Hoe
makkelijk moet een schrijver het zijn lezers maken om in een verhaal te komen?
Niet te makkelijk in ieder geval. Voor je het weet krijg je – zoals ik eerder
dit jaar in Kwaad daglicht van
Marleen Schefferlie tegenkwam – een soort monologue
interieur van een meisje die er voor alle duidelijkheid bij zegt dat
Marijke haar moeder is. Een grove blunder die de geloofwaardigheid van de roman
direct onderuit haalt, want wie legt aan zichzelf uit: Marijke, o ja, dat is
mijn moeder? Maar of de moeilijke variant van Hesselink perfect is, durf ik ook
te betwijfelen.
Moederziel begint zo:
'In de weerspiegeling van de ruit zie ik een verkleumde man
alleen op straat staan. Zijn ontblote bovenlijf loopt vooruit op een zonnige
zomerdag. Ik voel geen behoefte mezelf in hem te herkennen. Net zomin lijkt het
me nodig mijn blik te laten afdwalen naar de brochures die met hun hoekige
blokletters – wat is de morningafterpil, hoe werkt de morningafterpil, wat zijn
de bijwerkingen van de morningafterpil – hardnekkig proberen mijn aandacht te
trekken. Gelukkig is er binnen meer te zien.'
Het kan
aan mij leggen, maar volgens mij is hier te veel onduidelijk om snel genoeg
grip te krijgen op de eerste alinea (waarvan ik tweederde heb geciteerd). Ik
moest in de loop van zeker drie, vier bladzijdes steeds teruggaan naar deze
passage. Er is dus een ruit – van wat? Een ontbloot bovenlijf loopt deze
zomerdag vooruit – waarheen? Hoezo wil 'ik' zich niet in hem herkennen? Is hij soms
ook verkleumd? Waar zijn die brochures? Liggen die buiten? Hoezo dan? Want
kennelijk is binnen meer te zien? Et cetera. Ik voelde alleen aan dat de 'ik'
dringend een morningafterpil nodig heeft (correct, zo bleek).
Het is,
vrees ik, moeilijk mijn verwarring uit te leggen. Ik kan alleen hopen dat
iedereen die, zonder enige kennis van plot of thematiek, deze passage leest,
hem net zo mistig vind. Met iets meer detail over de situatie en de toestand
van de hoofdpersoon zou het begin duidelijker zijn zonder dat je, volgens mij,
afdoet aan de bevreemdende situatie die de lezer prikkelt door te lezen. Ook
voor 'vooruitlopen' moet een alternatief worden bedacht: als een lezer nog zo
weinig informatie heeft (het is pas de tweede zin), heb je niet meteen door dat
'vooruitlopen' niet letterlijk, maar figuurlijk is bedoeld.
Dan
krijg je zoiets:
'In de weerspiegeling van de ruit zie ik een verkleumde man
alleen op straat staan. Zijn ontblote bovenlijf doet vermoeden dat hij een
zonnige zomerdag verwacht. Ik draag ook niet meer dan een broek, maar ik voel
geen behoefte me aan hem te spiegelen. Ik wil hem niet eens zien, net zomin als
de brochures die met hun hoekige blokletters – wat is de morningafterpil, hoe
werkt de morningafterpil, wat zijn de bijwerkingen van de morningafterpil –
hardnekkig proberen mijn aandacht te trekken. Gelukkig is er in de apotheek
meer te zien.'
Ik ga
natuurlijk verder dan een redacteur zou doen. Ik breng ook iets van mijn eigen
stijl in. Maar het gaat om het idee: de tekst moet helderder.
Dit wil
overigens niet zeggen dat Moederziel
me tegenviel. Dat deed-ie niet. Hesselink schrijft toevallig net als
Schefferlie in Kwaad daglicht over
een gekke moeder, maar veel en veel beter. Hij weet op een heel natuurlijke en
vanzelfsprekende manier haar afwijkingen te laten zien, hoe een klein jongentje
– die niet beter weet – erop reageert én hoe die jongen zelf twintig jaar later
in de war raakt als hij vreest zijn vriendin zwanger te hebben gemaakt. De
titel vind ik bovendien zeer goed gekozen door de dubbele associatie met 'de
ziel van moeder' en 'moederziel alleen'.
Zie ook:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten