Onderstaand stukje schreef ik voor BOEK, het nummer dat deze week verschijnt, in een kort reeksje over conflictueuze biografieën. Op basis van berichten in diverse nationale en internationale media, dus nog voor ik de biografie van Ryszard Kapuscinski zelf had gelezen.
Toen de wereldberoemde Poolse journalist Ryszard Kapuscinski in 2007 overleed, gaf zijn weduwe Artur Domoslawski toegang tot diens privé-archief. Waarom niet? Domoslawski beschouwde de schrijver van wereldwijd vertaalde boeken als De keizer, De voetbaloorlog en Reizen met Herodotus als zijn mentor. Maar de journalist bleek ook integer te zijn. Die instelling kon Alicja Kapuscinska weleens onaangename verrassingen bezorgen. Ze kreeg ruzie met de biograaf en procedeerde vervolgens tot het uiterste om verschijning van het boek verboden te krijgen.
Toen een uitgever het ondanks de juridische dreiging aandurfde om de biografie te publiceren, bleek waarom. Het boek met de provocerende titel Kapuscinski: Non-Fiction, dat onlangs in Nederlandse vertaling verscheen, toont aan dat Kapuscinski verschillende affaires heeft gehad, schijnbaar zonder morele bezwaren spioneerde voor het Poolse communistische regime en – het ergste voor een journalist – het niet zo nauw nam met de waarheid. Kapuscinski verzon regelmatig details om zijn verhaal aan te dikken. Het verhaal ‘een kleurtje geven’, noemde hij dat. Maar hij had allerlei beroemdheden nooit ontmoet, was niet ontsnapt aan een executie in Congo, enzovoorts.
Domoslawski’s opsomming van leugentjes is zo lang dat recensenten van de biografie niet schromen de non-fictieschrijver die ooit kans maakte op de Nobelprijs, een ‘fantast’ te noemen. Hoe graag had de weduwe dat willen voorkomen.
Inmiddels heb ik de Nederlandse vertaling van de biografie dus gelezen. Het is eerlijk gezegd niet altijd even makkelijk om door te komen. Domoslawski richt zich op een Pools publiek: hij beschouwt zaken bekend waar ik nog nooit van heb gehoord. Ook geeft zijn keuze voor een thematische aanpak het boek een zekere warrigheid. Een heldere rode draad of overkoepelend verhaal wordt node gemist.
Maar ik moet ook zeggen: zonder de gevoeligheid waarmee een Pool over zijn held leest, is de ophef moeilijk te begrijpen. Domoslawski heeft daar zeker geen aanzet toe gegeven. Uit alles blijkt dat hij een zo eerlijk mogelijk beeld van Kapuscinski heeft willen geven. Met nadruk dus op de kwaliteiten van zijn inderdaad fantastische boeken, maar ook met oog voor de schaduwkanten van zijn werkwijze.
Domoslawski probeert daarbij op een uiterst integere manier zijn fouten te wegen. Om een voorbeeld te geven: Kapuscinski’s werk voor de Poolse geheime dienst. De biograaf veroordeelt niet. Geeft ook niet sec de feiten. Maar hij probeert die feiten zorgvuldig in een context te plaatsen: Waarom deed Kapuscinski het? Wat stelde zijn werkzaamheden eigenlijk voor? Welke schade richtte hij ermee aan?
Domoslawski’s oog voor nuance is zo voorbeeldig dat ik achteraf graag stukken in de nationale en internationale media had willen lezen die verklaren waarom recensenten in Polen, maar ook in Nederland bij de vertaling, dat niet zien – of niet willen zien.
Tot slot kwam ik deze zin tegen: ‘Hij was veertig, zij was twee keer zo jong.’ Rara, hoe oud was ze? Het antwoord is niet twintig: dat is half zo jong.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten