Na acht jaar werk presenteert Oek de Jong een zeldzaam intense roman. De gedetailleerde beschrijving van Abel Roorda’s gevoelsleven overtuigt.
In Finistèrre wacht de verlossing
Eigenlijk kon Pier en oceaan alleen maar teleurstellen. Jarenlang kondigde de uitgeverij de roman van Oek de Jong aan. Met aparte uitgaven van een kort verhaal (Mevrouw Len), een bundel oude autobiografische stukken en essays (Brief aan een jonge Atlas) en een nieuwjaarsgeschenk voor relaties werd het publiek warm gehouden. Zonder schroom heette het meer dan achthonderd pagina’s tellende boek het ‘magnum opus’, dat uiteraard in een aparte luxe brochure werd aangeboden aan boekhandel en pers. Dan denk je: zó goed kan het onmogelijk zijn.
Zo goed is het wel. Pier en oceaan is zelfs beter dan ik ooit had verwacht op grond van eerder werk van Oek de Jong – romans als Opwaaiende zomerjurken (1979) en Hokwerda’s kind (2002) die ik met interesse en plezier, maar nooit met zo’n intensiteit heb gelezen. Na een week lang te hebben meegeleefd met de hoofdpersoon Abel Roorda duurde het een paar dagen voor ik aan een ander boek kon beginnen – zozeer is De Jong erin geslaagd om mij in het gevoelsleven van zijn hoofdpersoon mee te slepen, dat hij met zo veel precisie, zuiverheid en vooral oprechtheid heeft geschetst.
De proloog die de uitgeverij twee jaar geleden al onder relaties had verspreid, beschrijft een dag uit het leven van Dina Roorda-Houttuyn. Tijdens de diensttijd van haar man zit ze in verveling haar zwangerschap uit op een kamertje in Breda. Opgeschrikt door de hospita die zich naakt aan haar vertoont, vlucht ze naar haar vertrouwde omgeving – in Amsterdam en Zandvoort. In de tussentijd denkt ze aan de drama’s uit haar nog korte leven: de liefde die haar bazin voor haar voelt, de vernederingen van haar religieuze ouders, het onbegrip van haar egocentrische man.
De hoofdpersoon van Pier en oceaan blijkt echter niet de ongelukkige Dina, die tevergeefs zal proberen geluk te vinden in de opdracht om te dienen, maar haar kind: Abel – sterk gemodelleerd naar Oek de Jong zelf, die geboren is als Oebele de Jong waarin ‘Abel’ duidelijk resoneert. Zonder een plot te volgen, gaat De Jong van de ene opmerkelijke gebeurtenis van zijn jeugd na de andere. Een logeerpartij bij opa en oma. Een ontmoeting met zijn oom de fotograaf. De verhuizing naar Goes, waar zijn Friese accent nogal opvalt. Enzovoorts.
Aanvankelijk heeft dat iets teleurstellends. Na de tragiek van de proloog wil je weten hoe dit gedoemde huwelijk zal mislukken – en geen jeugdherinneringen, hoe beeldend en treffend beschreven ook. Dat is wel vaker gedaan. Juist omdat De Jong af en toe in de gedachten en gevoelens van Abels vader of moeder duikt, blijft dat verlangen aanwezig dat je meer van hen wilt weten. Maar naarmate Abel ouder wordt en dus ook bewuster van de woelige emoties in hem zelf, zonder daar grip op te krijgen, besef je pas hoe diep de inkijk in de ziel is die je wordt geboden.
Nietsontziend is De Jong. Hij beschrijft tot in detail hoe de seksueel ontluikende Abel zijn moeder voor ogen houdt als lustobject omdat zij de enige die hij wel eens naakt heeft gezien. Maar ook: zijn heftig opflakkerende driftbuien, zijn verlangen naar de grote wereld, de vriendschap met een jongen uit een ander milieu. Steeds weer is daar die mengeling van verlangen en schaamte. Het sterkst komt dat naar voren in zijn sterkste verlangen: dat naar liefde, waarvoor hij bij Irma en Digna blijft terwijl hij eigenlijk niet genoeg van hen houdt.
Uiteindelijk eindigt zijn worsteling in – nomen est omen – Finistèrre, Bretagne, waar Abel en Digna op vakantie gaan voor hij in de grote stad gaat studeren. Niet omdat hij daar een ordening vindt voor zijn gevoelens. Die vindt hij niet. Maar omdat hij aanvoelt wat de uitweg is uit de chaos van het leven: door te schrijven. Dat is de roeping die hem uit zijn lethargie kan trekken, hem zin geeft om te werken. En omdat deze toekomst hem de grip geeft op de raadselachtige, maar zo heldere beelden die hij soms in zijn hoofd ziet. Deze hoeft hij alleen maar op te schrijven.
En als je dan even Abel voor Oek de Jong aanziet: als schrijver is hij zonder meer geslaagd. De afgewogen zinnen en rijke taal van Pier en oceaan zijn schitterend. Neem alleen al de titel. ‘Pier en oceaan’ is een schilderij van Mondriaan, dat in zijn stekeligheid naar Abels karakter verwijst. Maar het doek markeert ook de overgang naar de abstractie, waarin Mondriaan zijn potentieel realiseerde zoals Abel dat ooit als schrijver zal doen. Ook letterlijk is het een overgang: vanuit de pier zal Abel in de echte wereld betreden. En het is een seksueel beeld: de pier die de oceaan penetreert.
Zo’n titel verzinnen – dat kunnen alleen de grootste schrijvers.
Oek de Jong – Pier en Oceaan (810 p.) – Atlas-Contact, € 39,95, ISBN 978 90 204 1285 7
(Eerder gepubliceerd in BOEK 6, 2012)
4 opmerkingen:
Ik heb zelden zo saai en clicheematig boek gelezen. En dat meer dan 800 blz. Alle spanning ontbreekt. De figuren zijn houterig en onecht. Hoe kan men dit boek aanprijzen als iets goeds.
Het spijt me, ik was even vergeten dat uw oordeel de maat van alle dingen was. Maar wat me vooral verbaasd: waarom leest u een boek van 800 bladzijen uit die u niet bevallen. Hoe veel tijd zit daar niet in?
"Verbaasd"?
Eh, ja… Verbaast. Natuurlijk. Misschien stond er eerst 'heeft verbaasd' en heb ik bij het overlezen van mijn reactie, voor ik hem plaatste, het 'heeft' geschrapt. Maar dat weet ik allemaal niet meer. Het is meer dan drie jaar geleden inmiddels.
Een reactie posten