De waarheid ontglipt ons steeds opnieuw
La vérité sur Marie ('De waarheid omtrent Marie') is een schitterende roman over de relatie tussen twee mensen. Een relatie die aanzwelt en wegebt, als de nachtelijke golfslag op een verstild strand. De zinnen glijden als trage filmbeelden over het papier. Lange zinnen, ritmisch, die beeld voor beeld presenteren. Dan weer inzoomend op een detail, de gestikte naad in een leren schoen op de grond naast een opengeslagen bed, dan weer een helikopterview van een bosbrand op het eiland Elba.
Het verhaal begint in Parijs, in een warme nacht, een van de eerste van het jaar, waarin de ‘ik’ beseft dat hij en Marie op hetzelfde moment de liefde hebben bedreven, alleen niet met elkaar. En hoewel de ik niet in de kamer van Marie aanwezig is, waar zij met Jean-Christophe de G., haar minnaar, de lome nachtelijke uren doorbrengt, wordt alles minutieus beschreven. Niets ontsnapt aan de camera, er wordt alle tijd genomen om de bewegingen van het liefdespaar, de naaktheid van het lichaam van Marie en ongeordendheid in de slaapkamer te beschrijven. Voor Jean-Christophe de G. loopt de nacht fataal af, en Marie belt wanhopig de ik met wie ze tot voor kort een relatie had en zelfs samenwoonde. De ander verdwijnt uit haar leven, de ik stapt er weer in.
Dat doet zich vaker voor, dat de verteller plotseling weer op het toneel verschijnt, terwijl je als lezer het idee hebt dat hij er constant bij is. Zoals in de flashback in Tokyo, waar Jean-Christophe verblijft omdat hij eigenaar is van een wedstrijdpaard dat meedoet aan de paardenraces. Marie is daar met de verteller voor de opening van een tentoonstelling en ontmoet Jean-Christophe, en verlaat voor hem de ik.
Nog één keer zien ze elkaar, bij toeval, op de renbaan. Terwijl hun blikken op elkaar gericht zijn, worden ze langzaam uit elkaar getrokken door een roltrap. Zij gaat naar boven, hij blijft beneden.
Maar niet nieuwe liefdespaar moet terug naar Frankrijk, met het paard, dat midden in de nacht ontsnapt op de startbaan van het vliegveld. Ook hier weer die gedetailleerde beschrijvingen, van het vluchtende zwarte paard Zahir in de zwarte nacht dat uiteindelijk gevangen wordt in de koplampen van de hem achtervolgende auto’s.
‘Il n’y avait plus de trace de Zahir sur le parking, il s’était dissous dans la nuit, il s’était évaporé, il s’était fondu, noir sus noir, dans les ténèbres. La nuit présentait son obscurité habituelle, commme si le pur-sang était parvenu à s’introduire sans sa matière, et qu’elle l’eût instantanément englouti et dirigé.’
Het is de moeite waard om af en toe de woorden hardop uit te spreken, om te voelen wat er gebeurt, de cadans te proeven.
De warmte van de nacht aan het begin van het verhaal komt aan het einde alles verwoestend terug in een bosbrand op Elba, waar Marie in het huis van haar overleden vader verblijft, lang na die eerste nacht. De ik voegt zich bij haar. Op haar verzoek? Op eigen initiatief?
En wat is nu precies de waarheid? Door het hele verhaal blijft juist die vraag opspelen. Hoe kan de ik alles zo precies beschrijven als hij er niet bij was? Vanuit welk vertelperspectief wordt ons het verhaal voorgelegd? Tegen het einde zegt Marie dat ze niet Jean-Christophe de G.'s geliefde was. Wat bedoelt ze daarmee? Waarom blijven de ik en Marie om elkaar heen cirkelen, terwijl ze niet meer bij elkaar zijn? Wat is de waarheid over Marie?
Waarschijnlijk brengen de twee eerdere romans van Toussaint over dezelfde verteller en Marie meer helderheid: Faire l’amour (2002) en Fuir (2005, Prix Médicis). Of juist niet?
(Eerder gepubliceerd op 29 okt 2009 op Athenaeum.nl)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten