maandag 26 juni 2017

Interview Alfred Birney over zijn blessure en zijn succes (Boekblad)

Alfred Birney had gehoopt na dertig jaar schrijven door te breken als hij de Libris Literatuurprijs voor De tolk van Java zou krijgen. Hij wilde daar ook best wat vaker zijn schrijfkamer uitkomen. Het immense succes overtrof echter alle verwachtingen. Tot zijn spijt laat zijn gezondheid het niet toe om alle afspraken na te komen.

Waarom hebt u sinds twee weken optredens in boekhandels moeten afzeggen?
‘Het ging niet meer. Ik heb sinds oktober met een slijmbeursontsteking in mijn heup. Daar valt mee te lopen. Ik paste alleen mijn houding aan, waardoor mijn gewrichten rechts begonnen op te spelen. Zaterdag 10 juni ging het mis. Welmoed de Jong van De Geus trof me thuis in Den Haag kreupel aan. Ze weigerde me naar Den Bosch en Oss te brengen. Ik nam een pijnstiller en stapte toch in. In Den Bosch hoefde ik maar 150 meter te lopen naar boekhandel Heinen. Met een wandelstok links en een hand op Welmoeds schouder rechts haalde ik het nét. Het deed hartstikke zeer. En in Oss bij Derijks hetzelfde. Dat kon zo niet verder gaan. Dat spijt me nog meer voor de boekhandels en organisaties van festivals dan voor mezelf. De afspraken bij boekhandels zijn verschoven na het najaar, de festivals gaan niet door. Juist daar had ik zo’n zin in, omdat ik daar collega’s zie.’

Wanneer kunt u uw boekhandelstournee vervolgen?
‘Mijn therapeut en ik hebben een traject uitgezet tot eind augustus om mijn spieren aan te sterken. Ik heb de afgelopen vijf jaar zó hard gewerkt aan mijn boek. Ik heb niets anders gedaan en daarom mijn lichaam verwaarloosd. Al mijn spieren zijn weg. Als die terug zijn, kan ik naar een fitnessschool om verder te trainen en ook weer naar boekhandels. Ik maak voor nu twee uitzonderingen: een optreden bij Een Vandaag en afgelopen woensdag bij Broese. Ik was daar al voor een meet & greet, waarna ze me terugvroegen voor een lezing. Dat vind ik zo eervol. En er waren al zestig kaartjes verkocht. Utrecht is ook net te doen. Als het in Groningen was, zou ik helemaal verstijfd aankomen.’

U heeft de afgelopen weken ook veel gedaan.
‘Best wel. Op een zaterdagochtend moest ik vroeg mijn bed uit om naar de studio van BNR in Amsterdam te gaan – en daarna nog even naar boekhandels in drie steden. Het is echt veel. Ik ben alleen niet op tv. Ja, binnenkort Een Vandaag, dat is het eerste. Ik dacht altijd: je moet bij een van de populaire talkshows hebben gezeten, wil je succes hebben. Maar ik heb ze niet nodig gehad. Mijn boek stond toch op nummer een. Kennelijk helpt het nog steeds als de kranten veel over je schrijven, zoals is gebeurd.’

Deed u al die optredens in boekhandels met plezier?
‘O ja. Mijn boek ligt overal. Natuurlijk de Libris-boekhandels, maar ook AKO en Bruna – die niet direct instapten. Ik lig zelfs op Schiphol. Ik heb daar foto’s van gezien, heel mooi. En dan wil iedereen mij hebben, sommige winkels zelfs twee keer. Ook Derijks trouwens. Ik vind dat zo geweldig. Ik kom overal met een grote grijns binnen. Mensen verwachten misschien dat een geslagen persoon langs komt, De tolk van Java is zo’n serieus boek. En dan komt er een lachende, jongensachtige man binnen. Ik lig dan wel in de lappenmand. Ik heb zo’n pijn dat ik geen vijftien minuten in een boek kan lezen. Maar ik blijf heel vrolijk. Ik geniet echt van de bekendheid. Ik had dat nooit gedacht, ik ben toch een schuchter persoon.’

U verwachtte dat een Librisprijs De tolk van Java meer lezers zou bezorgen. Maar het succes moet alle verwachtingen hebben overtroffen.
‘Ik stond vier weken op nummer 1. Vier weken! Deze week ben ik dan ingehaald door een detectiveschrijver die wereldwijd 33 miljoen exemplaren heeft verkocht. Daar kan ik natuurlijk niet tegenop. Ik was toevallig op een Libris-beurs toen ze me vertelden dat mijn boek vanuit het niets op nummer 1 kwam. Ik dacht: wat ís dit? Ik weigerde het te geloven. Ik moest het eerst, een dag later, officieel zien. En ja hoor, ik liet echte sellers als Nicci French achter me. Hoe kón dat? En dat ging vier weken zo door. Ik moet overigens zeggen: ik heb me nooit voor bestsellerlijsten geïnteresseerd en keek er nooit naar, maar wat staat er weinig literatuur in. Bijna niets. Dat vind ik zorgelijk.’

En wat is uw antwoord op die vraag: hoe kon dat?
‘Daar heb ik eigenlijk nog steeds geen verklaring voor. Paulien Loerts, de directeur van Singel Uitgeverijen, zei me dat alles precies op zijn plaats valt, maar ik weet eigenlijk niet wat ze daarmee bedoelt. Het maakt me ook niet uit. Ik ben vooral blij dat het verhaal nu zo breed wordt gedeeld. Maar misschien zijn er wel een aantal factoren te bedenken.’

Zoals?
‘Mijn uitgever Nele Hendrickx wilde me mediatraining laten doen. Waarom? Omdat ik dan wat vlotter op tv overkwam. Ik ben natuurlijk niet de makkelijke prater die direct zijn verhaal klaar heeft, zoals een programma als Pauw dat wil hebben. Ik ben bedachtzaam, ik moet eerst op gang komen. Toch moest ik enorm lachen om het voorstel. Ik ben mezelf, aan mij valt niets meer te verspijkeren. Maar toch: voor de Libris-uitreiking had ik een dankwoord uit mijn hoofd geleerd. Ik heb het wel vijftig keer gerepeteerd. Alleen, toen ik voor de microfoon stond, was ik alles kwijt. Ik wist alleen nog dat ik het Letterenfonds wilde bedanken. Later hoorde ik dat mensen dat geïmproviseerde gestamel charmant vonden. Het was zo anders dan al die snelgebekte mensen die je altijd op tv ziet, dat mensen mij misschien – hoe noemen ze dat tegenwoordig? – authentiek vonden. En authentiek, dat is de mode op dit moment. Ik kreeg op de avond van de uitreiking ook de indruk dat iedereen het me gunde. Er kwam helemaal geen kritiek.’

Het succes zal toch ook komen door het boek zelf?
‘Ook dat, ja. In korte tijd verschenen een aantal boeken over de dekolonisatie van Nederlands-Indië: De roofstaat van Ewald Vanvugt, De brandende kampongs van Generaal Spoor van Rémi Limpach en mijn boek. Het onderwerp is nu een issue, dat zijn cumulatiepunt vond in de bekroning van mijn boek – ook met de Henriëtte Roland Holst-prijs niet te vergeten. Ik ben, anders dan bijvoorbeeld Adriaan van Dis, de eerste overduidelijk Indische schrijver die zo’n belangrijke prijs wint. Het kan zijn dat veel mensen die zelf een verleden hebben met Nederlands-Indië daarom nu mijn boek gaan lezen. Vergeet niet: een tot anderhalf miljoen mensen zijn of zelf Indo’s of Molukkers of nazaten van Nederlandse militairen die daar hebben gevochten. Zeker de Indo’s zijn een onzichtbare, maar wel een enorme groep die jaar in jaar uit hebben gewacht tot iemand hun geschiedenis op schreef. Dat heb ik gedaan met De tolk van Java, zoals ze mij in boekhandels komen vertellen.’

Hoe behandelt uitgeverij De Geus u nu?
‘Als een vorst. Ik reis niet makkelijk, maar steeds komt iemand van de uitgeverij me ophalen en thuisbrengen. Ze rijden me door het hele land. Perfect. En ze blijven menselijk. Ze zeggen niet: je móét nu dit en dat. Ze zeggen: eerst aan je gezondheid denken. En ze doen van alles voor het boek. Voor Vaderdag hingen posters in zes steden: Leiden, Leeuwarden, Rotterdam, Amsterdam, Den Haag en Utrecht. Mijn snoet staat op het voorplat van de nieuwe aanbiedingsfolder. En in het najaar gaan ze door met campagne voeren.’

Willen ze ook oud werk heruitgeven?
‘Op de uitgeverij zijn ze dat nu aan het lezen. Ik denk dat er wel belangstelling voor is. Hier in Den Haag is de bibliotheek helemaal leeg. Al mijn werk is uitgeleend. En tweedehands exemplaren vliegen de deur uit, maar ik heb nog geen concrete plannen gehoord. Ik hoop in ieder geval dat het succes nog even aanhoudt. Ik heb om te beginnen veel zin om in het najaar alsnog naar alle boekhandels te gaan die ik nu heb moeten afzeggen.’
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 19 jun)

Geen opmerkingen: