Het Nederlands-Vlaamse gastlandschap op de Buchmesse van
1993 gaf een enorme impuls aan de vertaalcarrière van Marlene Müller-Haas. Het
gastlandschap dit jaar kan hetzelfde betekenen – voor haar en een nieuwe
generatie vertalers.
Het Vertalershuis in Amsterdam, vlak achter het
Concertgebouw, is vertrouwd terrein voor Marlene Müller-Haas. ‘Sinds het begin
in 1994 of 1995’, denkt de vertaalster Nederlands-Duits hardop, ‘heb ik ieder
jaar wel een maand hier gezeten.’ Heeft ze daarom kamer 1 – met afstand de
grootste van alle verblijven? Of is die voor de beste vertaler? ‘Ik geloof dat
ze die aan oude of gehandicapte vertalers geven’, zegt ze met een gepijnigde
blik van: ik ben verdorie al 67 jaar. De vertaalster van Thomas Rosenboom, Charlotte Mutsaers,
Armando en vele anderen komt hier graag. Weg van alle verplichtingen in Berlijn
kan ze rustig en geconcentreerd doorwerken. Maar niet alleen dat. Met auteurs
die ze vertaalt, overlegt ze makkelijker. Ze krijgt in boekhandels een goed overzicht
van wat er verschijnt in Nederland. Ze discussieert met collega’s die tegelijk
in het Vertalershuis zitten. Ze haalt contacten aan met uitgevers. ‘Amsterdam
is echt het centrum van de uitgeverij bij jullie. In Duitsland zijn
uitgeverijen verspreid over het land en moet ik meer per mail en telefoon
afhandelen.’
Deze maand werkt ze aan de Duitse versie van Ik kom terug van Adriaan van Dis –
alweer het vijfde boek dat ze van hem doet. Het zal rond de Frankfurter
Buchmesse verschijnen als Das verborgene Leben
meiner Mutter. ‘Hij zat bij Hanser. Echt een literaire uitgeverij met allemaal
Nobelprijswinnaars. Dit verschijnt bij een publieksuitgeverij: Droemer Knaur.
Misschien krijgt Van Dis, ook door de commerciële trekkracht van de titel, dan
eindelijk een bestseller. Het gebeurt me niet vaak dat mijn vertalingen
bestsellers worden.’
De dag voor het interview heeft ze zich nog tweeëneenhalf
uur met de Libris Literatuur-prijswinnaar over de vertaling gebogen. Heel
prettig. ‘Van Dis beheerst
het Duits niet perfect, maar ik kan hem wel duidelijk maken wat de
mogelijkheden zijn. Hij vindt klank en ritme heel belangrijk. Ik zoek daarom
oplossingen die ook voor hem goed klinken.’
De carrière van Müller-Haas loopt bijna synchroon met de
opkomst van de Duitse belangstelling voor Nederlandse literatuur. Ze had na
haar studies kunstgeschiedenis, Duits en Nederlands, waarvoor ze ook enige tijd
in Amsterdam heeft gewoond, altijd vertaald. Maar: nooit professioneel. Het
waren bijvoorbeeld teksten van professoren die langskwamen aan de Freie
Universität Berlin waar ze werkte. Of gastschrijvers die naar dezelfde
universiteit kwamen.
Pas rond de tijd dat Nederland en Vlaanderen, in 1993,
gastland in Frankfurt waren, durfde ze het aan om de zekerheid van een vaste
baan op te geven. ‘Helga van Beuningen [vertaalster van o.a. Nooteboom en Van
der Heijden, md] moedigde me altijd aan te gaan vertalen, maar ik wilde graag
een ordelijk bestaan met iedere maand mijn salaris. Tot ik werd gevraagd, als
een van de vijf, om een proefvertaling te maken van Harry Mulisch’ De toekomst van gisteren. Ik kreeg de
opdracht. Daarna volgde Tralievader
van Carl Friedman. Zo begon het te lopen.’
Door de enorme gretigheid naar alles wat uit Nederland kwam,
was er werk genoeg. ‘Ik dacht: ik geef mezelf vijf jaar. Is het dan niet gelukt,
dan ga ik wel in het volwassenonderwijs werken. Maar er waren altijd nieuwe
boeken. Het is alleen jammer dat mijn vaste auteurs niet veel publiceren. De
vertalers van bijvoorbeeld Arnon Grunberg en A.F.Th. van der Heijden zijn
altijd verzekerd van nieuwe opdrachten. Ik weet niet altijd hoe het verder gaat.’
De winnares van de Else Otten Übersetzerpreis in 2002 voor Kirschenblut van Charlotte Mutsaers moet
soms veel inspanningen verrichten om een titel die zij de moeite waard acht,
onder te brengen bij een Duitse uitgeverij. Voor haar vertaling van de
biografie van Helene Kröller-Müller door Eva Rovers heeft ze zelfs zelf
allerlei fondsen moeten aanboren – inclusief privésponsor – om de uitgave
mogelijk te maken. Het duurde vijf jaar voor Athena Verlag binnenkort de
vertaling publiceert.
‘Uitgevers vinden plot vaak belangrijk’, zegt Müller-Haas.
‘Of als een boek een andere kijk op een thema heeft. Zo was Duitsland lang
gefascineerd door de poldercultuur. Alles is in Nederland denk- en
bespreekbaar. Zo heb ik een keer een non-fictieboek over euthanasie voor Mabuse
Verlag kunnen doen. Nederlandse schrijvers zijn ook omgangstaliger. Dat is
lastig in discussie met Duitse redacteuren, die de taal soms mooi glad willen
maken. Maar juist Nederlandse non-fictie wordt door de losse omgang met taal
toegankelijker dan Duitse. Dat maakt ze gewild.’
Het is prettig, vindt de vertaalster, dat het nieuwe
gastlandschap van Nederland en Vlaanderen de belangstelling voor onze
literatuur een nieuwe impuls geeft. Dat was zo langzamerhand nodig, het aantal
vertalingen liep terug. Nu krijgt een volgende generatie een kans. ‘David van Reybrouck, Peter Terrin, Peter Verhelst, Yves Petry’, somt ze op – geen
van allen auteurs van haar. ‘Ik heb wel lang aangedrongen om Petry te doen,
maar juist De maagd Marino wilde ik
niet. Te confronterend, die roman.’
Van haarzelf verschijnen dit jaar zes boeken in het Duits.
‘Vorig jaar maar een: Post voor mevrouw
Bromley van Stefan Brijs. En nu is er opeens ruimte voor bijvoorbeeld IV van Arjen Lubach en de
Kröller-Müllerbiografie. Twee boeken waar ik erg trots op ben. Maar het blijft
afwachten hoe het na de Buchmesse verder gaat. Welke Nederlandstalige auteurs
worden echt opgepikt in Duitsland? Zelf heb ik nog maar een nieuw project
staan: een selectie van de brieven van Van Gogh.’
Dus om te zeggen: er zijn veel meer nieuwe vertalers
Duits-Nederlands nodig? Nee. ‘Dankzij de zomercursussen van het Expretisecentrum
Literair Vertalen zijn er de laatste jaren goede nieuwe vertalers bijgekomen.
Zij krijgen dankzij de Frankfurter Buchmesse dit jaar kans om te laten zien wat
ze kunnen. De beste daarvan zullen de nieuwe auteurs die aanslaan in Duitsland
kunnen blijven doen.’
Sinds Müller-Haas toch voor het onzekere bestaan van
vertaler koos, is de honorering iets verbeterd. ‘Maar zo goed als in Nederland
is het niet, waar je vanaf het eerste exemplaar ook royalty krijgt. Je moet
vooral over de honorering per bladzijde goed onderhandelen. Ik ben daar slecht
in. Ik zit op het gemiddelde volgens de enquête van de Verband
deutschsprachiger Übersetzer van 20 euro per bladzijde. Er zijn die meer
krijgen. Al blijft het te weinig voor literarisch
anspruchsvolle Bücher.’
Subsidies zijn er nauwelijks. De VdÜ deelt beurzen uit, maar
de kans dat een aanvraag wordt gehonoreerd is zo klein dat Müller-Haas er nooit
meer één indient. ‘Dat kost me een week werk. Dan vertaal ik liever. Het geeft
ook niet. Ik vertaal regelmatig teksten over kunst, voor catalogi en zo. Dat
betaalt véél beter. Daarmee zit ik gemiddeld op een acceptabel inkomen. En zolang
ik er plezier in blijf hebben – en dat wordt ook niet minder, omdat ik
iedere keer zo veel bijleer – ga ik ermee door.’
Ze hoopt dan ook nog vaak naar het Vertalershuis te komen.
Maar dan het liefst in kamer 5.
‘Voor het licht en de grotere rust. Vijf zit aan de achterkant.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten