Overal zijn ze te vinden: eenzame, saaie mannen, halverwege hun leven, zonder noemenswaardige eigenschappen, zonder ambitie of iets wat daarop lijkt en die bovendien ook nog eens worstelen met hun armzalige bestaan. Maar hoe onopvallend ze ook zijn, dat deze op het eerste gezicht nietszeggende kantoorklerken of bankbediendes de hoofdrol kunnen spelen in prachtige romans blijkt uit De solitair van Eugène Ionesco en De zondagen van Jean Dézert van Jean de la Ville de Mirmont. Sinds kort kan hier De Graf Zeppelin of De lijdensweg van Émile van René de Obaldia aan worden toegevoegd. Deze in 1956 verschenen roman is onlangs knap vertaald door Mirjam de Veth (die ook De zondagen van Jean Dézert vertaalde).
Émile is extreem bijziend, hij werkt op een verzekeringskantoor waar hij niet geliefd is bij zijn collega’s en leeft in een tweekamerappartement met zijn vrouw Angélique. We leren hem kennen op het moment dat zij zwanger blijkt te zijn. Hoewel, hij is daar nog niet zo zeker van. Wel ziet hij dat haar buik steeds groter wordt. Zo groot zelfs dat hij er angstvisioenen van krijgt en hij de buik buiten proportioneel maakt. Als het zo doorgaat, zal hij verpletterd worden door de buik.
Wanneer het kind er eenmaal is, het wordt hem aan de telefoon verteld op kantoor, moet zijn baas erop aandringen dat hij naar de kliniek gaat om zijn vrouw en kind te bezoeken. Daar aangekomen weet zij zich geen houding te geven. In de wieg ligt een monsterlijke baby die hem met één oog aanstaart: een cycloop! Het is Baptiste genoemd door zijn moeder. Weer op straat voelt Émile zich ellendig, het zweet gutst over zijn lichaam. Hij gaat naar huis en sleept zich met zijn laatste krachten de vijf trappen op naar hun appartement.
Die vijf etages, hij dacht dat hij die nooit op zou komen. Hij zou ter plekke als een blok neerstorten op een traptree; de medebewoners zouden om hem heen drommen; eensgezind zouden ze hem naar een museum vervoeren, ze zouden hem in een vitrine zetten met een bordje: “Dodelijk getroffen vader”.
Dagen blijft hij in bed, uitgeput, malend over wat hem is overkomen. Angélique vertrekt met de baby naar een tante op het platteland.
Baptiste is al wat de klok slaat. Op zijn werk vragen zijn collega’s aan de lopende band hoe het kind het maakt, zelfs op straat lijkt het of iedereen weet dat hij een zoon heeft . Angélique geeft al haar aandacht aan de kleine, voor Émile is er geen plaats meer. Baptiste als kleine Oedipus: nog voor hij zelf kan lopen en ruim voor zijn vader een oude grijsaard is heeft hij hem al verslagen en van zijn plek verstoten.
De Obaldia bouwt de tragische ondergang van Émile goed op. De lezer krijgt te maken met een wankele en in zichzelf gekeerde man, wiens waanzin steeds meer aan de oppervlakte komt. Hij praat in zichzelf, heeft droombeelden waarin de wereld het om hem gemunt heeft en voert een stille maar heftige strijd met zijn nakomeling. De tragiek wordt benadrukt door De Obaldia's humor. Neem het fictieve gesprek dat Émile voert met iemand op straat over zijn vaderschap.
“Een uur, lieve mevrouw, we hebben juist zijn verjaardag gevierd.”
[…]
“Wat gaat u met hem doen?”
“Mijn vrouw en ik gaan hem in het water dompelen en daarna enten we hem in.”
[…]
“En eh… als u hem heeft laten inenten?”
“Nou, dan laten we hem zijn eerste communie doen, zijn eerste oorlog, en dan wachten we tot hij in de tweede als held zal sneuvelen.”
Korte dialogen volgen op diepzinnige overpeinzingen van Émile en beeldende beschrijvingen van wat er om hem heen gebeurt:
Plotseling klonk er naast Émile een gekrijt op: een ongewoon angstaanjagend geschreeuw met de klank die het midden hield tussen een Siamese kat en roestige messen die in het maanlicht geslepen worden.
En dit alles als aanloop naar de laatste daad van Émile. Op een zonnige dag, dat wel, maar vrolijk allerminst.
En de Graf Zeppelin? Émile zag ooit in de bioscoop de landing van een zeppelin die voor het oog van het ontvangstcomité en de fotografen en cameramannen ontplofte. Brandende mensen renden van het ongeluk af, in alle richtingen. Eerst ziet hij de buik van Angélique als die zeppelin en later beeldt hij zich in dat hij aan boord gevraagd wordt terwijl het ding nog in de lucht is, wetend hoe het einde zal zijn. Een dun verhaallijntje ter illustratie van de gevolgen van de geboorte van Baptiste.
Naast de overkomst met de hoofdpersonen van eerder genoemde boeken speelt De Graf Zeppelin ook in Parijs. Maar dat is niet het enige. De drie titels verschenen ooit in de prachtige uitgaven van Coppens & Frenks: een stofomslag met een intrigerende foto, ingenaaid (en dus niet gelijmd met een hard kaftje zoals dat helaas steeds vaker gebeurt) en bovenal met een zeer aangename bladspiegel. De op zichzelf al mooie verhalen profiteren daar ongetwijfeld van, en de wat sullige en grijze-muizen-hoofdpersonen dus ook. Ik zal Émile in ieder geval niet snel vergeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten