Of uitgever Harold Polis van De Bezige Bij Antwerpen vorige week wel of niet een recensie van Maarten Inghels’ debuut in brand stak, na de rel die hij veroorzaakte ontbrandde in Vlaanderen een discussie over de functie van boekrecensies in kranten en tijdschriften. Mogen die anno 2012 negatief zijn?
Marc Reugebrink meent van niet. De auteur redeneert in De Standaard dat literatuur, anders dan vroeger, geen rol meer speelt in de maatschappelijke discussie. Wie een roman afkraakt doet dat daarom alleen nog om esthetische en niet om ethische redenen. Hij geeft niet meer dan consumentenadvies. Dan is het volgens Reugebrink beter om uitsluitend enthousiast te spreken over boeken die je je lezers aanraadt – en over de rest te zwijgen. Zo kan het krantenpubliek met plezier literatuur gaan lezen en raakt hij vanzelf geïnteresseerd in serieuze, diepgravende esthetische kritiek, waar op internet ruimte voor is.
Reugebrink, die zelf wordt uitgegeven door Polis, had dan ook gehoopt dat de uitgever bij wijze van statement de negatieve recensie van Mark Cloostermans over De handel in emotionele goederen van Maarten Inghels daadwerkelijk had verbrand – in plaats van slechts die suggestie te wekken. En niet alleen om dit principiële punt, maar ook ‘als protest tegen de willekeur en achteloosheid van een recensent’. De recensie van Cloostermans was immers maar ‘een signalementje, doorspekt met fikse oordelen die op weinig anders gebaseerd leken dan het slechte humeur van de recensent’ – wat Reugebrink op zijn beurt weer niet beargumenteert.
De schrijver is echter de enige die zich op dit standpunt stelt. Veel Vlaamse journalisten verdedigden het recht van de criticus om afkeurend te oordelen. Zo schreef ex-filmrecensent Steven Defoer dat de mening van een kenner ‘zwaar gerelativeerd’ moet worden, maar door zijn gefundeerd oordeelsvermogen wel de moeite waard is om te lezen. Frank Hellemans schrijft in Knack [hieronder als reactie na te lezen]: ‘Alleen wie durft negatieve recensies te maken en te publiceren, heeft een kritisch oordeel dat het waard is om gelezen te worden.’
Ook Veerle van den Bosch, de chef van De Standaard der Letteren, gaat vandaag in op de recensie die onder haar verantwoordelijkheid is verschenen. Ze is opmerkelijk genoeg verbaasd dat haar werk nog altijd serieus genomen wordt blijkens de openingszin: ‘Hoogoplopende emoties over een boekrecensie, dat we dat nog mogen meemaken.’ Maar ze vindt het wel ‘de opdracht van een boekenbijlage’ om erop te wijzen dat een boek ‘dat zo vol staat met kromme zinnen en uit de hand gelopen beeldspraak’ geen ‘goede literatuur’ is. Ze geeft maar liefst achttien voorbeelden uit De handel in emotionele goederen om die stelling te onderbouwen.
Ze beantwoordt niet de vraag van Reugebrink waarom de krant dan niet gewoon zwijgt over dit boek. Of kwam dat omdat hij het antwoord daarop eigenlijk zelf al had gegeven? ‘Alleen de nieuws- en marktwaarde van boek’ telt nog voor een krant, klaagt hij. En inderdaad: de 23-jarige debutant Maarten Inghels was de afgelopen weken in verschillende media binnengehaald als een belangrijke, nieuwe literaire stem. Dan is niet meer dan vanzelfsprekend dat ook De Standaard oordeelt of dat terecht is. Zoals ook de rel rond de boekverbranding voor andere media reden kan zijn om het boek te bespreken – positief of negatief.
Ondertussen is het afwachten naar de verkoopcijfers van deze week: wat heeft de heibel gedaan voor de nieuwsgierigheid naar de roman van Maarten Inghels?
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 14 sep 2012)
Een persoonlijke toevoeging:
Zelf vind ik dat je als recensent niet per se een boek moet afkraken. Ik heb bij BOEK de vrijheid om, in overleg, te bepalen welk boek ik bespreek. Als een roman tegenvalt, kan ik me dan ook afvragen of ik de beschikbare ruimte niet beter besteed aan een boek waar ik enthousiaster over ben. Maar vaak genoeg moet je een boek wel bespreken: de nieuwe Arnon Grunberg, de nieuwe Leon de Winter of, zoals in het geval van Maarten Inghels, het boek waarover wordt gepraat. In Vlaanderen kan geen medium diens debuut nog laten liggen. Of het oordeel nu gunstig is of niet. Daarbij is het geen optie voor een krant om bij het boek een recensent te zoeken die er wél positief over schrijft. Om toch maar vooral zieltjes te winnen voor de literatuur... Bovendien: een boekenbijlage die week in week uit alle boeken de hemel in prijst, ben je geneigd al snel niet meer serieus te nemen, ook als al die recensies stuk voor stuk perfect onderbouwd zijn.
2 opmerkingen:
Het stuk van Frank Hellemans staat niet meer op Knack. Hierbij alsnog:
***
Leve de negatieve recensie!
Het wordt tijd om de lof te zingen van de negatieve recensie, vindt Frank Hellemans, voordat de marketeers met hun positieve verkooppraatjes alles en iedereen hebben ingepakt.
Literatuurkritiek is vooral geen reclame, ook al roepen Harold Polis en Marc Reugebrink op om nog alleen lekker positief over (hun) boeken te praten.
Spijtig dat uitgever Harold Polis die zaterdag niet écht een negatieve recensie verbrand heeft, aldus Marc Reugebrink. Ja, laten we de literatuur vooral doodknuffelen en alleen nog ‘enthousiast’ doen over prachtboeken, zo praat deze Schöngeist zijn baas-uitgever nu na. Aan negatieve kritiek heeft toch niemand iets, tenzij de criticus zelf en dan vooral diens huizenhoog ego.
Hoe verblind kan je zijn om als schrijver enerzijds te pas en te onpas de commercialisering van de literatuur aan de kaak te stellen en anderzijds die te willen verinnerlijken. Gaat Reugebrink alleen nog maar commerciële boeken schrijven misschien? Ja, de literatuur is onderdeel van de markt maar het publieke forum van de agora waar de burgers destijds met elkaar van mening verschilden, lag naast de handels- en veemarkt waar die burgers als consumenten vervolgens hun inkopen deden. In vakjargon: Reugebrink heeft in zijn verabsolutering van de commerciële markt elk gevoel voor dialectiek verloren. In mensentaal: het is niet omdat boeken ook winst moeten opleveren dat boeken alleen nog in markttermen dienen te worden geïnterpreteerd.
Wie leest, doet dit niet alleen als consument maar ook als burger die in de openbare ruimte – van marktpleinen en cafés tot de sociale media – daar vervolgens graag over praat, discussieert en van mening verschilt. Boeken lezen - en lezen tout court - is meer dan een solitaire verbruiksbeleving, zoals het drinken van een glas cola, maar zet vaak aan tot het verder zetten van hetgeen in boeken wordt aangekaart. De media, zeker de printmedia, waren vroeger één van die publieke fora en literatuurkritieken – van ophemelende tot vernietigende – waren het olie in het democratische raderwerk van woord en wederwoord om zo tot een beargumenteerde positie te komen in verband met de samenleving.
Die samenleving wordt meer en meer gekolonialiseerd door de markt en het dictaat van de maximalisering van de winst. Deze analyse van de cultuurindustrie (zie Theodor W. Adorno) is ondertussen al tachtig jaar oud. Maar ook Adorno, die met zijn dialectische subtiliteiten wel wat overdreef, zag nog altijd dat de markt en authentieke cultuur en literatuur communicerende vaten waren. Hij schreef dan ook bejubelende (Thomas Mann!) tot vernietigende kritieken (Martin Heidegger!) en gaf zo munitie aan een tegensprekelijk debat. Om het met Walter Benjamin, Adorno’s intellectuele sparring partner, te zeggen: “Nur wer vernichten kann, kann kritisieren.” Alleen wie durft negatieve recensies te maken en te publiceren, heeft een kritisch oordeel dat het waard is om gelezen te worden.
Schrijvers die de literatuur ernstig nemen, hebben baat bij negatieve recensies om te weten of hun marsrichting de goede is. Wie aanzet tot boekverbranding, zoals Polis deed en nu ook Reugebrink, wil finaliter alleen nog een lezer die beaat (hun) boeken koopt zonder vragen te stellen. De schrijver als idool en de lezer als fan. Alles wat niet beantwoordt aan deze commerciële idylle, moet verdwijnen. Het is dan ook geen toeval dat uitgerekend Polis zijn auteurs schoolt in het posten van zelfverheerlijkende blogs op Facebook. Op die manier hoopt hij allicht de kritiek buiten spel te zetten. Wie niet in de pas loopt, wordt intimiderend toegesproken. De schrijvers van zijn stal putten zich ondertussen uit in lofredes op de grote manitoe. Zo delft de literatuur haar eigen graf. En dan maar klagen dat nothing goes in de letteren. Het zijn uitgerekend de Reugebrinks van deze wereld die de literatuur en de literatuurkritiek in de pas willen laten lopen van de markt. Shame on them!
Frank Hellemans
Een mooi debat. Maar bij negatieve EN positieve recensies denk ik toch maar aan de woorden van een nog erg Jonge Theo Kars:
"Boekrecensenten zijn beroepsleugenaars. Zij weten heus wel dat een eeuw niet meer dan honderd meesterwerken oplevert, maar als je hun kritieken leest, krijg je de indruk dat zij er om de twee weken een ontdekken."
Een reactie posten