vrijdag 2 december 2016

Europese brancheorganisaties: Het boekenvak zichtbaar en herkenbaar maken in Brussel (Boekblad)

En maar blijven uitleggen. Het belangrijkste werk van de Europese brancheorganisaties in het boekenvak is iedere keer weer opnieuw aan ambtenaren en politici vertellen hoe vitaal de rol van boekhandels en uitgevers is. Het scheelt dat ieder lid van de Europese gemeenschap in Brussel dol is op boeken.

Trots laat Françoise Dubruille de ingelijste foto zien. Jean-Claude Juncker, president van de Europese Commissie staat er op. De drie co-presidenten van de European and International Booksellers Federation (EIBF), onder wie de Haagse boekverkoper Fabian Paagman. De Luxemburgse boekverkoper Fernard Ernster. En de directeur van de EIBF natuurlijk zelf. De foto van het vrolijk lachende gezelschap heeft een ereplaats in het aftandse, rommelige kantoor in de Europese wijk van Brussel.
Hij werd gemaakt op 4 april. De boekhandelaren kregen toen maar liefst veertig minuten de gelegenheid om hun standpunten voor een laag btw-tarief voor e-boeken, het belang van auteursrecht, het machtsmisbruik van Amazon en de fundamentele rol van boekhandels in mde maatschappij te bespreken. 'Een ontmoeting regelen met Juncker is nogal een prestatie', zegt Dubruille. 'Het was vooral te danken aan deze man', wijst ze op Ernster, oud-voorzitter van de Fédération Luxembourgeoise des Libraires. 'Juncker is klant bij hem.'

Dit is in essentie wat de Europese brancheorganisaties als de EIBF en de Federation of European Publishers (FEP), de vertegenwoordiger van boekenuitgeverijen, de hele dag doen. Ontmoetingen organiseren met de ambtenaren en politici van Brussel – van een gewone medewerker van het directoraat-generaal Communicatienetwerken,  Inhoud en Technologie, dat verantwoordelijk is voor de Digital Single Market, tot de hoogste politicus. En hen proberen te winnen voor hun standpunten. Lobbyen dus.
'Je moet proberen de sleutelfiguren voor een bepaald voorstel te spreken te krijgen', legt Enrico Turrin uit, vice-directeur van de FEP. 'Zodat je hen kunt uitleggen hoe onze sector werkt en welk effect dat voorstel daarop heeft. Het is maar net in welke fase een voorstel zich bevindt wie de sleutelfiguren zijn. In eerste instantie zijn het de ambtenaren die een voorstel uitwerken. Daarna zijn het de Europarlementariërs en de permanente vertegenwoordigers van de lidstaten die uiteindelijk over dat voorstel stemmen.'
Zeker bij het aantreden van een nieuwe commissie is het belangrijk zo veel mogelijk mensen te voeden met informatie, vertelt Dubruille. Dan stelt de commissie een werkprogramma voor de komende vijf jaar vast. 'Deze keer lanceerden ze het ambitieuze plan van de Digital Single Market. Heel belangrijk voor ons. Daarvoor hielden ze, zoals altijd, heel veel publieke consultaties – over btw, digitalisering, wat niet al. We hadden het heel druk om daarover allemaal onze standpunten naar voren te brengen.'
Om de gesprekken goed voor te breiden moet je precies weten wie wat vindt. Dubruille en haar enige medewerker Julie Belgrado volgen daarom alle voor hen relevante vergaderingen van EP-commissies. Het liefst in persoon en anders via een live-stream. 'Dan ontdek je welke Europarlementariër we kunnen contacteren voor steun, wie interesse toont in onze sector of wie hoogstnodig onderwezen moet worden', zegt Belgrado. 'Dat laatste blijkt iedere keer opnieuw weer nodig.'
Europese ambtenaren en politici hebben net als iedere buitenstaander een romantisch beeld van de boekverkoper. Dat het dagelijkse bestaan in de boekhandel draait om boeken lezen en daar met klanten over praten. 'Ik begrijp het wel', zegt Dubruille. 'Toen ik hier in 2001 begon dacht ik dat ook. En Julie ook. Toen ze hier vorig jaar als stagiaire begon, heb ik er daarom voor gezorgd dat ze in een boekhandel meeliep.' 'O,' verzucht Belgrado. 'Na een dag werken kon ik niet meer op mijn benen staan. Al mijn illusies waren weg.'

Het is niet moeilijk om sleutelfiguren te spreken te krijgen, vindt Turrin – een van de vier medewerkers van de FEP. 'Sommigen zijn toegankelijker dan anderen. Maar in principe wil iedereen met ons praten. Zeker ambtenaren van de commissie zijn toegankelijk. Die vragen je geregeld om advies of data als ze aan een bepaald voorstel werken. Europarlementariërs zijn lastiger. Ze hebben het vaak erg druk. En iedere vijf jaar komen er veel nieuwen, waardoor je opnieuw moet beginnen met het opbouwen van een relatie.'
Want dat is wel een voorwaarde. Je kunt het best een voorstel beïnvloeden als je de mensen die erover gaan al kent. De EIBF en de FEP benaderen hen daarom eigenlijk vaker als er geen concreet gespreksonderwerp is dan wanneer dat er wel is. Gewoon, een kop koffie drinken. En praten over de sector. Dubruille: 'Alleen al door te praten met ambtenaren en Europarlementariërs – of in werkelijkheid: hun assistenten, die het werk doen – weten ze dat je bestaat. En houden ze mogelijk rekening met de boekhandel.'
Zichtbaar en herkenbaar zijn, noemt Turrin die voorwaarde. Een evenement als de Buchmesse helpt daarbij. De FEP nodigt ieder jaar hoge ambtenaren en Eurocommissarissen uit naar Frankfurt. 'Dan zien ze meteen hoe groot – de boekindustrie is de grootste culturele sector van Europa – hoe divers en hoe innovatief de uitgeverijbranche is. Europarlementariërs nemen we niet mee. Het is moeilijk om hen tot reizen te bewegen. Daarbij willen we liever dat nationale bonden hun politici uitnodigen en een band met hen opbouwen.'
Daarnaast organiseert de FEP om dezelfde reden verschillende eigen evenementen. 'Sinds een jaar of zeven hebben we de Author Publishers Dialogue: een diner in Strasbourg waar drie uitgevers ieder één auteur meenemen en vertellen over hun samenwerking. Velen in Brussel denken immers dat een uitgever weinig meer doet dan manuscripten drukken en verkopen. Door de aansprekende namen komen daar meer dan dertig Europarlementariërs op af. Normaal heb je er zelden meer dan vier – op wat voor bijeenkomst dan ook.'
De EIBF is eigenlijk jaloers op de Buchmesse. Hadden boekhandelaren maar zo'n beurs. Een ambtenaar of politicus meenemen naar een boekhandel heeft niet hetzelfde effect. 'Wat wel goed helpt is een professional uit de branche meenemen, zeker als die uit het eigen land komt. Zo hebben we Fabian Paagman meegenomen naar Gerard de Graaf, die het directoraat elektronische communicatie netwerken & services leidt. Als Fabian hem uitlegt hoe geo-blocking hem hindert in zijn werk, komt dat beter aan.'

Bij Dubruille en Turrin komen de argumenten ten gunste van de boekhandel en uitgever, waarmee ze hun uitleg over het Brusselse lobbywerk larderen, enigszins mechanisch uit hun mond. In de loop van hun carrière – Turrin zit ook al sinds 2008 bij de FEP – hebben ze hun verhaal misschien al duizenden keren verteld. En omdat besluitvorming zo verschrikkelijk lang duurt in Brussel – de strijd om een verlaagd btw-tarief op e-boeken duurt zeker al zeven jaar – geldt die herhaling ook op detailniveau. Is dat niet vervelend?
'Dat kan je ook alleen volhouden als je van de sector houdt', zegt Dubruille. 'Maar je leert er ook iedere keer bij, waardoor het verhaal verandert.' Turrin zegt iets soortgelijks. 'Gelukkig kun je je verhaal altijd aanpassen aan degene tegen wie je voor je hebt. Aan zijn nationaliteit aan, zijn kennisniveau, de mate waarin hij het met je eens is. We kunnen nog niet vervangen worden door een taperecorder die een vaste riedel afdraait. Daarbij is de herhaling nuttig om de kracht en de onderbouwing van onze argumenten te testen.'
Daar komt bij: de EIBF en FEP hebben tenminste een verhaal te vertellen dat de Brusselse gemeenschap best wil horen. Dubruille: 'Niemand zal tegen je zeggen: o, maar ik hou niet van boeken. Integendeel. Iedereen begint over het laatste boek dat hij heeft gelezen en waar hij zo van heeft genoten. Dat is in zekere zin een luxe voor een lobbyist. Ik hoef nooit iemand te overtuigen van het nut van een boek. Dan gaat het alleen nog over de vitale rol van de boekhandelaar daarin. Dat is voor een tabaklobbyist wel anders.'
Turrin herkent dat. De boekuitgeverij 'is geen negatief of delicaat onderwerp'. Maar: de laatste jaren zijn uitgeverijen in Brussel wel controversiëler geworden. 'Nu het idee terrein wint dat alles op internet gratis zou moeten zijn, is het moeilijker geworden om uit te leggen dat uitgevers helemaal niet de toegang tot informatie willen beperken, maar integendeel aan innovatieve oplossingen werken die ook het businessmodel overeind houdt. Want anders is er op lange termijn helemaal geen informatie meer beschikbaar.'

De EIBF en FEP werken veel samen. En niet alleen met elkaar – ook met de European Writers Council (EWC) en de European Bureau of Library Information and Documentation Association (EBLIDA) tot, veel breder, allerlei allianties van creatieve industrieën. Dat kan goed, omdat de schakels in de boekenketen samen 'een fragiel eco-systeem zijn, die elkaar hard nodig hebben', zegt Dubruille. De onderlinge discussiepunten zijn allemaal commercieel van aard. Die zijn voor het Brusselse lobbywerk niet relevant.
En dan nog. 'We zijn krachtiger als we zo veel mogelijk met een mond spreken', zegt Dubruille. 'Het is als in een gezin: de meningsverschillen houden we intern.' Zelfs over zo'n cruciaal punt als het leenrecht op e-boeken waarin uitgevers en bibliotheken lijnrecht tegenover elkaar staan zegt Turrin: 'Over het principe dat bibliotheken e-boeken moeten kunnen uitlenen, zijn we het eens. Het gaat er alleen om hóé, zodat de e-boekmarkt niet kapot wordt gemaakt. Dat is op lange termijn het slechtst voor iedereen.'
Die eensgezindheid blijkt uit de prioriteitenlijsten van beide organisaties. Die komen behoorlijk overeen. Dat gaat over het overeindhouden van een goed auteursrechtsysteem. Over het verlaagde btw-tarief op e-boeken. De strijd voor eerlijke concurrentie in het licht van alle voordelen die multinationals als Amazon, Google en Apple hebben, met name op het betalen van belasting. Of de interoperabiliteit van e-boeken, waardoor de consument bij iedere retailer digitale boeken kan kopen en op elk apparaat kan lezen.
'Overigens begrijpen niet al onze leden dat dit onze prioriteiten zijn', zegt Dubruille. 'Al die digitale onderwerpen. In veel landen is de e-markt klein. Vijf, zes procent. In Finland of Spanje zelfs amper meer dan 0 procent. Maar ja: dat is de Brussels bubble. Voor alle hoogopgeleide expats die hier werken is de digitale markt heel belangrijk. Die zien niet in dat de boekhandel voor het leeuwendeel nog altijd draait om papieren boeken. Daar hebben we ons noodgedwongen aan aan te passen.'
'Maar uiteindelijk houden we ons ook met alles bezig', nuanceert Turrin het belang van de prioriteitenlijst. 'Zelfs met veiligheid van speelgoed, omdat kinderboeken aan regels hiervoor moeten voldoen.'

*****
De European and International Booksellers Federation heeft een geschiedenis die teruggaat tot 1957. Het telt 34 boekverkopersorganisaties uit 30 landen als lid, die ieder naar rato van hun eigen inkomsten een bijdrage leveren aan het 'bescheiden budget' van de organisatie. Getallen geeft Dubruille niet. De EIBF heeft sinds 2014 een triumviraat als voorzitter om de werklast te verdelen: de Duitse Kyra Dreher (voorzitter van de Duitse boekverkopersbond), de Fransman Jean-Luc Treutenaere (directeur van de keten Cultura) en Fabian Paagman.
De Federation of European Publishers is opgericht in 1967 en opereert onder de huidige naam sinds 1990. De FEP telt 29 nationale uitgeversverbonden uit Europa als lid. Ieder lid betaalt een bijdrage in verhouding tot de grote van de eigen boekenmarkt. Hoe hoog het totale budget is, houdt de FEP geheim. Voorzitter is momenteel de Portugese uitgever Henrique Motta, vice-voorzitter is Rudy Vanschoonbeek van uitgeverij Vrijdag.
(Eerder gepubliceerd in Boekblad magazine, oktober 2016)

Geen opmerkingen: