Curaçao? Aruba?
Bonaire? Vlamingen weten niets van de Caraïbische uithoek waar Nederlands wordt
gesproken. Toch tekende een geboren Genkenaar voor de Grote Antilliaanse Roman
van de 21e eeuw.
Uitgerekend in de week waarin de Antilliaanse schrijverFrank Martinus Arion overleed verscheen de nieuwe roman van Stefan Brijs. Arion
schreef met Dubbelspel (1973) dé
roman over Curaçao. De Vlaamse romancier steekt hem met Maan en zon naar de kroon. 'Die boeken zijn onvergelijkbaar', haast
Brijs, bescheiden, te relativeren. 'Ik hoor dat ik de sfeer van het eiland heb
getroffen. Dat is een mooi compliment. Maar Arion kende het eiland echt van
binnenuit, ik heb er als een documentairemaker van buitenaf naar gekeken. Zijn
taal is ook veel frivoler. Mijn boek is sober.'
Maar Brijs moet erkennen dat er overeenkomsten zijn. Dubbelspel legt aan de hand van een
eindeloze partij domino de mentaliteit van de voormalige Nederlandse kolonie
bloot. Maan en zon vertelt hoe en
waarom een man tot een dramatische daad komt – de precieze aard van die daad
moet hier onvermeld blijven om niet te veel weg te geven – en gaat daarom óók
diep in op de geschiedenis en mentaliteit van het eiland. 'En Arion was de
voorvechter van de zwarte Curaçaoënaar. In mijn boek is de verteller de enige
zwarte broeder van het eiland.'
Broeder Daniel, heet die verteller. De hele nacht in de
zomer van 2001 denkt hij terug aan Max, die hij veertig jaar geleden als kleine
jongen in de klas kreeg. Max was pienter genoeg om zelf onderwijzer te worden,
maar door een combinatie van tegenslag en het lot trad hij in de voetsporen van
zijn vader: de macho Roy, een taxichauffeur wiens glimmende Dodge Matador zijn
grootste trots is. Sinds Max zelf vader is probeert hij zijn zoon Sonny de
opvoeding te geven die hij had willen krijgen, maar op het eiland dat inmiddels
wordt overspoeld door toeristen en drugs is dat niet eenvoudig.
De meest voor de hand
liggende vraag is natuurlijk: hoe komt een Vlaming ertoe om over Curaçao te
schrijven?
'Mijn vrouw Melanie is er opgegroeid. Tot haar tiende. Ik
hoorde ook de verhalen van haar ouders, die erheen gingen om les te geven. Voor
hen was Curaçao alles. Elke woord dat ze spraken ademde Curaçao. Kort na het
begin van onze relatie in 1999 ben ik er daarom geweest. Het was de eerste keer
dat ik in het buitenland kwam. Een heel bevreemdende ervaring. Ik was in Genk
opgegroeid tussen de migranten, maar op Curaçao heb je twee rassen. Blank en
zwart. Je merkt meteen: er is frictie tussen die twee. Ik voelde ook – dat voel
je gewoon als schrijver – dat de verhalen er voor het oprapen lagen. Ik was
toen helemaal niet van plan die te gebruiken voor een roman, maar ik heb in die
tijd wel al het bericht uit de krant gescheurd waarop Maan en zon is gebaseerd. Omdat ik er wel íéts mee wilde.'
U dacht niet: ik laat
dit onderwerp aan mijn Nederlandse collega's over. Een Nederlander schrijft ook
geen romans over Rwanda en Congo. Mij zijn die boeken in ieder geval niet
bekend.
'Inderdaad, nu je het zegt. Maar er hebben wel
buitenstaanders over Congo geschreven. Ik ben die buitenstaander voor Curaçao.
Die afstand heeft me geholpen. Een Nederlandse schrijver heeft wellicht het
gevoel dat hij zich moet inhouden, omdat alles wat een Nederlander zegt door
een Antilliaan met een loep wordt bekeken. "Wat denkt die macamba wel om dat over ons te schrijven!"
Ik voelde me niet gehinderd door enige gevoeligheid.'
Maar wellicht wel
door uw kennis van het eiland.
'Toen ik besloot dit boek te maken ging ik uiteraard weer
naar het eiland. Voor de derde keer intussen. Ik had al veel gelezen – naast
Arion ook het werk van de andere grote Antilliaanse schrijvers: Cola Debrot,
Boeli van Leeuwen, Tip Marugg. Ik heb daar ook een aantal mensen gesproken...'
Voorin het boek dankt
u een broeder – zoals uw verteller – en een taxichauffer – zoals de vader van
Max. Hebben zij soms model gestaan voor deze personages?
'O nee. Zoiets zou niet eens in mij opkomen. De broeder die
ik bedank, inderdaad de enige zwarte broeder van het eiland, heeft me een paar
uur rondgereden en verhalen verteld. Hoe hij als onderwijzer altijd gevochten
heeft tegen de overheersing van de blanken en de nonchalance van de zwarte –
het gebrek aan zelftrots, zoals hij dat noemde. Dat heb ik allemaal gebruikt,
ja. Maar het was voldoende informatie om een personage op te bouwen. Die
informatie én mijn inlevingsvermogen, een van de weinige talenten die ik heb.
Ik maak ook nooit een karakterschets van tevoren. Ik heb een beeld van mijn
personages en plaats ze in een situatie. Als het dan gebeurt dat ze iets doen
waarvan ik denk dat het niet bij hun karakter past, gooi ik die scène weg. Een
werkwijze die veel tijd kost, maar die ervoor zorgt dat je geen eendimensionale
figuren krijgt.'
In Vlaanderen
schrijven kranten nooit over de Nederlandse Antillen. Had u het gevoel veel te
moeten uitleggen?
'Sinds een jaar of vijf is het een vakantieland voor Belgen.
Daarvoor ging men eerder naar de Dominicaanse Republiek. Maar Curaçao in de
kranten hier? In al die jaren dat ik in België heb gewoond: geen woord. Ik kan
me best voorstellen dat het boek voor Vlamingen een openbaring is. Maar vergis
je niet: Nederlanders van mijn generatie – ik ben nu 45 jaar – en jonger weten
ook niet veel meer van het eiland dan dat er stranden zijn en dat het corrupt
is. Ik bevestig die clichés weliswaar in mijn boek, maar door een heel levensverhaal
te vertellen laat ik zien hoe het gekomen is, dat er veel meer aan de hand is
en waardoor mijn lezers Antillianen ook minder snel veroordelen. Dat doe ik
altijd in mijn boeken: lezers in contact brengen met personen van wie ze niets
willen weten en hen zo anders over die personen laten denken.'
Merkt u aan de eerste
reacties verschil tussen Vlamingen en Nederlanders?
'Vlamingen laten zich vooral meeslepen door het verhaal.
Nederlanders snappen daarnaast een aantal finesses over het eiland. Denken
daardoor: o ja, zit dat zo. Sommigen zijn er geweest en kennen het ritme van
het eiland – als je de opgejaagdheid van een Europeaan kunt laten varen, opent
het eiland zich voor je. Een Vlaming zal nooit iets over die dingen zeggen. Ik
heb van Vlamingen eerder de vraag gekregen: waarom moeten wij iets over Curaçao
weten? Dan zeg ik: het gaat niet om Curaçao. Het gaat om Max die zich uit een
sociaal milieu wil losmaken, vecht om te overleven, wordt geconfronteerd met racisme
– Curaçao is alleen maar het schaakbord waarop dat gebeurt. En ja, dan komt er wat
achtergrond bij kijken om het verhaal goed te kunnen schetsen: de geschiedenis
en de cultuur van dat eiland.'
Max is anders wel een
typische exponent van Curaçao.
'Ja. Zijn gelatenheid zit in het eiland. Men constateert een
probleem en dan houdt het op. Maan en zon
eindigt in 2001, maar sindsdien is er niets veranderd. Er komen steeds meer
toeristen, die zich terugtrekken op steeds meer resorts met een eigen strand
dat dan niet meer publiekelijk toegankelijk is. En de arme zwarte bevolking,
die moet rondkomen van een paar Antilliaanse guldens per dag – als ze die al
kunnen vinden – wordt dagelijks met die rijkdom geconfronteerd. Dan is de
verleiding heel groot om een paar duizend euro te verdienen door bolletjes
cocaïne te slikken en op en neer naar Nederland te vliegen. Zelfs huisvrouwen
doen dat. En niet eens omdat ze het geld echt voor nodig hebben. Ze willen
alleen hetzelfde als de toeristen. Dat was twintig jaar geleden zo en dat is
nog steeds zo. Iedereen weet het ook dat het zo is, maar niemand wil het zwart
op wit zeggen – omdat ze er dan iets aan zouden moeten doen.'
Gaat Max uiteindelijk
aan zijn gelatenheid ten onder?
'Ja. Zijn gebrek aan vechtlust. Er is een scène waarin Max
met zijn vader naar het casino gaat en zo al het geld dat hij had opgespaard
verspeelt. Hij zit al op de taxi, maar hij droomde ervan alsnog onderwijzer te
kunnen worden. Wat doet hij dan? Ik heb drie maanden de ene scène na de andere
geschreven. Ik liet hem vluchten naar Venezuela. Ik liet hem onderduiken in de
grotten van Hato. Maar ik dacht steeds: nee, dat past niet bij zijn karakter.
Het enige wat werkte was toen ik Max gewoon liet doorgaan met taxi rijden. Hij
pleegt geen verzet, hij ondergaat lijdzaam de gevolgen van het lot. Zó is hij.
En ondertussen kropt hij zijn frustratie op. Het positieve is wel dat hij doorgaat,
niet opgeeft, maar hij voelt zich nooit bevrijd dat hij zich bij het lot
neerlegt.'
Zo is Max – en met
hem Curaçao – gedoemd.
'Het boek is niet hoopvol, nee. Ik wou dat het anders was,
maar het is een heel pessimistisch boek. Maar: geschreven uit bezorgdheid. Ik
hou van het eiland.'
Max heeft niet de
kracht om zich te verzetten tegen zijn lot. Had hij wel iets kunnen doen voor Sonny
om te voorkomen dat zijn zoon hetzelfde lot als zijn generatiegenoten treft?
'Tja. Ook Sonny is een kind van het eiland. Hij is van de
generatie die door de toeristen materialistisch is geworden. Was het anders
gegaan als Max, zoals die zich op een gegeven moment afvraagt, strenger was
geweest? Hij had hem dure Nikes gegeven uit hoop dat Sonny ze tenminste niet
ging stelen. Was dat een fout? Ik heb daar geen antwoord op. Had Max soms
moeten emigreren naar Nederland? Veel Antillianen hopen dat dat een oplossing
is, maar ik weet niet of dat het geval is. Ik weet er onvoldoende van, maar je
hoort genoeg over probleem-Antillianen om dat te betwijfelen.'
Maan en zon bevat een motto van Tip Marugg. Dat zegt: mannen
storten hun zaad en rijden in hun auto, vrouwen zijn het sterke geslacht van
Curaçao. Toch zijn de vrouwen in uw roman niet sterk.
'Niet helemaal. Myrna, Max moeder, is sterk omdat ze in haar
eentje haar gezin jaren overeind houdt. Haar enige zwakte is dat ze verliefd is
op Roy en uiteindelijk voor hem kiest. Maar ook zij ontsnapt niet aan het
eiland. Waarom vertelt ze bijvoorbeeld niet dat ze een miskraam heeft gehad?
Omdat vrouwen – het zijn de jaren 1960 – kinderen móéten kunnen krijgen. En
Lucia, de vrouw van Max, heeft al het materialisme van de generatie van Sonny.
Zij is óók een kind van het eiland. Eigenlijk vind ik al mijn personages slachtoffers.'
Ook broeder Daniel?
Hij is onderwijzer geworden, besluit de eilandbewoners te helpen en houdt eraan
vast.
'Hij blijft bij zijn roeping. Hij had terug naar het
klooster in Nederland gekund, maar dat weigerde hij. Hij is een twijfelaar,
maar gaat door. Dat is allemaal waar. Zijn tragiek is dat hij, na een bezoek
aan Nederland, de waarheid onder ogen ziet en die verwoordt. Wacht, ik lees het
voor... "Dat [de Curaçaoënaars] hun verantwoordelijkheid nemen, lijdt geen
twijfel, die kans laten ze niet voorbijgaan. Maar wat dan? Hebben ze een plan?
Een doel? Want eerlijk gezegd, wat mij vooral zorgen baart is het gemak waarmee
ze het lot uitdagen en de lijdzaamheid waarmee ze de consequenties dragen, wat
die ook mogen zijn." Als de broeder dát zegt, kan hij het nooit meer
ontkennen.'
Tot slot. Hoe zou men
op Curaçao naar dit boek kijken?
'Petra Possel [de presentator van het Nederlandse
radioprogramma Kunststof] kent het
eiland heel goed. Ze zei me: het is een keihard boek, maar het beschrijft de
werkelijkheid, daar zullen ze op het eiland niet blij mee zijn. Zelf weet ik het
niet. Als ze me vragen om het boek daar voor te stellen, neem ik de uitnodiging
heel graag aan. Vermoedelijk komt het er ook wel van dat ik naar Curaçao ga. Ik
had dan heel graag met Frank Martinus Arion over mijn boek gesproken. Hij had
het altijd over de schuld van de Nederlanders. De kolonisator, die had alle
problemen veroorzaakt. Hij had nooit over wat de eilanders zelf deden – of
juist niet deden. Dus: Hoe keek hij daar eigenlijk tegenaan? Helaas kan ik hem
dat niet meer vragen.'
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 5 okt)
Zie ook interviews met deze Vlaamse auteurs: Annelies Verbeke, Griet op de Beeck, Dimitri Verhulst, Koen Peeters, Elvis Peeters, Filip Rogiers, Tom Lanoye, Ivo Victoria en nog eens Elvis Peeters
Geen opmerkingen:
Een reactie posten