Butcher’s Crossing van John Williams deed me denken aan Moby Dick van Herman Melville. In beide gevallen observeert de hoofdpersoon tijdens een reis de leider van de expeditie en zijn allesverslindende obsessie voor een dier. In Butcher’s Crossing zijn dat de bizons, in Moby Dick is dat – iedereen weet het – de gelijknamige walvis. In beide gevallen verblindt de obsessie de personages en leidt het blinde doorzettingsvermogen tot hun val. Ik zeg het wat algemeen. Dan klopt de overeenkomst tenminste.
Het grote verschil is de reikwijdte van de val. Melville laat met kapitein Ahabs jacht op de witte walvis de irrationele kracht van de menselijke heerserszucht over zijn omgeving zien – een door jaloezie en wraakzucht gedreven kracht die zo groot is dat hij ons ten gronde kan richten. In ieder mens zit in potentie die kracht die ons fataal kan zijn.Williams toont hoe futiel de drang kan zijn om de natuur te overwinnen. Ik wil niet te veel verklappen over de afloop van Butcher’s Crossing (helemaal niets eigenlijk), maar Miller – die de buffeljacht leidt – moet aan het slot concluderen dat zijn inzet en volharding om de ultieme slag te slaan tevergeefs is. De mens is niet langer geïnteresseerd in buffelhuiden, de zijne zijn niets meer waard. (excuus dat ik toch te veel heb verklapt). Ieder mens zal zich uiteindelijk moeten overgeven aan krachten die groter zijn dan hemzelf. Krachten zo onbeduidend als de grillen van de mode, maar die een mens toch onmogelijk kan beheersen.
John Williams doceerde decennia literatuur aan de universiteit van Denver. Het zou me daarom verbazen als de overeenkomst met Moby Dick toevallig was. Al is er, dat besef ik, natuurlijk meer te zeggen over Miller. Hij is bijvoorbeeld ook de man die het juiste moment voorbij laat gaan en daar een prijs voor moet betalen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten