1933 Op 31juli wordt Cees Nooteboom in Den Haag geboren als tweede kind van Hubertus
Nooteboom en Johanna Pessers. Als hij zijn zevende verjaardag viert, in het
begin van de Tweede Wereldoorlog, is hij al zeven keer verhuisd. ‘Misschien dat je daar toch een beetje een
onrustig kind van krijgt, denk ik dan’, zo noteert Piet Piryns uit zijn mond in
Met lopen nooit meer opgehouden, als
verklaring voor zijn wanderlust én zijn slechte geheugen. ‘Misschien dat ik
geweigerd heb al die veranderingen in mijn geheugen op te slaan.’
1945 Op 17
maart overlijdt zijn vader – inmiddels gescheiden van zijn moeder en hertrouwd
– aan de verwondingen die hij bij het bombardement op het Bezuidenhout in Den
Haag heeft opgelopen. Nootebooms stiefvader stuurt hem al gauw naar de eerste
van een reeks katholieke kostscholen en internaten. ‘Eén keer moest ik als kleine jongen zelfs bij een pater op schoot gaan
zitten – dat beviel me niks en dat heb ik toen ook duidelijk laten merken.’
1950 Op zijn
zeventiende wil Nooteboom zelf trappist worden. ‘Ik had natuurlijk een chaotische jeugd gehad en dan verlang je naar orde
en regelmaat. (…) Vader abt wist wel raad met mij, hij keek als het ware dwars
door me heen. “Ga eerst maar eens een Latijns boek vertalen.” Ik kreeg een
woordenboek, een blocnote en een potloodje, en daar zat ik dan, moederziel
alleen in een kamertje, me te verdiepen in het leven van, als ik me goed
herinner, de heilige Adelardus. Na een paar dagen was ik van mijn roeping
genezen.’
1954 Nog altijd geen twintig jaar oud geeft hij zijn baantje bij de
Rotterdamsche Bank in Hilversum eraan. Weg wil hij, de wereld in – desnoods
zonder geld. Terug in Hilversum begint hij, zonder dat hij zich realiseerde dat
hij schrijver wil worden, aan Philip en
de anderen, gebaseerd op zijn zwerftochten, die een jaar later zijn
succesvol debuut is. ‘Ik denk, achteraf, dat het succes inderdaad te vroeg is
gekomen. Mijn naam stond op het omslag van een roman, maar maakte dat van mij
een schrijver? Met die vraag heb ik jaren geworsteld.’
1961 Al snel
verdient Nooteboom zijn geld hoofdzakelijk als journalist. Vanaf 1961 krijgt
hij bij de Volkskrant de vrije hand
om overal ter wereld ‘het vallen van de bladeren te verslaan’, zoals hoofdredacteur
Joop Lücker het noemt. ‘Net als
Gabriel García Márquez heb ik de krant altijd een fantastische leerschool
gevonden. Aan mijn journalistieke reportages heb ik misschien wel die lichte
toon te danken waar ze het in Duitsland zo graag over hebben, ook als ik over
zware onderwerpen schrijf.’
1965 Sinds
1965 verblijft Cees Nooteboom iedere zomer op het eiland Menorca in zijn
‘tweede vaderland’ Spanje. Deze liefde loopt uit in het in 1992 gepubliceerde De omweg naar Santiago, hét reisboek
over het brute, anarchistische, chaotische, irrationele, egocentrische en wrede
land. ‘Op de een of andere manier bleek de essentie van Spanje – de meseta, de karigheid van het landschap –
overeen te komen met een tweedeling in mijn eigen wezen: de danser en de
monnik.’
1968 Nooteboom
verruilt de Volkskrant voor de Avenue, waarvoor hij jarenlang over de
hele wereld reist. Hij wordt erom verguisd: waarom zijn ziel verkopen aan een
glossy? Nu danken we aan deze opdrachtgever een uitgebreide bibliotheek aan
reisverhalen. ‘Tijdens mijn reizen
stop ik regelmatig aan de kant van de weg, en dan ga ik het landschap zitten
beschrijven, vanaf een millimeter voor mij tot aan de horizon. (…) Soms koop ik
bij de plaatselijke kruidenier tien ansichtkaarten, die ik dan later
beschrijf.’
1980 De ridder is gestorven is in 1963
voorlopig Nootebooms laatste roman, waarin niet toevallig een schrijver die
zelfmoord de hoofdrol speelt. Hij wil zich niet aan de literatuur overgeven,
hij wil leven. Maar ondertussen bereidt hij zich – lezend en levenservaringen
opdoend – voor op het schrijverschap waarvoor hij is geboren. Hij is de even
intelligente en erudiete als doorleefde en levensechte auteur, wiens proza
hoofd en hart kan raken. Rituelen,
zijn comeback als romancier, maakt dat in één klap duidelijk.
1989 Nooteboom
heeft niet zomaar een ‘nomadische instinct’, zoals hij zegt. Hij weet ook
wanneer hij waar moet opduiken. Zo is hij in 1956 getuige van de
Sovjet-Russische inval in Hongarije. Vertoeft hij in de meidagen van 1968 in
Parijs. En is hij net een jaar gastdocent in Berlijn als in 1989 de muur valt.
Zijn waarnemingen resulteert in Berlijnse
notities, een onmisbaar boek voor wie die
Wende wil begrijpen. Berlijn is ‘de stad waar het lot van Europa werd en
wordt gekookt’, gelooft hij.
1992 Het
Boekenweekgeschenk Het volgende verhaal
kent in Nederland een lauwe ontvangst. Een jaar later bespreekt
literatuurcriticus Marcel Reich-Ranicki het in zijn tv-programma Das literarische Quartett. ‘Ik kende het
programma nog niet,’ aldus Nooteboom twintig jaar later in een necrologie van de
criticus die zijn leven voorgoed op zijn kop zette. ‘Ik heb de uitzending
bekeken in een Berlijns voetbalcafé. Hij hield het boek omhoog en zei dat dit
het belangrijkste was wat hij dat jaar had gelezen.’ Zo wordt Nooteboom
bestsellerauteur in Duitsland en vervolgens de hele wereld.
1998 Dit
jaar verschijnt het magnum opus Allerzielen.
In het verhaal van Arthur Daane, die bij een vliegtuigongeluk zijn vrouw
verliest en vervolgens de wereld over trekt, verwerkt Nooteboom al zijn
thema’s, fascinaties en voorliefdes. Het is een boek vol filosofische
mijmeringen, waarin hij in discussie gaat met zijn favoriete auteurs en de
geschiedenis van zijn tijd overdenkt.
‘De
Telegraaf had als kop [bij
de recensie]: “Nooteboom sluit de twintigste eeuw af.” Voor één keer moest ik
ze gelijk geven.’
2004 Waar
krijgt Nooteboom geen eerbewijzen? De Oostenrijkse Staatsprijs voor Europese
Literatuur. De Pegasus Prize for Literature. De Premio Grinzano Cavour. Alleen
Nederland negeert hem, wil het cliché. ‘Ik
wil niet zeggen dat ik in eigen land versmaad werd,’ zegt Nooteboom zelf, ‘dat
zou een belediging zijn voor de lezers die ik altijd gehad heb, maar er moest
toch wel een biljartstoot via het buitenland aan te pas komen (…) voor ik [in
2004] in Nederland de P.C. Hooft-prijs kreeg.’
(Eerder gepubliceerd in BOEK 6, 2013)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten