Laat een ezel je ontstoken voet opknabbelen
Hoe zwaar kan het leven van een schrijver zijn? Hoeveel ontberingen moet hij trotseren om zijn wens, het schrijven van een verhaal, in vervulling te laten gaan? Bij de een gaat het misschien wat makkelijker dan bij de ander, maar Maurice Pons schetst in De seizoenen ('Les saisons', vertaald door Mirjam de Veth) het schrijverschap als een heuse hellevaart. Niet alleen de leefomstandigheden van de hoofdpersoon zijn erbarmelijk, maar ook de inspiratie laat het pijnlijk afweten en wordt door van alles naar de achtergrond verdreven.
Siméon komt na een barre tocht door de bergen aan in een kil en nat dorp. Kil door de bewoners die hem vijandig ontvangen en nat doordat het onophoudelijk regent. Ze leven er in oude tochtige huizen en voeden zich enkel met linzen. Hij betrekt de zolder boven de enige herberg en wordt door iedereen met de grootste achterdocht bekeken. En juist in die vijandige omgeving houdt Siméon halsstarrig vast aan zijn roeping. Hij bezit het rotsvaste geloof dat een schrijver moet hebben om door te gaan. In de aanloop naar zijn roman, die vooral moet gaan over zijn zus die de vreselijkste dingen is overkomen in een kamp in de woestijn waar ook Siméon gevangen zat, begint hij een dagboek:
‘Ik zou me willen bevrijden van het verschrikkelijke geschreeuw dat mijn zusje uitstootte toen de hogepriesters haar kooi binnengingen en dat in het hele kamp weerklonk, een geluid dat ik herkende tussen alle andere geschreeuw. […] Mijn boek moet zich vullen met die kreten, dat weet ik zeker, maar hoe moet ik ze weergeven, met welke woorden?’
Maar van de roman komt het niet, vooral omdat hij niet meer rustig op zijn zolder kan zitten omdat hij een taak heeft gekregen. En een schrijver met een taak, dat werkt niet. Op een bijeenkomst van de dorpsraad, waarin alle 26 inwoners zitting hebben, wil men een beslissing nemen of de vreemdeling mag blijven. Siméon neemt het woord en probeert de waarde van zijn aanwezigheid duidelijk te maken door uit te leggen wat hij doet: ‘Ik werk met mijn blote handen. Ik fabriceer mijn woorden met klinkers en medeklinkers die ik aaneenvlecht als een mandenmaker. Met mijn mandjes en korfjes probeer ik schoonheid te vangen.’
Mooi gezegd, schoonheid vangen met woorden. Maar kan dat in een wereld waar geen schoonheid is, slechts druilerigheid, grijze luchten en onsympathieke mensen?
De raad beslist: hij mag blijven, maar de dorpelingen gaan geheel voorbij aan zijn schrijverschap, hij wordt benoemd tot beheerder van de regenmeter bij de ingang van het dorp. Drie keer per dag moet hij erheen om de hoeveelheid water te meten.
Langzaam zet het verval in. De overal aanwezige vochtigheid begint aan hem te vreten, zijn voet rot letterlijk weg, de dokter heeft een aparte manier van genezen: hij laat zijn ezel de voet van Siméon opknabbelen.
Het lijkt absurd, surrealistisch bijna, maar in de lijn van het verhaal is het niet onlogisch. De manier van werken van de arts verbaast Siméon slechts in het begin, maar al snel accepteert hij de etende ezel en merkt dat het werkt. Zijn ontsteking en de pijn verdwijnen en daarmee klopt het binnen het verhaal. Zo verwoordt Pons het ook in het nawoord van vertaalster Mirjam de Veth: ‘In het onlogische moet strenge logica zitten en in het fantastische een minutieus realisme.’
Wat Siméon niet lukt, lukt Pons uitermate goed: met woorden een andere wereld creëren die de lezer niet snel zal vergeten. De seizoenen is een indringende roman over een schrijver die er niet in slaagt woorden te vinden om zijn roman mee te vullen.
(Eerder gepubliceerd op Athenaeum.nl op 29 aug 2011)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten