zondag 16 november 2014

Des romans français: Hubert Mingarelli, 'Een maaltijd in de winter'


Het getuigt van grote klasse wanneer een schrijver een omvangrijk onderwerp of een veelomvattend thema weet te vangen in één enkele gebeurtenis. De gruwelijkheden die in de Tweede Wereldoorlog plaatsvonden heeft Hubert Mingarelli bijzonder treffend weten weer te geven in zijn roman Een maaltijd in de winter.  Dat het draait om slechts één gebeurtenis maakt het zeker geen eenzijdig verhaal. De lezer komt er niet een-twee-drie uit: Is het slecht wat de hoofdpersonen doen of begrijpelijk?
Een legereenheid Duitse soldaten in Polen doet niets anders dan het executeren van gevangenen en hen daarna in massagraven begraven. Drie Duitse soldaten proberen aan die vreselijke bezigheid te ontkomen. Ze kunnen het niet meer, ze willen het niet meer, maar ze moeten. Op een dag dat hun directe leidinggevende er niet is, die zou er immers nooit mee instemmen, vragen zij een hogere commandant om in plaats van deel te nemen aan de executies op jacht te mogen gaan. Even denk je als lezer nog dat ze op dieren gaan jagen, maar het jagen houdt in dat zij op zoek moeten gaan naar joden die zich in de bossen verschuilen. Deze ‘verstekelingen’ moeten zij dan meenemen naar het kamp. Het gevolg is natuurlijk dat deze vogelvrije joden de volgende dag omgebracht zullen worden, maar in ieder geval niet door Bauer, Emmerich en de ik-persoon. Als het hun namelijk lukt iemand te vinden, mogen ze de dag daarop weer  ‘op jacht’. Het is de keus tussen twee kwaden, waarvan het jagen minder confronterend is.
Het boek beschrijft één dag. Op een vroege ochtend lopen de drie mannen het kamp uit en vervolgen hun weg door het uitgestorven winterlandschap. De sneeuw ligt decimeters dik op de paden en de velden. Ze hebben slechts wat brood zij zich, maar dat is net genoeg voor één maaltijd. De keuken was namelijk nog dicht toen ze vertrokken. Om de zoveel tijd roken ze een sigaret, maar eigenlijk is het te koud om met een blote hand de peuk vast te houden. Ze wisselen af en toe een paar woorden. Emmerich deelt zijn zorgen over zijn zoon met de anderen. De zoon rookt en hij voelt dat hij als vader op zo’n verre afstand geen invloed heeft op dit slechte gedrag. Een fraai contrast: zelf halen de soldaten hun genoegen uit die ene sigaret. En zelfs een schril contrast met hun eigenlijke missie: het vinden van een jood die zich verborgen houdt.
Emmerich ziet in een bosje op een paar bomen minder sneeuw liggen. Vastberaden loopt hij er heen en vindt een hol in de grond waar een jood zit. Door het vuur wat hij af en toe stookte, smolt de sneeuw op bomen. Ze nemen de man mee. Het einde van de middag nadert, het wordt kouder, ze passeren een leegstaand huis en besluiten daar wat op te warmen en iets te eten. Bauer blijkt worst en reuzel bij zich te hebben, verheugd over dit extra’s maken ze een vuur en koken daarop soep. De jood moet achter in het huisje op de grond gaan zitten terwijl de drie mannen zich aan het vuur warmen en verlekkerd wachten op het eten.
Af en toe richt de ik-persoon zich tot de lezer. Om die ervan te overtuigen dat ze het wel degelijk moeilijk hebben met hun taak.

Want als u wilt weten wat mij pijn deed, en wat me tot op de dag van vandaag pijn doet, is het zien van dergelijke dingen op de kleding van de joden die we gingen doodschieten: een borduursel, gekleurde knopen, of een lint in de haren. Die tedere moederlijke zorgen troffen me diep. Daarna vergat ik ze, maar op het moment troffen ze me diep en ik leed mee met de moeders die zich op een dag die moeite getroost hadden. En daarna haatte ik ze ook omdat ze me lieten lijden. Ik haatte ze echt evenveel als ik voor hen leed.

De kracht van dit verhaal zit hem in de korte zinnen, de herhaling van gedachten en de summiere dialogen. Zo zijn soldaten in een dergelijke situatie. In zichzelf gekeerd, contemplatief, tegen het malende aan. De vorm die Mingarelli hanteert valt prachtig samen met de inhoud.
De jood mag uiteindelijk aanschuiven en mee-eten. Al  volgt voorafgaand een kort gesprek tussen de soldaten: ze weten hoe moeilijk het kan zijn om iemand die je beter kent, met wie je iets gemeenschappelijks hebt meegemaakt, over te dragen aan de beulen. Daarna volgt  een discussie, niet uitgebreid, wel uiterst essentieel. Emmerich oppert: we kunnen hem ook vrijlaten, net doen of we niemand gevonden hebben. Maar dan moeten we morgen weer executeren, werpt een van de drie tegen. En wat maakt het nou uit, het leven te sparen van deze ene jood, terwijl we er zoveel moeten ombrengen? Maar Emmerich wil het gevoel hebben één keer iets gedaan te hebben, een goede daad.
Het meedoen, het opvolgen van orders omdat je eigen leven anders op het spel staat, de eigen zorgen die opspelen terwijl je gruwel daden moet uitvoeren. Mingarelli heeft met Een maaltijd in de winter op zeer indringende wijze een belangrijke kern geraakt van waar het in de Tweede Wereldoorlog om draaide. En de lezer, die blijft vertwijfeld achter: Wat zou ik in zo’n geval hebben gedaan?

Arjen van Meijgaard 

Geen opmerkingen: