wereld over trekt, verwerkt Nooteboom al zijn thema’s, fascinaties en voorliefdes. Het is een boek vol filosofische mijmeringen, waarin hij in discussie gaat met zijn favoriete auteurs en de geschiedenis van zijn tijd overdenkt. De Telegraaf had als kop [bij de recensie]: “Nooteboom sluit de twintigste eeuw af.” Voor één keer moest ik ze gelijk geven.’
2004 Waar krijgt Nooteboom geen eerbewijzen? De Oostenrijkse Staatsprijs voor Europese Literatuur. De Pegasus Prize for Literature. De Premio Grinzano Cavour. Alleen Nederland negeert hem, wil het cliché. ‘Ik wil niet zeggen dat ik in eigen land versmaad werd,’ zegt Nooteboom zelf, ‘dat zou een belediging zijn voor de lezers die ik altijd gehad heb, maar er moest toch wel een biljartstoot via het buitenland aan te pas komen (…) voor ik [in 2004] in Nederland de P.C. Hooft-prijs kreeg.’
(Eerder gepubliceerd in BOEK 6, 2013)

Zie ook hier, hier en hier.

Geen opmerkingen: