donderdag 15 juni 2017

Marijke Schermer, 'Mensen in de zon' en 'Noodweer' (Ons erfdeel)

Een schrijver die een naam heeft gegeven aan een personage, zal die naam niet snel nog een keer gebruiken. Marijke Schermer doet dat wel. In haar debuut Mensen in de zon uit 2013 is Leo een politicus (een van de zes personen uit de vriendengroep waar de roman om draait) en Emilia zijn dochter. In Noodweer (najaar 2016) is het precies andersom. Emilia is de hoofdpersoon, Leo haar oudste zoon. Waarom?
De overeenkomsten nodigen uit om de samenhang tussen beide boeken te onderzoeken. De uitnodiging wordt versterkt door nóg een naam die in beide boeken voorkomt. In Mensen in de zon is de kunstenares Stella een van andere personages uit de vriendengroep. In Noodweer wordt één keer gerefereerd aan een kunstenares Stella, van wie Emilia en haar man ooit een kunstwerk kochten. In dit geval zou het heel goed hetzelfde personage kunnen zijn.
De samenhang in het nog bescheiden proza-oeuvre van Schermer, die al zestien toneelstukken op haar naam heeft staan, is dan ook groot. Beide romans draaien om de omgang met de waarheid. Hoe heeft een leugen invloed op je leven? Wat gebeurt er als je ontdekt dat je altijd een leugen voor waar hebt aangenomen? Op wat voor manier werkt een geheim door in het alledaagse bestaan? En wat als de persoon voor wie je iets verborgen houdt zijn eigen geheim heeft?
In Mensen in de zon staat een fataal auto-ongeluk centraal, waardoor de vriendengroep – twintigers op het punt om door te breken als kunstenaar, pianist, schrijver of wetenschapper – uit elkaar valt. Ze zijn vanuit Rome op weg naar het buitenhuis van IJsbrand, de veel oudere kunsthandelaar die tegelijkertijd mentor en spil van de groep is, als ze botsen op uitgerekend diens auto. IJsbrands partner Olivier laat daarbij het leven.
Schermer begint het verhaal op het moment dat de inmiddels hoogbejaarde IJsbrand zo’n twintig jaar later iedereen uitnodigt voor wat hij noemt een “historische reconstructie”, omdat reünie niet ambitieus genoeg klinkt. Volgende week zaterdag bij hem thuis, zegt hij. De auteur laat daarna zien – soepel switchend van het ene personage naar het andere – hoe Leo, Stella, Clara, Max en Vik daarop reageren door hen van dag tot dag te volgen.
Alle vijf reageren ze anders. De bij de kiezer populaire Leo, net staatssecretaris geworden, raakt van slag. Komt het geheim dat hij met zich meedraagt uit? Het geheim, waarvan hij ten onrechte aanneemt dat niemand het kent, dat hem ervan heeft doordrongen dat hij diep van binnen een slecht mens is. Maar hij herpakt zich door vast te houden aan alles wat hem desondanks gelukkig maakt. Zijn vrouw, zijn kinderen – ze zullen er misschien niet altijd zijn, maar ze zijn er nu.
De goedgelovige Vik, die een roman over het ongeluk publiceerde, verliest daarentegen voorgoed de grip op zijn bestaan. De uitnodiging vergroot zijn twijfels over zijn relatie en zijn schrijverschap, die alleen dankzij het succes van een als satire bedoeld zelfhulpboek nog bestaat. Even ontleent hij hernieuwde energie aan de gedachte zijn leven te funderen op de waarheid, maar aangezien hij die niet kan vaststellen, zakt hij meteen weer weg, dieper dan ooit.
En zo kun je ze alle vijf afgaan. Maar een ding hebben ze gemeen. Ze waren “mensen in de zon” – een verwijzing naar het gelijknamige schilderij van Edward Hopper – en daardoor te verblind om te zien wat zich in de schaduw bevindt. Maar ze ontdekten stuk voor stuk de verontrustende geheimen die eeuwig voortsudderen in het donker en moesten daarna voor zichzelf bepalen hoe ze daarmee omgaan. Niemand kan zich veroorloven altijd in de zon te kijken.
Ook in Noodweer zet de omgang met een dramatische gebeurtenis het drama in gang. Vlak nadat Emilia haar grote liefde Bruch heeft ontmoet, wordt ze bruut aangerand in haar eigen huis door een onbekende die ze – de situatie verkeerd inschattend – nota bene zelf had binnengelaten. Uit schaamte houdt ze de verkrachting en het week durende verblijf in het ziekenhuis voor iedereen geheim. Pas als ze helemaal is hersteld, zoekt ze opnieuw contact met Bruch.
Schermer begint dit verhaal op het moment, jaren later, dat Emilia niet langer met haar geheim kan leven. Het geluk van de liefde, al snel gezegend met kinderen, is overwoekerd door sleur. De idyllische woning in de uiterwaarden van een rivier begint leeg en kaal te voelen. Haar werk op een bureau voor statistische analyse bevredigt niet meer. En als een van de partners op kantoor zelf een aanrander blijkt, komen er te veel herinneringen boven.
Het liefst verlaat Emilia zich op onweerlegbare feiten – precies zoals Clara in Mensen in de zon aan de logica vasthoudt als reddingsboei in een zee van troebele emoties. Maar sommige waarheden zijn nu eenmaal niet op feiten gebaseerd maar subjectief, zoals blijkt uit een discussie met Bruch over wat beter is: als een stel elkaar al hun hele leven kent of als ze eerst een eigen leven hebben gehad? Op zo’n vraag is geen helder antwoord mogelijk.
Wat moet Emilia dan doen? Zonder hier de apotheose van de roman te onthullen, is duidelijk dat ook zij én Bruch worstelen met alles wat ze in de schaduw hebben proberen weg te duwen. En net als de personages uit Schermers debuut worden ze gedwongen te erkennen dat uitsluitend een leven in de zon geen mogelijkheid is – daarvoor loopt iedereen, zeker ook Emilia (vroeg overleden moeder, alcoholistische vader), vanaf zijn vroegste jeugd te veel butsen op.
Het knappe aan beide romans zit vooral in de manier waarop Schermer haar punt maakt. Mensen in de zon en Noodweer zijn allesbehalve rechtlijnige vertellingen met een onvermijdelijke conclusie. Ze blijft weg van de al te therapeutische boodschap dat een mens alleen zichzelf kan kennen en heel kan zijn als hij ook zijn donkere kant een plaats geeft. Schermer toont hoe haar personages worstelen en laat de conclusies aan de lezer.
Daarin verraadt de auteur haar achtergrond als toneelschrijfster, die alles moet laten zien met dialoog en handeling. Tegelijk is het volstrekt begrijpelijk dat ze ditmaal voor de romanvorm heeft gekozen. In beide boeken duikt ze diep in de binnenwereld van haar personages en geeft ze in haar geserreerde, zorgvuldige stijl precies weer wat ze denken en voelen – iets wat in toneel onmogelijk is. Dialoog gebruikt ze maar spaarzaam, handelingen zijn hoofdzakelijk decor.
De grote samenhang binnen haar romans, die waarschijnlijk ook in haar theateroeuvre aanwezig is, doet verlangen naar meer.
(Eerder gepubliceerd in Ons Erfdeel 2, 2017) 

Geen opmerkingen: