De Sez
Ner-trilogie van de Zwitserse schrijver Arno Camenisch bestaat uit drie
losse boekjes, die bijeen worden gehouden door een buikband. Ze zijn dus alleen
samen te koop. Toch is elk deel afzonderlijk te lezen, al keren sommige
personages in latere delen terug. Sterker: in het Duits verschenen ze ook
afzonderlijk, met tussenpozen van ten minste een jaar.
De boeken beschrijven het leven in het
afgelegen platteland in het kanton Graubünden. ‘Afgelegen’ betekent daar meer
dan op het Nederlandse platteland. Het kleine dorp heeft door de bergen weinig
contact met inwoners uit de stad, zoals het relatief dichtbij gelegen Chur. Dat
wordt weerspiegeld door de taal: de inwoners spreken het Surselvische dialect
van het Reto-Romaans, dat afwijkt van wat een dal verder wordt gesproken.
In het eerste deel (Sez Ner) zoomt Camenisch in op het seizoen van de alpenknechten,
die hoog in de bergen het vee van de boeren verzorgen. Het tweede deel (Achter het station) beschrijft een jeugd in het dorp. En het derde
deel (De laatste) volgt de gesprekken
van de flink rokende en drinkende stamgasten in een kroeg die die avond voor
het laatst geopend is.
Het bijzondere van de dunne boekjes –
gemiddeld nog geen honderd bladzijden – is de opbouw uit louter scènes. Scènes
van een paar regels tot maximaal driekwart pagina. Een alpenknecht zet het eten
op. De herder denkt na over de weersverwachting. De boeren voor wie ze werken,
komen zondags naar hun vee kijken, waarbij een van de alpenknecht een sigaar
steelt.
Meer is het niet – om voorbeelden te geven uit
Sez Ner. De trilogie deed me daarom
sterk denken aan films. Logisch: die zijn bijna per definitie uitsluitend
opgebouwd uit scènes. Maar ik bedoel een specifiek soort films, die net als
Camenisch geen verhaal vertellen, maar het leven van een of meerdere personages
tonen en in de alledaagsheid van de scènes bijzonder trefzeker kunnen zijn.
Het verschil is: waar je in een film de
beelden ondergaat en je, door het decor of de personages, de samenhang direct
snapt, moet je in deze boeken na iedere witregel opnieuw nadenken. Wie is er
aan het woord? Waar speelt deze scène zich af? Et cetera. Daardoor eist
Camenisch grote concentratie van zijn lezers. Je kunt geen twee regels je
aandacht laten verslappen.
Maar wie erin slaagt op te gaan in de kleine wereld die deze schrijver schetst, ondergaat niets minder dan een bedwelmende ervaring. Je krijgt het gevoel alsof je de personages, tot in de kleinste details van hun trots en hun kleinburgerlijkheid, diepgravend leert kennen. En je zult – net als ik – concluderen: wat schitterend gedaan.
Maar wie erin slaagt op te gaan in de kleine wereld die deze schrijver schetst, ondergaat niets minder dan een bedwelmende ervaring. Je krijgt het gevoel alsof je de personages, tot in de kleinste details van hun trots en hun kleinburgerlijkheid, diepgravend leert kennen. En je zult – net als ik – concluderen: wat schitterend gedaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten