De veelgelauwerde kinderboekenschrijver Simon van der Geest,
auteur van het Kinderboekenweekgeschenk 2015, vindt toegang tot bibliotheken
essentieel. Zelf kon hij dankzij de bibliotheek Noors leren toen hij een tijdje
in Noorwegen woonde.
De Bibliotheek op school is een goed initiatief. Niet dat Simon van der Geest de pretentie
heeft er alles van te weten. Maar wat de schrijver er van leerkrachten en
bibliotheekmedewerkers over hoort, stemt hem positief. 'Het is goed dat iemand
met bredere kennis naar de schoolbibliotheek kijkt. Iemand die echt het hele
arsenaal kent en kan inspelen op wat een school nodig heeft. Je kan niet van alle
leerkrachten en schooldirecties vragen om die kennis zelf in huis te hebben.'
De tweevoudig winnaar van een Gouden Griffel – in 2011 voor Dissus en in 2013 voor Spinder – heeft zelf een goede
schoolbibliotheek gemist in zijn jeugd. 'Ik zat op zo'n klein
plattelandsschooltje. Ze hadden wel wat, maar dat waren ouderwetse boeken waar
geen reet aan was. Pim, Frits en Ida
[van Godfried Bomans], herinner ik me dat we moesten lezen. Vergeelde
exemplaren. Daarom was ik zo blij dat elke vrijdag de bibliobus kwam. Of was
het eens in de twee weken?'
Of dergelijke schoolbibliotheken nu helemaal zijn verdwenen,
durft Van der Geest niet te zeggen. Hij is doorgaans te kort op school om de
bibliotheken ter plekke goed te bestuderen. En – belangrijker – hij wordt uitgenodigd
door scholen met budget voor schrijversbezoeken, scholen die zoiets belangrijk
vinden, scholen waarop mensen rondlopen die zich actief voor het lezen
inzetten. 'Ik krijg alleen de goede dingen te zien. Toch denk ik dat de
Bibliotheek op school begint te
werken.'
De auteur van Per
Ongelukt!, het kinderboekenweekgeschenk van dit jaar, was niet alleen
afhankelijk van wat hij via school kon lezen. Thuis, in het dorp De Meije, hadden
Van der Geest en zijn broertje boeken. En hij is altijd lid geweest van de
bibliotheek. Korte tijd in zijn geboorteplaats Gouda: 'een magische plek, dat
oude, monumentale, heel smalle pandje, dat ik me herinnerde als een enorm
gebouw.' En vanaf zijn zesde in Bodegraven, dat op zo'n zes kilometer fietsen
lag.
'Het was daarom een behoorlijk offer om erheen te gaan',
herinnert hij zich. 'Soms was er wel een buurvrouw die zei: 'Ik ga naar de
bieb, wie rijdt er mee?' We moesten ook zeggen dat we uit De Meije kwamen, dan
kreeg je een zes weken-stempel. Maar hoe vaak kwam ik er? Dat herinner ik me
niet meer. Ik was geen lezer die alles las wat los en vast zat, al staat me wel
bij dat ik de bibliobus binnen de kortste keren uit had. Later gebruikte ik de
bieb ook om af te spreken. Het was een fijne plek.'
Hij haalde uit de bibliotheek strips, die hij destijds veel
las, of informatieboeken voor werkstukken. En een aantal auteurs waar hij wel bijna
alles van las. 'Dan ontdekte ik een auteur, omdat ik daar een boek voor mijn
verjaardag van had gekregen of omdat iemand me iets voorlas. Dat kon ik zó goed
vinden, dan wilde ik méér. Dat kon dankzij de bibliotheek. Roald Dahl, Paul
Biegel, veel Joke van Leeuwen. Auteurs als Thea Beckmann las ik juist niet
omdat iedereen die al las.'
Van der Geest is niet zijn hele leven lid van de openbare
bibliotheek geweest. Tijdens zijn omzwervingen door Nederland schreef hij zich
niet na elke verhuizing opnieuw in. Maar vaak had hij een goede reden om het
wél te doen. 'Ook in Noorwegen, waar ik een tijdje heb gewoond. Daar leende ik
kinderboeken om Noors te lezen. Die zijn heel geschikt om een nieuwe taal te
leren. Kleine beer en kleine tijger
[van de overigens Duitse Janosch, md] vond ik in die tijd heel tof.'
Tegenwoordig woont hij in Haarlem, waar hij ook regelmatig naar
de bibliotheek gaat. 'Dat is wel altijd werkgerelateerd, al is de grens tussen
lezen voor werk en lezen voor plezier vaag. Soms haal ik boeken van een collega van wie ik
denk: daar moet ik eens wat van lezen. En soms boeken voor research. Ik ben maak
nu een bewerking van Pudding Tarzan
van Ole Lund Kirkegaard, dan leen ik daar bijvoorbeeld de verfilming van. Nu ze
ook goede koffie schenken ga ik er af en toe ook werken.'
Dat er bibliotheken bestaan vindt Van der Geest
'essentieel'. Vooral voor kinderen. 'Ik moet gelijk denken aan Stephen Krashen
[de Amerikaanse emeritus hoogleraar educatie die, net als Van der Geest zelf,
sprak op het 25-jarig jubileumcongres van Stichting Lezen, md]. Hij toonde met
allerlei statistieken aan hoe belangrijk het is om voor je plezier te lezen,
met alle voordelen die het oplevert als je daardoor geletterdheid wordt. Dat
plezier begint bij de bibliotheek.'
Hij merkt het alleen al aan zijn eigen kinderen van
inmiddels drie en zes jaar oud. 'Wij lezen heel veel voor. Het is leuk om hen
veel verschillende boeken aan te bieden. Om hen te laten proeven van wat er is
en dan op hun voorkeuren in te kunnen spelen. Dan is een bibliotheek echt
handig. We hebben ze gelijk lid gemaakt – met Boekstart, ook een hartstikke
goed programma – en gaan regelmatig met hen naar de bibliotheek. Dat is echt
een uitje voor ze.'
Dat desondanks overal filialen sluiten, noemt hij 'echt heel
erg'. 'Ik weet nog dat ik een jaar of vier geleden in Den Haag was en ze me
vertelden dat er acht filialen gesloten gingen worden. Acht! Verbijsterend.
Straks staat er alleen in het gemeentehuis nog een kast boeken. Juist in de
prachtwijken, waar veel sociale problemen zijn, moet de drempel van een
bibliotheek zo laag mogelijk zijn. Gelukkig zijn er wel initiatieven als de
Voorleesexpress. Dat is heel tof.'
Aan de andere kant: 'Ik hoor dat de nieuwe bibliotheek in Gouda het heel goed doet.' Inderdaad kreeg De Chocoladefabriek na een jaar 30 %
meer bezoekers dan de vier voormalige vestigingen bij elkaar. Het aantal
uitleningen steeg 25 %. 'Blijkbaar zijn er dus manieren om bezuinigingen te
combineren met mogelijkheden om te vernieuwen. Doordat Gouda, voor zover ik
begrijp, met een slim concept andere vormen vindt waardoor het meer wordt dan
een gebouw alleen.'
Van der Geest hoort verhalen over schoolbibliotheken,
bezuinigingen en nieuwe concepten meestal tijdens optredens. Hij doet het
regelmatig – twee tot vier keer per maand en in de Kinderboekenweek dagelijks –
en hij doet het graag. 'Het is een van de leukste dingen van het schrijver
zijn. In contact komen met kinderen en de lol van het lezen te bezingen. Ik
vertel vaak over het ontstaan van mijn boeken en probeer het dan over
creativiteit: Wat is dat? Hoe kom je eraan?'
Niet zelden staat het meest recente boek centraal. Momenteel
is dat Spijkerzwijgen, dat dit
voorjaar verscheen: een verhaal over onverbrekelijke banden, gegoten in een
spannend avontuur, dat speelt in de polders van zijn vaders jeugd. 'Ik vertel de
verhalen van mijn vader die ik heb gebruikt voor het boek: de schijtbalk, of de
keer dat een zwaan hem in de sloot sloeg. En vraag dan: wie heeft een opa die
wel eens iets vertelt? En dan komt het los, hartstikke tof.'
Het liefst treedt hij daarom op in bibliotheken of scholen,
waarbij vaak een bibliotheek betrokken is. Hij wil, in een rustige ruimte, voor
een groep staan. 'Het is toch een soort van theater wat ik dan doe. In de
boekhandel zit je vaak alleen te signeren. En de bibliotheek organiseert het
altijd goed. Ze zorgen er bijvoorbeeld voor dat er een kistje met mijn boeken
rondgaat zodat de klas iets van mij kan lezen en zich echt kan voorbereiden op
mijn komst.'
Tijdens de komende Kinderboekenweek heeft hij er dan ook bij
de CPNB op aangedrongen dat hij veel klassenbezoeken kan doen. Op school of in
de bibliotheek.
(Eerder gepubliceerd in Bibliotheekblad.nl)
Zie ook:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten