Tientallen neerlandici van buitenlandse universiteiten reisden vorige maand naar Vlaanderen en Nederland voor een Taalunie Docentencursus. Zij zien de nascholingscursussen als een unieke kans om te ontdekken wat in het taalgebied zelf gebeurt aan taal- en letterkundig onderzoek. En om te netwerken natuurlijk.
Júlio Monteiro, adjunct-hoogleraar aan de faculteit vreemde talen en vertaalkunde van de universiteit van Brasília, opereert volstrekt in zijn eentje. In heel Brazilië is er niemand anders die Nederlands doceert. En hij doet het er ook maar bij. Naast zijn lessen Spaans en vertaalkunde geeft hij ieder jaar het bijvak Nederlands aan zo'n honderd studenten geschiedenis of internationale betrekkingen, die de taal voor hun latere carrière willen leren. Zelf verwierf hij de taal omdat hij in Suriname opgroeide.
'De universiteit wil internationaler worden en daarom meer talen aanbieden dan alleen Engels', vertelt hij enthousiast. 'En dan zeker Nederlands, omdat Nederland enige decennia een kolonie in Brazilië had en wij daarom nog altijd een nauwe band met Nederland hebben. Voor mij persoonlijk is het ook belangrijk omdat ik Suriname bekender wil maken. Het is een buurland, maar heel onbekend bij ons. Helaas zijn de mogelijkheden om aandacht te geven aan de taal héél beperkt.'
Daarom vindt Monteiro de docentencursussen van de Taalunie voor docent-onderzoekers NVT en Neerlandistiek in het buitenland een unieke kans. Zo uniek dat hij het er zelfs voor over heeft om het vliegticket uit eigen zak te betalen. 'Ik heb geen formele opleiding Nederlands gehad. Ik heb een PhD in letterkunde, ben eigenlijk vertaler. Hier kan ik in contact komen met anderen die in het buitenland doceren. Ervaringen uitwisselen, netwerken. En ook de geboden colleges zijn heel interessant en nuttig.'
Midden augustus vond de tweede editie van deze docentencursussen nieuwe stijl plaats. In Leuven en Amsterdam waren programma's georganiseerd op het gebied van didactiek, taal en cultuur. In Utrecht was een nascholingscursus over de internationale positie van het Nederlandse taal en cultuur. Monteiro had zich ingeschreven voor het laatste programma, samen met een twintigtal docent-onderzoekers uit landen zo uiteenlopend als China, Hongarije, Indonesië, Bulgarije en Zuid-Afrika.
Geen van de andere deelnemers opereert noodgedwongen zo solistisch als Monteiro, die – met enige ironie – spreekt over zijn 'eenzaamheid' in Brasília. Maar allemaal hebben ze vergelijkbare redenen om naar Utrecht af te reizen. Of je nu in Kaapstad, Wrocławof Minsk Nederlands doceert, iedereen is zo ver van het gebied waar de taal wordt gesproken en bestudeerd dat het moeilijk is om contacten met collega's te onderhouden. Die vaak wél met overeenkomstige uitdagingen kampen en soortgelijke onderzoeken verrichten.
'Als schrijver is het makkelijker om contacten te maken dan als onderzoeker,' vertelt Sonja Loots, docent Afrikaans en Nederlands aan de Universiteit van Kaapstad én auteur van onder andere de prijswinnende roman Sirkusboere(2011). 'Door onze geschiedenis krijgt het Afrikaans aan onze universiteiten vaak een negatieve benadering. Zozeer dat ik niet altijd overtuigd ben van de zin van wat ik doe. Hier is juist veel belangstelling voor het Afrikaans en voor wat ik doe. Dat geeft me nieuwe energie.'
'Deze cursus biedt een geweldige mogelijkheid om te netwerken', meent Jevgeni Joerjev, docent mondelinge vertaling Nederlands aan de faculteit tolken en vertalen van de Linguïstische Staatsuniversiteit Minsk. 'Maar ook om je Nederlands op te frissen, gewoon door hier rond te lopen en te horen wat mensen tegenwoordig zeggen. Het is voor mij alweer zes jaar geleden dat ik hier was.' Loots valt hem bij: 'Hier hoor ik dat ik me de plek waar ze Nederlands praten echt bestaat; dat ik het me niet alleen verbeeld heb.'
'Ik was ook benieuwd naar welke onderzoeken hier worden gedaan', vervolgt Joerjev. 'Daardoor kan ik mijn studenten beter aanraden in welke richting zij onderzoek kunnen doen en wat juist ouderwets is.' Dat vindt ook Małgorzata Dowlaszewicz, assistent-professor van de universiteit van Wrocław. 'Hier ontdek ik of onderzoeken al zijn gedaan. Dan hoeven wij dat niet te herhalen, maar kunnen er juist op voortbouwen. Er zijn grote databases met teksten gemaakt. Die kunnen we het best in internationaal verband onderzoeken.'
Ook de inhoud van de cursus is dus nadrukkelijk reden om naar Utrecht te komen. Vier dagen volgden de deelnemers, die allen ook onderzoek verrichten, een programma rond elke dag een andere discipline: vertaalwetenschap, taalkunde, letterkunde en taalverwerving & interculturele communicatie. Nieuw dit jaar was de leerlijn digital humanities. Binnen elke discipline werd aandacht besteed aan digitale bronnen en hulpmiddelen. 's Avonds was vaak een informeel programmaonderzoek, zoals een poëziewandeling.
'In Polen wordt wel veel gesproken over digital humanities, maar er eigenlijk weinig aan gedaan', vertelt Dowlaszewicz – wier vakgroep met twintig medewerkers onder wie vijf hoogleraren wél groot is. 'Ik bestudeer Middelnederlandse literatuur. Maar: met corpora. Ik voel me ook niet goed thuis in al die nieuwe technieken. Ik vind het daarom heel leerzaam om hier bijvoorbeeld van Els Stronks te horen hoe de computer is gebruikt voor onderzoek naar de auteur van het Wilhelmus.'
'Bij ons geldt hetzelfde', reageert Loots. 'Digital humanties is hip op de campus. Ik ben benieuwd wat ik daar mee zou kunnen. Ik ben daar nog niet van overtuigd, omdat ik het in mijn directe omgeving nog weinig zie in letterkundig onderzoek. Daarom was het wel zo interessant om een lezing te horen over contrastieve analyse. Dat maakt het bijvoorbeeld mogelijk om het Maleis en het Afrikaans goed met elkaar te vergelijken – er zit immers veel Maleis in het Afrikaans.'
Na afloop gingen de deelnemers overladen met nieuwe kennis en inzichten naar huis. Dat bedoelen ze letterlijker dan je misschien zou vermoeden. Onderdeel van de docentencursus was een tijdelijk lidmaatschap van een maand van de universiteitsbibliotheek in Utrecht. Dat betekent: toegang tot een schat aan vakliteratuur waar in het buitenland moeilijk aan te komen is. Bijna allemaal gaan ze 's avonds daarom niet de kroeg in, maar zitten ze tot laat artikelen te verzamelen om later in Brasília of Minsk te bestuderen.
Uiteindelijk leidt dat tot nieuwe onderzoeken en publicaties. Zoals in de tweewekelijkse column (1) van Loots in de Afrikaanse krant Rapport. Daarvoor gebruikte ze het verhaal van Joerjev over de vroeg-twintigste eeuwse avonturenroman van Louis-Henri Boussenard over de Boerenoorlog, dat hij op twaalfjarige leeftijd van zijn Wit-Russische ouders met nieuwjaar cadeau had gekregen, om aan te tonen hoe boeken door tijden en over grenzen reizen. En dat is nog maar het begin.
(Eerder gepubliceerd op Taaluniebericht.org)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten