Zo’n zestig boeken schreef Ted van Lieshout al
voor kinderen. Nu komt hij met zijn tweede boek voor volwassenen. ‘Als ik als
kinderboekschrijver ergens kom en om een glaasje water vraag, zeggen ze soms:
daar is de wc. Als schrijver voor volwassene word ik met veel meer egards
onthaald. Dat onderscheid wordt niet expres gemaakt, maar het verschil is er
wel.’
Blokken noemt hij ze. Preciezer kan Ted van
Lieshout de teksten en beelden in Nu in
handige meeneemverpakking niet omschrijven. Ze bestaan allemaal uit een
volledig uitgevulde pagina – op drie teksten na, die twee blokken in beslag
nemen. Soms levert dat een muur van letters op, maar even vaak lijkt het op een
poster of – als het een beeld is – een fotocartoon. Bladerend door het boek
geven de teksten nog niets van hun betekenis prijs. Je moet ze eerst aandachtig
lezen. Dat is ook de
bedoeling. Van Lieshout heeft doelbewust alle vormkenmerken van zijn teksten
weggehaald zodat je als lezer niet meteen je oordeel klaar hebt. ‘Overal zit
een verhaal of gedicht in,’ legt de schrijver uit in zijn woonkamer in hartje
Amsterdam. ‘Maar als je meteen ziet wat voor tekst het is, denk je: o, dat is
een brief. Of een boodschappenlijstje. En dan zie je het verhaal erin niet meer.
Sla je een enquêteformulier misschien zelfs over omdat je er geen zin in hebt.’
Van Lieshout heeft naar een zo groot mogelijke
afwisseling in de ordening van de teksten gezocht. Een interne memo van een
bejaardenhuis, een liefdesgedicht, een pleidooi van een dief, een
klachtenformulier, een oproep aan de Joden in de Tweede Wereldoorlog – het
staat allemaal kriskras door elkaar, zodat de lezer nooit weet aan wat voor
tekst hij begint. En dat werkt. Nu in
handige meeneemverpakking is een zeer vermakelijk boek geworden, dat doet
lachen en nadenken tegelijk. Eenmaal begonnen is het moeilijk weer weg te
leggen.
‘Het is een commerciële beslissing om dit boek
als verhalen en niet als gedichten uit te geven’, zegt Van Lieshout. ‘Zelf zie
ik het als een mengvorm. Het liefst zou ik ongeëtiketteerde boeken maken. Ik
heb de pest aan NUR-codes, die genre en onderwerpen aanduiden. Maar dan weet de
boekhandel niet wat ze met mijn boek aan moeten en waar ze het moeten plaatsen.
En ja, dan lig ik natuurlijk liever bij de stapels romans in het midden van de
boekhandel dan in de kast poëzie.’
Nu in
handige meeneemverpakking is het tweede boek dat Ted
van Lieshout (57), gelauwerd kinderboekenauteur van onder veel meer Begin een torentje van niks, Gebr. en Hou van mij, voor volwassenen schreef. Anderhalf jaar geleden
publiceerde hij de roman Mijn meneer,
waarin hij vanuit het perspectief van een elfjarige jongen over een pedofiele
relatie schreef. Het boek kreeg veel aandacht vanwege de actuele
maatschappelijke thematiek, maar viel ook op vanwege de literaire kwaliteit. Mijn meneer stond op de longlist van de AKO Literatuurprijs.
Van Lieshout heeft nooit besloten: nu word ik
auteur voor volwassenen. De boeken zelf dreven hem die kant op. In Mijn meneer wilde hij zijn eigen ervaringen
verwerken, maar als hij dat tot een kinderboek had gedaan, zou niemand het
lezen. Volwassenen niet omdat die – ten onrechte – zelden kinderboeken lezen,
kinderen niet omdat hun ouders een boek over een dergelijk onderwerp nooit
zouden kopen. ‘Ik zou een dief van mijn eigen portemonnee zijn als ik er een
kinderboek van had gemaakt.’
Nu in
handige meeneemverpakking ontstond uit een eerder boek
met blokken: Driedelig paard,
waarvoor Van Lieshout in 2011 de Woutertje Pieterseprijs voor het beste
kinderboek van het jaar kreeg. ‘Ik wilde een vervolg schrijven, maar ik merkte
tijdens optredens dat kinderen de humor vaak niet begrepen. Als ik ze voor
volwassenen voorlas, lag de zaal in een deuk. Als ik ze in de brugklas voorlas,
bleef het stil. Moest ik het niveau aan het publiek aanpassen of ze voor een
ander publiek maken?’ Hij koos het laatste. ‘Dan kon ik meer kanten op met mijn
humor.’
In de
Annie M.G. Schmidtlezing die je dit jaar hield, klaagde je luchtig over de
rommeligheid die men jou altijd verwijt. Ook dit boek oogt rommelig. Heb je dat
bewust nagestreefd?
‘Ik vind dat juist leuk. En ik kán
experimenteren met de vorm. De meeste schrijvers leveren alleen een tekst bij
de uitgeverij in, maar ik doe alles zelf: het omslag, het binnenwerk, de keus
van het lettertype. Als ik mijn boeken niet zelf maakte, zou ik waarschijnlijk
nooit op het idee van de blokken zijn gekomen. Daarbij wil ik in de vorm, net
als in de inhoud, zo gevarieerd mogelijk zijn. Blokken die zo min mogelijk op
elkaar lijken brengen nog meer verrassing teweeg.’
De
meeste lezers zullen er toch moeite mee hebben.
‘Dat komt omdat ze zijn opgevoed om harmonie
mooi te vinden – en disharmonie niet. Toch kan daar veel schoonheid in zitten.’
Volgens
de verantwoording heb je twee teksten letterlijk overgenomen. Mij lijken meer
teksten ready mades. Een klachtenformulier van NS bijvoorbeeld.
‘Dat heb ik gekopieerd, ja, maar ook verdicht.
Ik vond het niet pregnant genoeg om dat te verantwoorden – anders dan de brief
uit de Tweede Wereldoorlog. Hetzelfde geldt voor een nieuwsbericht over een
toespraak van de Iraanse president, waarin hij Westerse landen beschuldigd de
wolken kapot te schieten voor ze boven Iran drijven. Daar heb ik trouwens het
nodige aan veranderd, anders was het niet geloofwaardig meer. De werkelijkheid
was te raar.’
Had je
al veel teksten klaarliggen toen je besloot een versie van Driedelig paard voor volwassenen
te maken?
‘Dat niet. Ik heb wel gegrasduind in stukken
op mijn weblog die ik misschien kon gebruiken. Uiteindelijk zijn er maar twee
of drie gepromoveerd naar Nu in handige
meeneemverpakking. Zoals een ervaring met de Hema, die deed alsof
tuinstoelen meer waren afgeprijsd dan in werkelijkheid het geval was.’
De
consumentenervaringen zijn duidelijk een terugkerend thema in dit boek.
‘De terugkerende elementen zijn in zekere zin
mijn signatuur. Daarin zie je wat mij dwars zit en wat voor humor ik heb. Het
consumentenrecht vind ik heel raar, omdat je het nergens kunt halen. Als wij
bedrogen zijn omdat het horloge dat we hebben gekocht geen echte Rolex blijkt
te zijn, kan dat de politie niets schelen. Je moet ervoor naar tv-programma’s
als Kassa, desnoods naar de
kantonrechter. Maar als Rolex klaagt dat ze inkomsten mislopen omdat er
nagemaakte horloges in omloop zijn gebracht, interesseert het de politie wél.’
Bedrijven
maak je vaak belachelijk, maar óók de klager, die je ontmaskert als zeur.
‘Natuurlijk. Ik kan wel een parodie maken,
maar als ik het daarbij laat, is er geen verdieping. Dat is te makkelijk. Zo
laat ik in sommige blokken ook zien dat er ménsen werken bij bedrijven – die
vallen niet samen met bedrijven zelf.’
Juist
deze teksten over consumentenervaringen komen volgens mij van je blog. Toen ik
ze indertijd daar las, dacht ik: Ted van Lieshout heeft helemaal gelijk. Maar
in de context van een kunstwerk zie ik er opeens een dubbele bodem in. Het
pietluttige ervan.
‘Die teksten gaan over mij, ja, zoals ik ook
wel eens liefdesverdriet heb dat ik gebruik in mijn werk. En dat er een dubbele
bodem in de blokken zit, is juist de bedoeling. Ik schrijf tegenwoordig wel
minder over AH en de ov-chipkaart op mijn blog. Als men boos op mij is, wijst
men bovengemiddeld naar deze verhalen. Daar heb ik geen zin meer in, ook omdat
het me kwetste.’
Misschien
wel het meest terugkerende thema is seks.
‘Het is heerlijk om eindelijk met woorden als
“lul” en “kut” te smijten. In kinderboeken kan dat nooit, omdat ouders het boek
dan niet kopen. Zo heb ik ook een gedichtje gebruikt dat ik al jaren heb:
“Vindt u de coïtus fijn? Kom dan gauw naar mijn vagijn!”. Dat kon ik eerder
nooit kwijt.’
Lijkt
seks daarom zo’n overbelicht thema? Nu kon je er eindelijk over schrijven.
‘Overbelicht? Dat was niet de bedoeling. Ik
vond het alleen een verademing om onbeschaamd een blok te schrijven als die
over Sergio die iedereen in de portiek aan zijn pik van vierentwintig
centimeter laat zitten, als hij je mag naaien. En waarom? Zulke teksten komen
vanzelf. Kennelijk is het dan toch een obsessie van mij.’
De
mooiste vondst vind ik de penismeter: wie zijn geërecteerde penis in het boek
legt, kan meten welke maat condoom hij nodig heeft. Hopelijk gebruikt iemand
die ook.
‘Dat hoop ik ook! Er zijn zo weinig mannelijke
lezers overgebleven.’
Eerder
vertelde je dat kinderen sommige humor niet snappen en nu ook dat je geen seks
in kinderboeken kwijt kan. Is het dan toch beperkend om kinderboeken te
schrijven?
‘Ja. Ik zou dat vroeger hebben ontkend. Toen
vond ik dat je over alles voor kinderen kon schrijven, het ligt er alleen aan
hóé. Daar kom ik in zekere mate van terug. Dat ligt ook aan kinderen. Zij zijn
op seksueel vlak erg conservatief. In Gebr.
gaan twee jongens met elkaar naar bed. Dat vinden kinderen ongepast. Ik voel me
wel vrij om alles te schrijven, maar dat komt omdat ik zelfcensuur niet meer
ervaar die ik mezelf heb opgelegd. Maar die zelfcensuur is er wel.’
Voel je
als kinderboekenschrijver gegijzeld door de beperkingen?
‘Soms. Ik ben toevallig kinderboeken gaan
maken, onder meer omdat ik daar tekst en beeld kan combineren, wat ik heel
graag doe. Ik kon mezelf heel goed ontplooien als kinderboekauteur. Maar de
vraag is: heb ik dat recht wel? Een vraag die aan schrijvers voor volwassenen
nooit wordt gesteld, maar aan kinderboekschrijvers altijd, is: wat vinden de
lezers ervan? Er zijn veel mensen die vinden dat kinderboeken in dienst staan
van de lezers.’
Meer mensen
dan vroeger?
‘Dat is wel de trend. Kunst wordt steeds meer
gezien als product. Niet alleen kinderboeken, die pas goed zijn als de lezers
ze goed vinden. Het Fonds Beeldende
Kunst, Vormgeving en Bouwkunst is deels omgedoopt in het Fonds voor de
Creatieve Industrie. Dat zegt alles. Ik zie kunst niet als een product dat je
kunt verkopen, maar als een uiting die je in veel meer opzichten kan verrijken
dan in geld uit te drukken is.’
Denk je
dan wel eens: ik ga alléén nog voor volwassenen schrijven?
‘Dat heeft ook beperkingen. In Driedelig paard stonden veel
sprookjesachtige teksten. Over eekhoorntjes die een klacht indienen bij hun
buren. Zulke teksten, gebaseerd op fantasie, heb ik er voor Nu in handige meeneemverpakking uitgegooid.
Volwassenen vinden dat snel te kinderachtig. Alle teksten in mijn nieuwe boek
zijn daarom allemaal parodieën op de werkelijkheid. Op één na, waarin een
patiënt een bepaald woord kwijt is. Dat levert tegelijk een mooi spel met de
vorm op. Die fantasie zou ik nooit willen verliezen.’
Wil je er
ook mee doorgaan omdat je er goed in bent?
‘Schrijven vanuit een kind – daar ligt wel
mijn kracht, al zeg ik het zelf. Een kind van tien weet niet hoe het is om elf
of twaalf te zijn. Maar als een schrijver voor volwassenen vanuit een kind van
tien schrijft, schemert er altijd een ouder perspectief door. Alsof de
schrijver wil laten zien: zelf ben ik intelligenter. Maar zo krijg je geen
waarachtig kind. Ik kan dat wel scheppen, wellicht omdat ik geen vader ben
geworden en dus nooit de verantwoordelijkheid voor de zorg om een kind op me
heb hoeven nemen. Het kind dat ik zelf was, is in mij blijven hangen. Als ik
een kinderboek schrijf, ben ik dat kind. Het is alleen wel eens fijn om uit dat
denkkader te stappen en als volwassene te schrijven.’
Vanuit
de behoefte aan persoonlijke ontplooiing, zei je al.
‘Ja. Schrijven is maatgevend voor hoe gelukkig
ik me voel en dat geluk is groter als ik kan blijven groeien. Zeker nadat ik in
2009 de Theo Thijssenprijs kreeg [de driejaarlijkse oeuvreprijs voor kinder-
en jeugdliteratuur], dacht ik: het is klaar, en ging ik op zoek naar nieuwe
uitdagingen. Mede daarom is toen Mijn
meneer ontstaan. “Groeien” betekent overigens niet per se: vernieuwen. Voor
mijn dichtbundel voor kinderen Wij zijn
bijzonder, misschien zijn wij een wonder zat de uitdaging in de poging om
te laten zien dat mensen die anders zijn net zo volwaardig zijn als jijzelf.
Dat sluit aan bij mijn maatschappelijke betrokkenheid.’
Hoe
verklaar je dan dat zo veel meer kinderboekauteurs voor volwassenen zijn gaan
schrijven? Van Joke van Leeuwen en Bart Moeyaert tot Carry Slee en Karlijn
Stoffels.
‘Wellicht dat die ook op een gegeven moment de
beperkingen van hun kader voelden. Het onderwerp was niet geschikt of ze wilden
een thema op een ander niveau uitwerken. Ik kan me ook goed voorstellen dat het
een midlifecrisis is. Dat je denkt: is dit het? Blijf ik mijn hele leven
hetzelfde schrijven?’
Voel je
je voldoende serieus genomen als schrijver voor volwassene?
‘Nee. Mijn
meneer is in sommige media alleen besproken omdat de kinderboekrecensent
het voorstelde. Sommige kranten hebben het helemaal niet besproken, ondanks het
maatschappelijk relevante thema. Ik moet ook nog maar zien of Nu in handige meeneemverpakking wordt
gerecenseerd.’
Helpt denominatie voor de AKO Literatuurprijs? In de Annie M.G. Schmidtlezing geef je als
een van de weinige schrijvers toe dat prijzen een aanmoediging waren.
‘Het was de longlist. Het wordt pas leuk als
je de shortlist haalt – en dat is vermoedelijk niet gebeurd omdat ik
kinderboekenschrijver ben. Als je op de longlist staat en je valt dan af, voelt
dat als een degradatie. Terwijl je, als je ook de longlist niet haalt, nog kunt
denken: ach, het boek is niet opgevallen.’
Heeft Mijn meneer je wel nieuwe lezers
opgeleverd?
‘Zonder twijfel. Ik kreeg veel meer fanmail –
allemaal van volwassenen die nog nooit van mij hadden gehoord. Heel bijzonder.
En ik werd door hen voor vol aangezien. Ook dat was nieuw voor me. Hoe moet ik
het uitleggen? Het zat in de mate van bewondering. Dat ze echt gegrepen werden
door het boek en hun mening over pedofilie hadden bijgesteld. Ze schreven ook
vaker over hun eigen leven. Kinderen doen dat nooit. Voor Gebr., over twee homoseksuele broers, kreeg ik ook veel fanmail,
maar geen jongere schrijft iets over zichzelf. Logisch, als je twaalf bent, is
je homoseksualiteit nog een groot geheim.’
Hoop je
dat volwassen nu ook je werk voor kinderen gaan lezen?
‘Het is misschien een achterlijke gedachte,
maar ik hoop absoluut dat zij nu Driedelig
paard en andere boeken uit mijn oeuvre gaan lezen. Uiteindelijk ben ik ook
een winkelier. De boekverkoop loopt terug, dus ik moet wel een breder publiek
zoeken. Mijn werk voor kinderen wordt nu alleen gelezen door volwassenen die
iets met kinderen hebben: ouders, docenten, mensen die in bibliotheken en
boekhandels werken. Soms hoor ik van volwassenen: “Ik ken uw werk wel, maar ik
heb het niet gelezen omdat ik geen kinderen heb”. Daar erger ik me enorm aan.
Wat is dat nu voor stomme reden?’
Hou je
rekening met de verkoopbaarheid van boeken?
‘Ik heb altijd een spanning gevoeld tussen de
verkoopbaarheid van mijn werk en wat ik zelf wil maken. In de literatuur geldt
helaas niet dat als je beter wordt, je werk meer waard wordt – zoals in de
beeldende kunst. Je moet het als schrijver van volume hebben. Dat verkrijg je
niet met literaire hoogstandjes. Zelf denk ik dat ik nog een poosje door kan
met de blokken. Ik zie nog veel mogelijkheden. Maar als niemand belangstelling
heeft voor Nu in handige
meeneemverpakking zou ik die wel laten liggen. Zo ben ik dan ook wel weer.’
(Eerder gepubliceerd in BOEK 5, 2013)
(Eerder gepubliceerd in BOEK 5, 2013)
Zie ook:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten