Parijs eind jaren negentig is het decor van Jean Echenoz’ Ik ben weg, met een uitstapje naar Groenland. Een goedverdienende galeriehouder en zijn lelijke assistent zijn de hoofdrolspelers. Een aantal vrouwen en kunstenaars hebben de bijrollen. En de hoofdlijn van het verhaal? Dat alles en iedereen er vandoor gaat.
Als eerste vertrekt de galeriehouder. Hij verlaat zijn vrouw en vertrekt vervolgens naar Groenland om zeldzame eskimokunst uit een schip te halen. Met de moderne kunst loopt het niet zo goed, dus is hij op zoek naar iets exclusiefs en authentieks.
Als tweede verdwijnt de assistent, die ineens dood blijkt te zijn en dus definitief weg is. Alhoewel, definitief? Heeft de assistent misschien iets te maken met het feit dat de eskimokunst uit de galerie wordt gestolen, die daarmee ook foetsie is?
En dan de vrouwen met wie de galeriehouder aanpapt. De ene keer stapt hij op, de andere keer nemen de vrouwen de benen.
Ik ben weg is vlot geschreven en origineel. Zo is de directe rede geheel verweven in de tekst, geen aanhalingstekens openen en sluiten, of streepjes aan het begin van een uitgesproken zin. Als lezer volg je de blik en gedachten van de personages op de voet, je zit als het ware in het lijf van de persoon, of je nu wilt of niet. Dat leidt ertoe dat je wordt meegesleurd en doorleest.
Aan het einde komen alle uit elkaar gewaaierde levens weer bij elkaar. De assistent, de eskimokunst en op de allerlaatste pagina gaat de galeriehouder op oudejaarsavond weer terug naar het huis waar hij met zijn vrouw woonde. Ze is echter verhuisd, zegt een jong ding dat aangeschoten opendoet. Maar hij mag natuurlijk binnenkomen, er is een feestje.
Even dan, zegt hij, en ik ben weg.
Jean Echenoz, Ik ben weg, Parijs 1999 (in het Nederlands verschenen bij De Geus, 2000)
Zie ook:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten