Chad Harbach heeft veel geluk gehad. Toen de gerenommeerde literair agenten in New York geen enkele interesse toonden voor The Art of Fielding stuurde hij het manuscript naar de 27-jarige Chris Parris-Lamb. Ondanks diens bescheiden staat van dienst als agent – hij had nog geen veertig boeken verkocht in zijn carrière – kreeg hij iedere week toch al zoveel manuscripten en voorstellen dat ook hij weinig tijd had om méér te lezen dan de begeleidende brief. Maar vooruit, hij moest het weekend erop toch het vliegtuig in en de brief van Harbach had iets charmants. Hij printte de roman en begon hem daadwerkelijk te lezen. Binnen de kortste keren was Parris-Lamb verkocht.
Het was bepaald niet de enige keer dat Harbach mazzel had. Zo veel wordt wel duidelijk uit How a Book is Born, waarin zijn vriend Keith Gessen de ‘making of’ beschrijft van de wereldwijde bestseller over honkbal. Of – in de woorden van Michael Pietsch van Little, Brown, dat de rechten van Parris-Lamb na een enerverende veiling kocht – ‘over perfectie, over streven, over jeugd, over die jaren wanneer het je werk is om alles te leren wat je kunt leren en alles te proberen te begrijpen wat je kunt begrijpen, (…) en je probeert uit te vinden wie je bent en wie je zou kunnen worden.’
Ook de toespraak, waaruit dit citaat afkomstig is, was bijvoorbeeld een meevaller. In Pietsch trof Harbach een redacteur die niet alleen zijn grote literaire reputatie aan de roman verbond, maar die ook in staat bleek om The Art of Fielding zó onder de aandacht bij boekverkopers te brengen dat zij inzagen dat het boek niet gedachteloos kon worden weggestopt in de kast ‘honkbal’. Op het invloedrijke Editor’s Buzz Panel tijdens Book Expo America in 2011 wist hij de aanwezige boekhandelaren met zijn beschrijving van de sfeer en de thematiek van het boek te verleiden om na afloop een leesexemplaar mee te nemen. En als ze eenmaal zouden beginnen te lezen...
Je vraagt je na lezing van How a Book is Born af of een debutant in Nederland ook zo veel geluk nodig heeft om door te kunnen breken. Het antwoord is zonder twijfel: nee. Chad Harbach zou zijn roman, al was die maar half zo meeslepend, moeiteloos onder kunnen brengen bij een literaire uitgeverij en nooit hoeven te vrezen dat zijn boek na verschijnen niet of nauwelijks in de boekhandel te krijgen is. Hij zou als Nederlands auteur alleen meer moeite hebben om de vertaalrechten aan tientallen landen te verkopen. Amerikaanse literatuur reist een stuk sneller over de wereld en bereikt veel meer landen.
Neem om te beginnen Harbachs curriculum vitae. Hij was voor het grote publiek de onbekende auteur die tien jaar aan zijn debuut werkte en de rechten vervolgens voor 665.000 dollar verkocht. In werkelijkheid was hij , samen met onder andere Gessen, vanaf de oprichting in 2004 redacteur van het literaire tijdschrift N+1, dat snel invloedrijk werd. Waarom nodigden uitgeverijen hem niet uit om te informeren naar zijn schrijfambities? Zelfs nadat andere redacteuren van het magazine boekcontracten kregen, lieten alle uitgevers Harbach met rust. In Nederland zou een paar goede artikelen in een opinieweekblad voldoende zijn voor een uitnodiging van een uitgever. Voor Franca Treur was zelfs één essay in nrc.next genoeg om de aandacht te trekken.
Kennelijk kunnen Nederlandse uitgevers zich makkelijker een gokje veroorloven. In Amerika doen uitgeverijen nauwelijks meer rechtstreeks zaken met auteurs. Er is zoveel aanbod dat redacteuren alleen manuscripten willen bekijken die al een stempel van goedkeuring door literair agenten hebben gekregen. Deze agenten drijven de prijs op: niet eens omdat zij ook moeten leven, maar omdat een hoog voorschot een groter commitment van de uitgeverij betekent. In Nederland daarentegen, kan een uitgever een debutant nog afschepen met een voorschot van 2.000 euro. Als een auteur een agent heeft, wordt dat wel meer, maar nog lang niet de 160.000 dollar die Gessen zelf ooit kreeg voor zijn verhalenbundel.
Dit systeem – en de druk van aandeelhouders om rendement te maken – dwingt uitgeverijen in New York commerciëler te denken. Ieder boek moet zijn geld opbrengen. Dat betekent, zoals André Schiffrin al schreef in The Business of Books (2000), dat er van iedere uitgave in potentie minimaal 40.000 exemplaren kunnen worden verkocht. Dat zijn dus geen poëziebundels of al te literaire romans. Natuurlijk kopen uitgevers die titels mondjesmaat wel in, om zich een gewenst literair profiel te handhaven, maar die boeken worden vervolgens aan hun lot overgelaten. De auteurs moeten zelf een fotograaf inhuren voor de auteursfoto op de achterflap, noteert een verbaasde Gessen.
Niet dat Nederlandse uitgeverijen idealistisch zijn. Ook hier is het systeem van interne subsidiëring, waarbij bestsellers doelbewust de publicatie van onrendabele titels mogelijk maakt, aan het verdwijnen. Ook hier nemen uitgeverijen titels in de aanbieding op die hoofdzakelijk bedoeld zijn om vertegenwoordigers tegen boekhandelaren te kunnen laten zeggen: laat die maar zitten en koop wat extra exemplaren van onze lead title in. Maar omdat het een uitgever hier betrekkelijk weinig kost om zich een literair profiel aan te meten door wat poëziebundels te publiceren, gebeurt het wel sneller.
Daarbij komt dat het voor een Nederlandse auteur – als hij eenmaal in de aanbieding staat – makkelijker is om opgepikt te worden door de landelijke media en, belangrijker, om in de boekhandel terecht te komen. In Amerika is het essentieel om een grote uitgeverij te hebben. Alleen een uitgeverij van The Big Six kan investeren in landelijke verkrijgbaarheid. Hachette, het moederbedrijf van Little, Brown, heeft vijftig vertegenwoordigers. Het aantal leesexemplaren, die met name onder boekhandelaren werden verdeeld, was maar liefst 5000. Welke independent publisher kan de gok van zo’n investering nemen?
In Nederland heeft iedere uitgever gelijke toegang tot de landelijke distributeur CB. Een aansluiting garandeert dat iedere boekhandelaar het boek makkelijk kan bestellen en dat het automatisch te koop is bij alle internetboekhandels. Bovendien zijn boekhandels, inclusief grote ketenzaken als Donner (Rotterdam) en Scheltema (Amsterdam), meer dan in Amerika geneigd een lans te breken voor debutanten. Meer dan in een Barnes & Noble, waar je struikelt over de memoires aan sporters en entertainers, voelen Nederlandse winkelmanagers nog dat zij ook een culturele opdracht hebben. Ook stiefmoederlijk behandelde Harbachs hebben dan een kans.
Of Amerikaanse auteurs ook in de toekomst zo veel geluk nodig hebben om door te breken, durft Gessen niet te zeggen. De markt verandert nu steeds meer lezers digitaal kopen en lezen, is de constatering waartoe hij zich beperkt. Individuele consumenten zullen op andere manieren dan boekhandels een selectie uit het immense aanbod krijgen voorgelegd. Uitgeverijen moeten meer exemplaren verkopen om hun omzet vast te houden als het veel goedkopere e-boek de dominante verschijningsvorm wordt. Maar welke consequenties dat heeft voor het systeem, weet Gessen ook niet.
Hij hoort dat The Big Six met elkaar fuseren tot The Big Three, om een gelijkwaardige partner te blijven voor het almaar groeiende Amazon. (Met het samengaan van Random House en Penguin is onlangs de eerste stap in dat proces gezet.) Maar hij merkt ook hoezeer iedereen in het boekenvak wordt gedreven door liefde voor het boek. Zou dat betekenen dat redacteuren van het kaliber Michael Pietsch de mammoettankers verlaten, omdat ze niet alleen lucratieve sport- en entertainmentbiografieën willen publiceren, en nieuwe vormen bedenken om lezers en schrijvers bij elkaar te brengen? De nieuwe technologieën maken ook dat mogelijk.
Het blijft instructief om de ontwikkelingen in Amerika te volgen. Bij alle verschillen dringen zich in Nederland dezelfde systeemveranderingen op. Bol.com is al de grootste boekverkoper. De omzet van het e-boek groeit gestaag: tot 2,5 procent volgens de laatste cijfers. En de uitgevers, die tastend hun weg zoeken naar de toekomst, zijn geneigd de ideeën om te overleven uit New York te halen. Kijk naar VBK – samen met WPG en Lannoo een van onze eigen Big Three. Naar Amerikaanse voorbeelden gaat dit concern in de nabije toekomst meer evenementen organiseren, een sprekersbureau voor zijn auteurs opzetten en een dienst voor uitgeven in eigen beheer opzetten.
Maar zolang literair agenten de prijs van debutanten niet opdrijven en CB garant blijft staan voor een soepele distributie, hoeft een Nederlandse auteur in de toekomst niet net zo veel geluk te hebben als Harbach om door te breken.
(Eerder gepubliceerd in De Gids, 2013/1)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten