woensdag 25 januari 2012

Interview Joke van Leeuwen: ‘alle initiatieven helpen om poëzie onder de aandacht te brengen’ (Bibliotheekblad)


Joke van Leeuwen schreef dit jaar de gedichtendagbundel. Na onder meer Judith Herzberg, Gerrit Kouwenaar, Hugo Claus en Remco Campert is de dichter, schrijfster, illustrator en performer de dertiende auteur in deze inmiddels zeer prestigieuze reeks. Half in de zee van Joke van Leeuwen is vanaf donderdag 26 januari voor 2,50 euro te koop.

Wanneer werd u gevraagd om de gedichtendagbundel te schrijven?
‘In augustus. En in november moest het af zijn, ik had dus betrekkelijk kort de tijd om hem te schrijven. Ik heb alles opzij geschoven om het voor elkaar te krijgen. Ik blijf toch schaven en doen.’

Zijn alle gedichten wel nieuwe?
‘Ja. Op één na: ‘Snorkelen’, dat is een bewerking. Dezelfde gedachte was ooit een strofe in een ander gedicht. Het is ook de bedoeling van de bundel dat er alleen nieuwe gedichten in staan. Ik had zelfs vijftien gedichten gemaakt, maar omdat ik vond dat alles een associatief verband moest hebben – met elkaar en met de titel – zijn er een aantal afgevallen.’

Heeft u zich ook laten inspireren door het thema ‘stroom’?
‘Je kan er alle kanten mee op. Een gedachtestroom is ook een stroom. Maar ik heb me er niet direct door laten inspireren. Dat hoefde ook niet. Heel prettig, dan kon ik vrijelijk mijn hoofd open zetten.’

Wat is het associatief verband dat de gedichten moesten hebben?
‘De titel suggereert twee werelden. Of iets tussen twee werelden die bij elkaar horen. Dat sluipt er bij mij altijd vanzelf in. Ik ben zelf iemand uit twee werelden. Omdat ik als kind naar België kwam, maar ook omdat ik beelden en teksten maak. Dat heeft al mijn werk sterk beïnvloed. Daarom zie je steeds het niet vanzelfsprekend kijken en dat soort grappen.’

Daarom bevat Half in de zee ook beelden?
‘Ja. Dat doe ik altijd: scraperboard-beelden, een verouderde techniek die hetzelfde effect geeft als linosnedes en houtgravures. Zoals ik in mijn gedichten woorden die iedereen gebruikt in mijn eigen vorm giet, zo ga ik in mijn beelden uit van iets herkenbaars – een jas of een stoel – dat ik een eigen draai geef. Het zijn geen illustraties, maar beelden die associatief met de bundel te maken hebben.’

Is het schrijven van de gedichtendagbundel inmiddels een vergelijkbare eer als het schrijven van het Boekenweekgeschenk?
‘Wel in plezier om ervoor gevraagd te worden. Het is een eer. Alleen in oplage is het niet vergelijkbaar. In verhouding met de honderdduizenden van het geschenk is de 15.000 van deze bundel van een andere orde. Het is wel veel voor een gedichtenbundel, doorgaans verkoop ik van mijn bundels een paar duizend exemplaren.’

Ziet u de bundel ook als een promotiemiddel voor uw poëzie?
‘Dat moet ik nog afwachten. Het is uiteraard een mogelijkheid om op grote schaal mijn gedichten aan te bieden. Ik heb het deze week ook druk. Aan de andere kant is er altijd wel belangstelling. Ik word vaak gevraagd voor festivals of projecten. Ik ben ook stadsdichter van Antwerpen geweest.’

Wat is druk? Wat doet u bijvoorbeeld op gedichtendag?
‘Ik ben ’s ochtends in Brussel, dan te gast bij de Vlaamse openbare omroep en ’s middags in Rotterdam. De dag ervoor heb ik hetzelfde dubbelprogramma. En woensdagavond ben ik bij de uitreiking van de VSB Poëzieprijs om te kijken of de winnaar van mijn voorkeur de prijs krijgt: Anne Vegter.’

Nu is er ieder jaar discussie over gedichtendag: of het is mooi dat er één dag landelijk aandacht is voor poëzie of het is slecht dat die aandacht een excuus is om de rest van het jaar niets aan poëzie te doen. Hoe staat u in die discussie?
‘Gedichtendag is een manier om aandacht te geven aan poëzie. Dat vind ik positief. Poëzie blijft misschien een marginale bezigheid, maar alle initiatieven helpen om poëzie onder de aandacht te brengen en om mensen af te helpen van vooroordelen dat poëzie zweeft en moeilijk is. Poëzie kan je met veel plezier en een open mind ondergaan.’

Had u dat ook in gedachten bij het schrijven van de bundel?
‘Nee. Ik heb gewoon werk gemaakt zoals ik dat altijd maak: helder, maar wel gelaagd.’

Vind u bibliotheken actief in het organiseren van poëzie-evenementen?
‘Naar mijn eigen ervaring wel. Meer in Vlaanderen dan in Nederland, maar er gebeurt behoorlijk wat. Soms geven ze er een speelse vorm aan: slam-achtig of zo, maar daar heb ik niets tegen. Laat bibliotheken maar doen. Ik ben toch ook iemand die graag op het podium staat.’

De bibliotheek is een belangrijk instituut dus.
‘Instituut, dat vind ik zo’n groot woord. Maar als een bibliotheek wat doet, ben ik daar blij mee. In Antwerpen wordt het vaak gekoppeld aan wat de stadsdichter doet. De Permeke bibliotheek heeft een gedicht van Bart Moeyaert op de muur aangebracht en ook mijn eerste gedicht als stadsdichter – een virtueel gedicht – werd lang geprojecteerd.’

Houden bibliotheken ook hun poëziecollectie op peil?
‘De Permeke bibliotheek, waar ik zelf kom, heeft een ruime keuze, al mis ik soms wat. Je ziet wel tekenen dat de aandacht voor poëzie minder wordt. Ook voor kinderpoëzie. Zo maakt uitgeverij Querido ieder jaar een bloemlezing met kinderpoëzie, die ze poëziespektakel noemen. Een goed initiatief. Of moeten dichters hun werk in verzamelbundels brengen omdat er geen ruimte meer is voor eigen bundels? Maar voor je kan zeggen of er meer of minder aandacht voor poëzie is, moet je dat eigenlijk eerst goed bestuderen, vind ik.’
(Eerder gepubliceerd op Bibliotheekblad.nl, 26 jan 2012)

Nog meer Joke van Leeuwen:
- Interview naar aanleiding van 'Feest van het begin'
- De expositie die zij inrichtte in Meermanno

Geen opmerkingen: