woensdag 16 maart 2016

Van Reybrouck laat in Boekenweekessay 'Zink' voelen wat de geschiedenis met je doet (Athenaeum.nl)

Emil Rixen wisselde maar liefst vier keer van nationaliteit in amper een kwart eeuw. Het had een blijvende en desastreuze invloed op zijn leven. Of: hoe de geschiedenis diep kan ingrijpen in het leven van een individu. Daarover gaat het Boekenweekessay Zink van David Van Reybrouck

De geschiedenis is een keten van gebeurtenissen. Neem de geschiedenis van Neutraal Moresnet, het mini-landje dat van 1816 tot 1920 direct onder Vaals lag ingeklemd tussen Nederland, België en Duitsland. Het ontstond omdat Nederland en Pruisen het niet eens werden over de interpretatie van de afspraken bij het Congres van Wenen. Het bestond een eeuw als vrijhaven waar belastingontduikers, ongewenst zwangere dienstmeisjes en alcoholstokers terecht konden. En het ging ten onder na de Eerste Wereldoorlog toen de kaart van Europa opnieuw werd getekend. 
Maar geschiedenis gaat altijd over mensen. Dat onderstreept David Van Reybrouck in zijn elegant Boekenweekessay Zink. Hij kan er niet omheen om ook de feiten over Moresnet te geven. En dus schrijft uitgebreid over de reden waarom Nederland en Pruisen deze strook land van 344 hectare wilde hebben: de lucratieve zinkmijn Altenberg (of Vieille Montagne, in het Frans). Juist in die tijd had een plaatselijke chemicus ontdekt hoe je zuiver zink kon winnen uit het erts calamien. Maar dat is niet de essentie van het essay.
De kern is dat er mensen leefden die de geschiedenis moesten ondergaan. Mensen zoals Emil Rixen. De hoofdpersoon van Zink werd geboren in 1903 als zoon van zo'n gevlucht dienstmeisje. Hij stierf in 1971 als een gebroken man die – zoals Van Reybrouck schrijft – 'de laatste twintig jaar van zijn leven voornamelijk bij het raam had gezeten. Hoestend, rochelend, rokend. Zijn pijp verbrandde meer lucifers dan tabak. Geduldig en vriendelijk schilde hij de aardappels en sneed hij de prei.' In de tussenliggende jaren had hij niet minder dan vijf nationaliteiten gehad. Dat breekt een mens.
Ga maar na. Rixen werd geboren als inwoner van Neutraal-Moresnet. Na de inval van het Duitse Rijk, die het gebied als Duits beschouwde, werd hij geacht Duitser te zijn. Na de oorlog werd hij Belg. In de Tweede Wereldoorlog gebeurde precies hetzelfde: de nazi's maakten hem Duitser, de bevrijding maakte hem weer Belg. Vanzelfsprekend bracht dat verplichtingen met zich mee. Zo verblijft Rixen in de jaren 1920 als Belgisch soldaat in bezet Duitsland. In 1944 sturen de nazi's hem naar het front – en al deserteert hij, Rixen wordt toch als krijgsgevangene afgevoerd naar een werkkamp.

'Aanvankelijk slapen de gevangenen in tenten van zeildoek, na verloop van tijd bouwen ze zelf krakkemikkige hutjes van planken, karton, golfplaat en aarde. De leefomstandigheden zijn erbarmelijk. De mannen dragen hun oude versleten uniforms en kapotte laarzen, maar zelfs daarover beschikte Emil niet: hij is in burger op het moment van zijn arrestatie. Oude Amerikaanse legerjassen worden uitgereikt, schoenen gelapt. Ze leven met zijn zessen in één hut. De bewoners maken van oude olievaten en metalen legerkisten slecht trekkende kacheltjes. De wind afkomstig van het Kanaal giert door de kieren, de regen sijpelt naar binnen. Bronchitis en longontsteking zijn de meest voorkomende aandoeningen.'

Het zijn dit soort passages waarom iemand Zink moet lezen. Met zijn perfect gevoel voor treffende beelden laat Van Reybrouck zijn lezers daadwerkelijk voelen hoe de oneindige keten van gebeurtenissen iemand kan knakken. In feite had dit boek ook over iets heel anders kunnen gaan. Over een inwoner van de Balkan die meemaakt hoe zijn Ottomaanse Rijk in de jaren 1910 versplintert – ik noem maar iets. De enige reden dat dit boek over Neutraal Moresnet moest gaan, was omdat het een – vluchtige – link heeft met het Boekenweekthema van dit jaar.
Wie werkelijk de geschiedenis van Neutraal Moresnet wil weten kan dan ook beter terecht bij het vrijwel tegelijkertijd verschenen Moresnet van Philip Dröge. Ook al beschrijft hij de geschiedenis aan de hand van een stoet van personages op een aantrekkelijke en fascinerende manier, het is en blijft het geschiedverhaal dat Dröge vertelt – inclusief opsomming van alle commissarissen en burgemeester van het landje en een kleine beschouwing over soortgelijke 'ongelukjes bij het trekken van grenzen', zoals hij het noemt.
Voor Van Reybrouck hoef je juist niets te willen weten van het landje. Hem lees je om een dieper inzicht te verkrijgen. En om te genieten van zijn zo fijngeslepen pen. Daarom nog een citaat – waarin de jonge Emil Rixen vlak na het einde van de Eerste Wereldoorlog zijn aanstaande vrouw Jeanne Lafèbre. Let op het heerlijke ritme van de zinnen. Onderga de kracht van deze taal om je de situatie meteen voor ogen te zien.

'De schiettent, de grabbelton, de werptent, de draaimolen, de kop van Jut: het is kermis in Kelmis, eindelijk kleur na jaren vol puin en gruis en kruit. Hoe armetierig ziet een kermis er in de jaren na de oorlog uit? Is er een luchtschommel? Hangen er lampionnetjes? Waar zijn de degenslikker, de worstelaar, de vrouw met de baard? We weten het niet. Een knappe jongeman ziet een guitige jonge vrouw met volmaakte wenkbrauwen, dat weten we wel, maar het gesprek, het helse karwei van het eerste gesprek, verloopt vermoedelijk nogal moeizaam.'

Zie ook:

Geen opmerkingen: