Techniek verrijkt ons leven. Kan techniek ook ons lichaam verbeteren? De zogeheten transhumanisten menen in ieder geval van wel. Mark O’Connell schreef een tot nadenken stemmend boek over deze kleurrijke technofuturisten.
De mens is een machine, nietwaar? Dat geloven we in het westen al sinds de zeventiende eeuwse filosoof René Descartes die vergelijking voor het eerst trok. Waarom kunnen we dan niet ons brein operatief vervangen door een nieuwe met drie keer zo veel microprocessors om het sneller en efficiënter te laten werken? En waarom takelt ons lichaam nog altijd af na een onwaarschijnlijk korte periode van een paar decennia?
Volgens de transhumanisten – zij die geloven dat de mens de door de natuur gestelde grenzen kan doorbreken – is het een kwestie van tijd voordat de belofte van Descartes' gedachtengoed wordt waargemaakt, vertelt de Ierse journalist Mark O’Connell. Voor zijn boek De mensmachine dook hij in de bonte wereld van neurowetenschappers, bio-hackers en gerontologen die ervan overtuigd zijn dat de technologie zo ver is gevorderd dat we de mogelijkheden van lichaam en geest drastisch kunnen uitbreiden.
Neem de van oorsprong Nederlandse computerkundige Randal Koene. 'Uit diepe frustratie met de beperkingen van het lichaam, waardoor hij zo veel meer nietdan welkan meemaken, probeert hij via zijn stichting wetenschappelijk onderzoek te ondersteunen om op termijn lichaam en de geest te kunnen scheiden. Hij wil een geest kunnen uploaden op een computer, inclusief alle herinneringen. Voor hem is dat een volstrekt realistisch streven.'
Zelf is O’Connell terughoudend. Ook na langdurige gesprekken hebben de transhumanisten hem er niet van kunnen overtuigen dat de menselijke machine fundamenteel kan worden verbeterd. 'Voor mij is het een extreme fantasie dat er bijvoorbeeld nu al mensen rondlopen die eeuwig leven, zoals Aubrey de Grey beweert, omdat de medische wetenschap steeds sneller vooruitgang boekt dat we het lichaam eindeloos kunnen regenereren.'
Bovendien: waarom zou je dat willen: eeuwig leven? 'Het lijkt me even erg als zelfmoord te moeten plegen. Dankzij de dood proberen we tenminste iets van het leven te maken. Maar als je dat zegt, beschuldigen transhumanisten je ervan dat je de dood goedpraat omdat je er niets tegen kunt doen. Zij vechten tegen die ideologie. In wezen hebben ze daar gelijk in. De dood is voor iedereen totaal onacceptabel. Niemand wil zijn geliefden zien sterven.'
Precies daarin zit de aantrekkingskracht van het transhumanisme. De techniek als verlossing. 'Velen van hen beschouwen zichzelf als puur rationeel. Maar hun vertrouwen in de wetenschap is zó groot dat hun logisch doorredeneren vervaagt tot religieus denken' zegt O’Connell. 'Precies zoals het christelijk geloof een antwoord biedt op onze existentiële verlangens en angsten, zo doet de techniek dat voor hen.'
De auteur vindt het dan ook typisch dat transhumanisten niet nadenken over een wereld waarin ieder lichaam is geperfectioneerd of eeuwig behouden blijft. 'Ze hebben wel persoonlijke visioenen. Iemand in het boek droomt van seksbots: AI-robots om seks mee te hebben. Maar op een maatschappelijk niveau? Hoe al die mensen moeten worden gevoed? En leidt seks dan nog tot nog meer mensen? Dat zijn geen vragen die ze zichzelf stellen.'
Daarbij: alle problemen die met hun ideaal gepaard gaan kunnen óók door techniek worden opgelost. 'Als transhumanisten al een beeld schetsen van een wereld na de singuraliteit – het moment waarop mens en moment samensmelten – heeft dat iets van een twintigste eeuwse scifi-roman. Dan zijn we getransformeerd tot data die in de cloud rondzweeft. En als we nog een soort lichaam hebben, hebben we de ruimte gekoloniseerd.'
Anders dan de transhumanisten hecht O’Connell aan zijn lichaam. 'Voor hen is het lichaam een machine die een aantal functies verricht. Ik maak geen onderscheid in lichaam en geest. Van liefde tot angsten, al die ervaringen zijn nauw verbonden met mijn lichaam. Het ironische is wel dat sommige transhumanisten juist vanwege hun filosofie hun lichaam niet zo goed verzorgen als jij en ik. Machines zijn immers vervangbaar.'
Toch is De mensmachinegeschreven met een mengeling van respect en scepsis. Niets is saaier, vindt de auteur, dan mensen belachelijk maken om hun extreme ideeën. 'Het is veel interessanter om ernaar te kijken met een sociologische bril. De vergelijking tussen het lichaam en machine is zoals gezegd eeuwenoud. Wat zegt het dan over onze maatschappij en onze cultuur dat juist nu de uiterste conclusie wordt getrokken dat de machine kan worden verbeterd?'
Zo is het niet toevallig dat transhumanisme relatief veel aanhangers heeft in Silicon Valley – de bakermat van de huidige technologische revolutie. 'Denk aan Google's Ray Kurzweil, Tesla's Elon Musk of Paypals Peter Thiel. Zeker de laatste investeert veel geld. In bijna alle start-ups, projecten en stichtingen die ik in mijn boek beschrijf duikt op een of andere manier zijn geld op. Ook in de bedrijven waar Randal Koene mee samenwerkt.'
Mark O’Connell, De Mensmachine. Hoe we de dood kunnen overleven, vertaald door Jelle Noorman (Podium, 288 pagina's, € 21,50)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten