Intrigerende
roman, de nieuwe van Elvis Peeters: Jacht.
Uitgangspunt is een wereld waarin dieren intelligenter zijn dan in
werkelijkheid. Paarden kunnen zelfstandig een kar trekken. Honden kunnen worden
ingezet als ordetroepen. Vossen zijn niet zo weerloos als ze in de grote stad
verzeild raken. Wat gebeurt er dan?
Het
knappe is dat Peeters geen pamflettistische roman schreef met een opzichtige moraal,
maar enkele met elkaar verbonden verhaallijnen verzon die ieder voor zich
weinig plot kennen. Hij stelt de lezer zo in staat om zich te concentreren op
de hoofdvraag van de roman: het onderzoek, zoals het op de achterflap wordt
uitgelegd, naar de grens tussen beschaving en instinct eigenlijk is. Zijn
mensen wel zo beschaafd of handelen zij misschien instinctiever dan de
intelligent geworden dieren?
Mij
viel vooral het verschil aan solidariteit tussen mens en dier op – en het
onderspit dat de mens daardoor zal delven in de strijd tussen mens en dier, die
onvermijdelijk zal losbarsten als de hiërarchie verdwijnt (ook dát laat Jacht zien).
De
wereld van de mensen staat bol van conflict. De jaloezie van de vrijgezel op
wie wél een partner en kinderen heeft. De naijver van een oude weduwe jegens
jongere, vitale eenzaat die het wel in haar eentje redt in de wereld.
Arbeidsconflicten. En juist daardoor kan het zich niet teweer stellen tegen de
vossen die, door hun eigen behoeften aan eten en voortplanting, onze leefwijze
dreigen te verwoesten.
De
dieren kennen veel meer solidariteit. Niet jegens elkaar, maar wél jegens hun
eigen soortgenoten. De paarden zoeken steun bij elkaar. De honden respecteren
hun onderlinge hiërarchie. De vossen opereren als groep. Dat geeft hun veel
kracht en zelfvertrouwen.
Zit
daar een les van Elvis Peeters aan zijn lezers?
Zie ook deze gesprekken met Elvis Peeters:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten