De Amerikaan Robert McKee doceert scenarioschrijven. En niet
aan amateurs met vage ambities. Hij gaf les aan de schrijvers van series als Breaking Bad en Game of Thrones (waar ik overigens respectievelijk één en nul
afleveringen van heb gezien). Dat deze man – door Schrijven magazine ooit getypeerd als 'de beste schrijfdocent ter
wereld' – in Nederland twee seminars geeft, is dan ook nieuws. NRC Handelsblad bracht 26 mei een stuk
over hem. Ook elders werd over hem geschreven.
De kop van het stuk in NRC
luidt: 'Hij [=Walter White, de hoofdpersoon van Breaking Bad] heeft meer lagen dan Hamlet'. Dat vindt McKee
namelijk. Prijst hij dus de tv-serie ten koste van literatuur? Allesbehalve. In
de laatste alinea valt hij de stelling van Oek de Jong bij in diens essay Wat alleen de roman kan zeggen (zie
hier). 'De roman is een krachtige kunstvorm en heeft een eigen, intrinsieke
waarde. Een romanschrijver kan iets in de eerste of derde persoon vertellen en
het innerlijk leven van een personage beschrijven. Dat is nog steeds niet
mogelijk met de camera. Je kunt een gedachte niet verfilmen.'
Ik vind het mooi dat juist zo'n man dat zegt. Geen dédain
over literatuur, maar een eerlijke vergelijking van de unieke mogelijkheden van
verschillende kunstvormen. Een tv-serie kan iets wat een roman niet kan, een
roman kan iets wat een tv-serie niet kan. En je kunt van beide houden om wat ze
uniek maakt.
Helaas lijkt Manon Uphoff dat niet te beseffen. In het
pamflet De blauwe muze, vorig jaar
verschenen, schrijft ze in navolging van McKee dat de gewoonte om tv-series via
dvd-boxen, betaaltelevisie en online platformen in korte tijd in zijn geheel te
kijken ertoe heeft geleid dat personages in diepgang en complexititeit niet
meer onder doen voor literaire personage. Maar anders dan de schrijfdocent
beweert ze dat dat tv-series daarom superieurs zijn. 'Waarom de beste
literatuur op tv te zien is', luidt de ondertitel van haar pamflet.
Het hoeft niet te verbazen dat ze er niet in slaagt deze
bewering hard te maken. Sterker nog, ze doet niet eens moeite om hem te
onderbouwen. Ze presenteert de bewering als een hard feit. En iedere keer dat
Uphoff in (op zich interessante) analyses van series als The Sopranos en Mad Men
(die ik overigens respectievelijk helemaal niet en tot en met seizoen vijf heb
gezien) naar literatuur verwijst, raak je er alleen maar meer van overtuigd dat
de schrijfster onzin verkondigt.
1. Michael Kumpfmüller schreef een
volgens Uphoff geslaagde roman over hetzelfde thema als een van de genoemde
tv-series. Aha, denk je dan: literatuur kan dus nog steeds minstens zo goed als
televisie zijn.
2. De verbeelding van vrouwelijke
lust in tv-series vergelijkt Uphoff met deze verbeelding in Vijftig tinten grijs. Tja. Uiteraard
zijn tv-series dan superieur. Dat is alsof je Ajax vergelijkt met de
tafeltennisvereniging bij mij om de hoek en dan beweert: er wordt in Nederland
beter gevoetbald dan gepingpongd. Ja, nogal wiedes.
3. Makers van tv-series hebben
meer vrijheid dan literaire auteurs, beweert Uphoff. Bewijs: Hemmerechts kreeg
kritiek dat zij zich, in De vrouw die de honden eten gaf, verplaatste in de seksualiteit van een andere vrouw en
tv-makers krijgen zulke kritiek nooit. Maar wie kreeg Hemmerechts die kritiek
dan? Ik kan me niet herinneren dat daar nu zo'n punt van wordt gemaakt.
4. Ook de bewering dat veel
schrijvers schrikken dat er belangwekkende verhalen buiten de literatuur worden
verteld, onderbouwt Uphoff niet. Wie schrikt er dan? Het is integendeel bon ton
onder schrijvers om de lof te zingen van tv-series. Daarbij vertelt film al meer
dan een eeuw lang belangwekkende verhalen. Concurrentie met
verhalen-verteld-in-beelden is al heel gewoon.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten