Het getuigt van grote klasse wanneer een schrijver een omvangrijk onderwerp
of een veelomvattend thema weet te vangen in één enkele gebeurtenis. De
gruwelijkheden die in de Tweede Wereldoorlog plaatsvonden heeft Hubert
Mingarelli bijzonder treffend weten weer te geven in zijn roman Een maaltijd in de winter. Dat het draait om slechts één gebeurtenis
maakt het zeker geen eenzijdig verhaal. De lezer komt er niet een-twee-drie
uit: Is het slecht wat de hoofdpersonen doen of begrijpelijk?
Een legereenheid Duitse soldaten in Polen doet niets anders dan het
executeren van gevangenen en hen daarna in massagraven begraven. Drie Duitse
soldaten proberen aan die vreselijke bezigheid te ontkomen. Ze kunnen het niet
meer, ze willen het niet meer, maar ze moeten. Op een dag dat hun directe
leidinggevende er niet is, die zou er immers nooit mee instemmen, vragen zij
een hogere commandant om in plaats van deel te nemen aan de executies op jacht
te mogen gaan. Even denk je als lezer nog dat ze op dieren gaan jagen, maar het
jagen houdt in dat zij op zoek moeten gaan naar joden die zich in de bossen
verschuilen. Deze ‘verstekelingen’ moeten zij dan meenemen naar het kamp. Het
gevolg is natuurlijk dat deze vogelvrije joden de volgende dag omgebracht
zullen worden, maar in ieder geval niet door Bauer, Emmerich en de ik-persoon.
Als het hun namelijk lukt iemand te vinden, mogen ze de dag daarop weer ‘op jacht’. Het is de keus tussen twee kwaden,
waarvan het jagen minder confronterend is.
Het boek beschrijft één dag. Op een vroege ochtend lopen de drie mannen het
kamp uit en vervolgen hun weg door het uitgestorven winterlandschap. De sneeuw
ligt decimeters dik op de paden en de velden. Ze hebben slechts wat brood zij
zich, maar dat is net genoeg voor één maaltijd. De keuken was namelijk nog
dicht toen ze vertrokken. Om de zoveel tijd roken ze een sigaret, maar
eigenlijk is het te koud om met een blote hand de peuk vast te houden. Ze wisselen
af en toe een paar woorden. Emmerich deelt zijn zorgen over zijn zoon met de
anderen. De zoon rookt en hij voelt dat hij als vader op zo’n verre afstand
geen invloed heeft op dit slechte gedrag. Een fraai contrast: zelf halen de
soldaten hun genoegen uit die ene sigaret. En zelfs een schril contrast met hun
eigenlijke missie: het vinden van een jood die zich verborgen houdt.
Emmerich ziet in een bosje op een paar bomen minder sneeuw liggen.
Vastberaden loopt hij er heen en vindt een hol in de grond waar een jood zit.
Door het vuur wat hij af en toe stookte, smolt de sneeuw op bomen. Ze nemen de
man mee. Het einde van de middag nadert, het wordt kouder, ze passeren een
leegstaand huis en besluiten daar wat op te warmen en iets te eten. Bauer
blijkt worst en reuzel bij zich te hebben, verheugd over dit extra’s maken ze
een vuur en koken daarop soep. De jood moet achter in het huisje op de grond
gaan zitten terwijl de drie mannen zich aan het vuur warmen en verlekkerd
wachten op het eten.
Af en toe richt de ik-persoon zich tot de lezer. Om die ervan te overtuigen
dat ze het wel degelijk moeilijk hebben met hun taak.
Want als u wilt weten
wat mij pijn deed, en wat me tot op de dag van vandaag pijn doet, is het zien
van dergelijke dingen op de kleding van de joden die we gingen doodschieten:
een borduursel, gekleurde knopen, of een lint in de haren. Die tedere
moederlijke zorgen troffen me diep. Daarna vergat ik ze, maar op het moment
troffen ze me diep en ik leed mee met de moeders die zich op een dag die moeite
getroost hadden. En daarna haatte ik ze ook omdat ze me lieten lijden. Ik
haatte ze echt evenveel als ik voor hen leed.
De kracht van dit verhaal zit hem in de korte zinnen, de herhaling van
gedachten en de summiere dialogen. Zo zijn soldaten in een dergelijke situatie.
In zichzelf gekeerd, contemplatief, tegen het malende aan. De vorm die
Mingarelli hanteert valt prachtig samen met de inhoud.
De jood mag uiteindelijk aanschuiven en mee-eten. Al volgt voorafgaand een kort gesprek tussen de
soldaten: ze weten hoe moeilijk het kan zijn om iemand die je beter kent, met
wie je iets gemeenschappelijks hebt meegemaakt, over te dragen aan de beulen.
Daarna volgt een discussie, niet uitgebreid,
wel uiterst essentieel. Emmerich oppert: we kunnen hem ook vrijlaten, net doen
of we niemand gevonden hebben. Maar dan moeten we morgen weer executeren, werpt
een van de drie tegen. En wat maakt het nou uit, het leven te sparen van deze
ene jood, terwijl we er zoveel moeten ombrengen? Maar Emmerich wil het gevoel
hebben één keer iets gedaan te hebben, een goede daad.
Het meedoen, het opvolgen van orders omdat je eigen leven anders op het
spel staat, de eigen zorgen die opspelen terwijl je gruwel daden moet uitvoeren.
Mingarelli heeft met Een maaltijd in de winter op zeer indringende wijze een
belangrijke kern geraakt van waar het in de Tweede Wereldoorlog om draaide. En
de lezer, die blijft vertwijfeld achter: Wat zou ik in zo’n geval hebben gedaan?
Arjen van Meijgaard
Geen opmerkingen:
Een reactie posten