Herman Koch heeft zijn eigen stijl gevonden. De 57-jarige schrijver moest er lang naar zoeken. Zijn werk voor televisie zat hem in de weg. Maar nu lijkt het schrijven hem moeiteloos af te gaan. Zijn nieuwe roman is zelfs beter dan de roman waarmee hij doorbrak naar een groot publiek. Zomerhuis met zwembad is perfect van opbouw en met merkbaar veel plezier geschreven.
'Vroeger zeiden mensen weleens: in je boeken ben je niet zo leuk als op tv'
Marc Schlosser is huisarts in een wijk vol toneelspelers, schrijvers en balletdansers. Als hij iets heeft geleerd van de uitnodigingen die hij krijgt voor vernissages, boekpresentaties en premières is het wel dat je de kunstenaar nooit moet vertellen wat je van zijn werk vindt. Nooit. Al die artistieke types raken alleen maar van slag van een eerlijke mening. Zorg dat je gezien bent. Zeg dat je de voorstelling fantastisch vond. Bewonder het ontroerende einde. Drink je glas champagne leeg. En je kan naar huis.
Alleen tegen zijn schepper hoeft de hoofdpersoon van Zomerhuis met zwembad zich niet in te houden. Herman Koch (1953) kan alle kritiek hebben. ‘Tijdens lezingen probeer ik de mensen in de zaal uit te lokken om te zeggen wat ze echt van Het diner vinden,’ zegt hij. ‘Ik heb er een paar trucjes voor om mensen iets negatiefs te laten zeggen. “Dat lange stuk in het midden was wel vervelend, hè,” zeg ik. Of: ‘Wie vond het jammer dat de hoofdpersoon een ziekte had?” Dan krijg je tenminste discussie.’
Maar welke kritiek kun je hebben op zijn nieuwe roman? Zomerhuis met zwembad is een meeslepende whodunnit. Waarom is Marcs patiënt Ralph Meier dood? Waarom maakt de weduwe hem uit voor moordenaar en moet hij bij het Medisch Tuchtcollege verschijnen? Koch geeft steeds precies zo veel antwoord op de vragen die hij oproept dat de lezer geïntrigeerd doorleest zonder ooit het gevoel te krijgen dat de auteur bewust informatie voor hem achterhoudt.
Prachtig om te lezen zijn de fantastische medische scènes waarin het boek grossiert. Over het effect op een duik in een koude zee met een volle maag. De operatie aan zijn ontstoken oog die Marc bij zichzelf uitvoert. Of de HIV-besmetting die een homoseksuele komiek heeft opgelopen omdat hij niet naar de mondhygiënist is geweest en toch iemand in zijn mond heeft laten klaarkomen. Steeds geven de zakelijke gepresenteerde details van de huisarts je de kriebels – of lachstuipen.
De perfecte opbouw en het merkbare schrijfplezier maken Zomerhuis met zwembad beter dan Het diner, waarmee Koch twee jaar geleden doorbrak naar het grote publiek. De erfelijke ziekte van hoofdpersoon Paul Loman als verklaring voor zijn gewelddadig gedrag ontnam – voor mij – de urgentie aan het ethisch dilemma dat de auteur opwierp: wat als je kind een misdaad heeft gepleegd? Ook de lange bekentenis van Paul over de oorsprong van de ziekte haalde – voor mij – de vaart uit het verhaal.
‘O ja?,’ reageert Koch. ‘Ik ben eigenlijk blij dat je dat zegt. Ik vind Zomerhuis met zwembad zelf ook beter. Al vanaf het moment dat ik de eerste pagina’s had geschreven. Een huisarts die meteen losgaat: over zijn praktijk, de consulten van twintig minuten, het inwendig onderzoek. Iedere keer als ik die eerste vijf pagina’s overlas, dacht ik: ja, dit is leuk. Het is een verteltoon die me kennelijk ligt. Geen enkel boek heeft me ook zo weinig moeite gekost. Het was alsof het boek er al was.’
Hij vergelijkt Paul Loman met Marc Schlosser. ‘Het diner is een portret van iemand die verhult maar gedwongen wordt alles te bekennen. Alsof hij iemand is die vertelt dat hij niet meer bij ABN/AMRO werkt, vanwege “persoonlijke redenen”, en na lang aandringen toegeeft dat hij uit de kas heeft gestolen. Zomerhuis met zwembad is juist een portret van iemand die direct voluit gaat, alles zegt wat hij vindt, met niemand rekening houdt. Heerlijk, dat allemaal op te schrijven.’
Kochs werk lijkt sterk plotgedreven. Dat maakt het ook moeilijk om meer over Zomerhuis met zwembad te vertellen. Ralph ontmoet Marcs vrouw Caroline op een première, kijkt verlekkerd naar haar ‘als naar een smakelijk hapje’, en nodigt Marcs gezin prompt uit om tijdens de vakantie langs te komen bij het zomerhuis uit de titel, waar hij zelf met zijn gezin verblijft. Dit moet genoeg zijn. Elk detail dat je aan deze synopsis toevoegt, zou iets van het leesplezier verpesten.
‘Toch begint het voor mij met een stem’, zegt Koch. ‘Ik bedenk nooit eerst een dichtgetimmerd plot. Juist het openhouden van de mogelijkheden geeft me het plezier om ‘s ochtends weer door te werken aan een boek. Ik denk hooguit zo’n dertig bladzijdes vooruit. Ik heb wel altijd het einde voor ogen. Niet meer dan de laatste scène. Met welke plotwendingen ik daar moet komen, weet ik vaak pas op het laatste moment. In deze roman was dat twee dagen van tevoren.’
De consequentie van die aanpak is dat Koch ook veel mogelijkheden móet openlaten. ‘In het begin van Zomerhuis met zwembad zitten twee gesprekken die worden afgebroken. Ralph die op zijn sterfbed tegen Marc zegt dat hij tegen haar moet zeggen dat het hem spijt. En zijn vrouw Judith die Marc uitmaakt voor moordenaar. Van beide gesprekken wist ik toen nog niet hoe die verder zouden gaan. Maar toen ik het had, hoefde ik maar een of twee zinnen in deze dialogen te veranderen.’
Om dezelfde reden – het behoud van zijn eigen schrijfplezier – doet Koch geen research. Al die ziektes die Marc uitputtend beschrijft, heeft de auteur verzonnen. ‘Stel je voor: heb ik mooi idee, blijkt uit de research dat het niet kan. Zonde. Er zal na verschijnen best een specialist opstaan die roept: dit kan niet. Maar dat maakt me niet uit. Als het voor de gemiddelde lezer maar geloofwaardig is. En dat is het. Uit mijn eigen vrienden- en familiekring ken ik genoeg echte ziektegeschiedenissen.’
Ook al vindt Koch zijn nieuwe roman beter dan Het diner, zijn grootste succes blijft hem zeer dierbaar. In het spoor van 450.000 verkochte exemplaren groeide ook de belangstelling voor zijn eerdere werk. Stap voor stap brengt zijn nieuwe uitgeverij Ambo/Anthos daarom zijn hele oeuvre – zeven romans, vier verhalenbundels – opnieuw in een uniforme vormgeving op de markt. Alleen zijn columns hoeven van Koch niet te worden herdrukt. Te tijdgebonden.
Als te zijner tijd een selectie verschijnt van zijn beste en nooit eerder gebundelde verhalen, kan iedereen lezen dat Koch niet altijd een auteur van zulke plotgedreven boeken is geweest. Sinds hij – zeventien, achttien jaar oud – ontdekte dat hij ‘van het schrijven best wel eens mijn beroep kon maken’, prutste hij eindeloos aan korte vormexperimenten die dertig jaar geleden in de mode waren. Een verhaal in de vorm van een reisgids bijvoorbeeld, zoals ook de Oostenrijker Peter Handke die toen schreef.
‘Het eerste verhaal dat ik naar een literair tijdschrift stuurde, werd gelijk geplaatst. In Newfoundland, dat maar kort heeft bestaan. Ik had er lang mee gewacht omdat ik mijn verhalen nooit aan iemand durfde te laten lezen, behalve dan aan vrienden. Ik zat er maar aan te schaven en te verbeteren. Later bracht ik acht verhalen naar de uitgeverij van Newfoundland. Zij raadde me aan ze nog eens om te werken. Daar had ik geen zin meer in, ik wilde deze publiceren en iets nieuws schrijven.’
Gelukkig wilde Meulenhoff de verhalen wel ongewijzigd publiceren. De voorbijganger kende weinig succes. ‘Ik schaam me totaal niet voor deze verhalen. Het is jeugdwerk. Maar in wat het is, is het best gelukt. Dat het achteraf een kalm begin was, vind ik ook geen probleem. Ik had helemaal niet te klagen. Ondanks dat het een dun boekje was, is het overal besproken. Ik weet nog dat een recensent oordeelde: deze verhalen zijn geschreven door iemand met kloten.’
De eerste keer dat Koch het gevoel had dat hij doorbrak, was toen hij eind jaren tachtig Red ons, Maria Montanelli schreef. Het idee dat hij persoonlijk proza moest schrijven in plaats van ‘goed geschreven verhalen die keurig in elkaar zaten’, kwam als een bevrijdend besef. In heel zijn oeuvre is zijn eerste roman ‘het werk waarvan het temperament en de emotie het meest overeenkomt met het moment waarop ik het schreef’. Het was het boek waarvan Koch voelde: ‘dit moet ik nu doen’.
Hij was een jaar of dertig, zat al bijna een jaar in Spanje en had daardoor precies de goede afstand in tijd en plaats van de jeugd die hij wilde beschrijven. ‘Ik dacht over mezelf: wat zit je toch te klagen, eigenlijk ben je een verwend ettertje die het heeft meegezeten in het leven – behalve dan in hoe het er in de familie aan toe ging. Toen besefte ik dat de Montesorrischool waarop ik zat en het Amsterdam-Zuid waar ik opgroeide allemaal flauwekul was. Toen kon ik dat opblazen.’
De naamloze hoofdpersoon die vertelt over de tragische dood van een zwakbegaafde jongen, deed velen denken aan The Cather in the Rye van J.D. Salinger. Voor sommigen te veel. Koch heeft zich er nooit aan gestoord. ‘Red ons, Maria Montanelli is een coming of age-roman. Dat is bijna een genre op zich. Het is kortzichtig om het dan weg te zetten als een tweede Salinger. Bovendien: als ik iemand wilde nadoen, waarom dan een wereldberoemde en geen obscure auteur? Dat zou slimmer zijn geweest.’
Zelf ziet hij meer overeenkomsten tussen Red ons, Maria Montanelli en Zomerhuis met zwembad dan tussen zijn debuutroman en Salinger. ‘Beide boeken zijn geschreven als monoloog van de hoofdpersoon. En niet alleen deze twee boeken. De eerste persoon enkelvoud heeft me altijd gelegen. Juist omdat de verteller alles kan zeggen, maar je ook via reacties van andere personages op hem kunt weergeven hoe anderen naar hem kijken. Dat geeft een interessante gelaagdheid. Toch zal niemand zeggen dat Zomerhuis met zwembad op Salinger lijkt.’
Zo zijn er meer constanten in Kochs oeuvre aan te wijzen die al in zijn eerste roman zitten. De tegendraadsheid bijvoorbeeld. Zoals de hoofdpersoon van Red ons, Maria Montanelli weinig politiek correct te keer gaat tegen het artistieke milieu waarin is hij opgroeit, zo doet Marc Schlosser dat in Zomerhuis met zwembad. ‘Ik heb m’n sterke twijfels bij idealisme. Juist het Montesorri-systeem waarin iedereen vrij is, deugt niet omdat de gedachte erachter zit: wij zijn beter dan de rest.’
Wel wordt de neiging tegenovergestelde meningen op te werpen nu anders ervaren. Twintig jaar geleden ging Kochs verteller in tegen de heersende opinie, door de maatschappelijke verrechtsing is de anti-elitaire Schlosser juist een man van zijn tijd. Typisch is dat hij ageert tegen iedere kunstzinnigheid, maar dierenleed hem week maakt. ‘Dat heb ik er opzettelijk ingestopt,’ zegt Koch. ‘De ergste fascisten zijn vaak dierenvrienden. Hitler. Saddam Hoessein.’
Toch vindt de auteur zelf de hoofdpersoon van zijn nieuwe roman eerder dan nieuw-rechts een ouderwetse conservatief. ‘Ken je de tv-serie Mad Men, die in de jaren zestig speelt? Zo’n man is Schlosser. Zonder schuldgevoel onophoudelijk roken en whisky drinken. Moreel geen enkel probleem met vreemdgaan hebben. Vóór de aanwezigheid van Amerika in Vietnam. Dat is ook het leuke van schrijven: dat je je in een boek kunt uitleven in zo’n personage zonder echt zulke opvattingen te hebben.’
Ondanks de grote eenheid van Kochs oeuvre, wist hij na Red ons, Maria Montanelli niet hoe hij verder moest. Hoe verleidelijk de gedachte ook om een vervolg te schrijven op de instant cultklassieker, hij verwierp hem snel. ‘Ik had daar ook geen zin meer in. Met die opstandige puber had ik niets meer te maken. Je gebruikt altijd je eigen ervaringen in je werk en die jongen was ik niet meer. Vandaar ook dat ik nu als vijftiger boeken schrijf over mannen voor wie het vaderschap zo belangrijk is.’
Pas zeven jaar later verscheen Eindelijk oorlog. ‘Als je mijn oeuvre van voor naar achter leest en dan bij dit boek komt, kun je zien dat het een vroege Koch is waar het zaadje al is geplant, maar het nog niet helemaal is uitgekomen. Sommige passages hebben precies de goede toon. Die laten zien wat voor schrijver ik wilde worden. Mooie persoonlijke verhalen over een jongen die de ervaring van de oorlog zoekt. Afgeronde columns eigenlijk. Maar als roman bleef het los zand.’
Behalve een zoektocht naar de juist vorm zat ook de succesvolle tv-carrière de schrijver Koch in de weg. Sinds 1990 maakte hij met Michel Romeyn en Kees Prins het ieder jaar populairder wordende Jiskefet. ‘Steeds nieuwe personages en nieuwe stemmen verzinnen voor de tv zat mijn creativiteit in de weg. Was ik leeg, maar schreef ik tegen heug en meug door. En ik schreef heel verbrokkeld. Soms lag een nieuwe roman twee maanden stil vanwege de opnames.’
Zo besefte Koch dat je als schrijver één ding moet doen: ‘de continuïteit respecteren’, zoals hij het noemt. Een schrijver moet het liefst iedere dag doorgaan, alleen dan komen alle mogelijkheden van een verhaal bovendrijven. ‘Toen ging ik schrijven zoals mensen met een kantoorbaan die iedere dag een uurtje eerder opstaan. En dan nog raffelde ik een boek af. Pas nadat ik was gestopt met tv, kon ik aan een roman werken tot hij helemaal naar mijn zin was. Aan Het diner heb ik twee keer zo lang gewerkt. Ik wilde er alles uit halen wat er in zat.’
Het is dus allerminst toevallig dat Koch doorbrak met Het diner. Het idee dat de immense tv-roem hem heeft geholpen als schrijver, wijst hij dan ook krachtig van de hand. ‘De tv heeft me aandacht opgeleverd. HP/De Tijd had zelfs een omslagartikel: “Lullo schreef boek”. Ik ben ook niet onheus bejegend als Adriaan van Dis en Aad van den Heuvel die volgens de pers zo nodig óók moesten schrijven. Maar voor de verkoop zette de tv geen zoden aan de dijk.’
Dankzij het succes van Het diner gaat zijn tv-roem nu naadloos over in schrijversroem. Vlak na verschijnen van de roman begonnen mensen tijdens lezingen direct over Jiskefet, ‘nu is dat niet meer de hoofdmoot,’ zegt Koch. ‘De tv is niet meer de eerste associatie. Al ben je pas echt goed bezig als iemand op de voetbaltribune of spontaan op straat roept: goed boek! Vroeger hoorde ik ook wel eens: in je boeken ben je niet zo leuk als op tv. Dat is ook afgelopen.’
Achteraf vindt hij het prima dat de echte schrijversroem zo laat is gekomen. Integendeel: op een leeftijd waarop veel mensen hun carrière afbouwen, lijkt die van hem in een stroomversnelling te komen. Evenmin kan het idee dat hij een opvolger voor een succesboek moest schrijven, hem verlammen. ‘Ik hoef me niet te overtreffen. Ik dacht alleen over een nieuwe boek waarin ik werkte: dat lijkt te veel op Het diner. Weer een lichte psychopaat. Toen pakte ik eerst de huisarts op.’
Ondertussen geniet hij van de A-status die hij heeft gekregen. Verscheen Het diner in een ambitieuze oplage van 10.000 exemplaren, van Zomerhuis met zwembad liggen direct 120.000 boeken in de winkel. ‘Dat aantal is niet omdat we er zoveel van hopen te verkopen, dat is omdat de boekhandels er zoveel van hebben besteld. Zij denken er zo veel weg te kunnen zetten. Dan besef je pas echt dat ik als schrijver niet meer zo veel moeite meer hoef te doen om lezers voor mijn werk te vinden.’
OEUVRE
De voorbijganger (1985, verhalen)
Red ons, Maria Montanelli (1989, roman)
Hansaplast voor een opstandige, de beste verhalen van Menno Voorhof (1991, verhalen)
Eindelijk oorlog (1996, roman)
Geen agenda (1998, verhalen)
Het evangelie volgens Jodocus (1999, columns)
Eten met Emma (2000, roman)
Schrijven & drinken (2001, verzamelde verhalen)
Dingetje (2001, columns)
Alle verhalen (2003, verhalen)
Odessa Star (2003, roman)
Denken aan Bruce Kennedy (2005, roman)
Het diner (2009, roman)
De ideale schoonzoon (2010, columns)
Zomerhuis met zwembad (2011, roman)
(Gepubliceerd in BOEK, nr. 1, 2011)
1 opmerking:
Dat heb ik ook gelezen. Op zomervakantie op een luchtbedje in het zwembad. Heerlijk boek!
Een reactie posten