Een dichter moet in 2013 zijn eigen poëzie
ook op het podium kunnen brengen om publiek voor zijn werk te winnen. De
workshop voordragen van Erik Koningsberger bewijst hoe nuttig het is om je
daarin te scholen.
‘Tegen wie vertel je dit?’ Theatermaker
Erik Koningsberger onderbreekt de voordracht van Özcan (een pseudoniem)
resoluut. Direct na de inzet van zijn gedicht was het volume dramatisch
ingezakt – alsof hij eigenlijk in zichzelf praatte. ‘Bedenk iemand aan wie je
je gedicht wilt voordragen. Het maakt niet uit wie – een vriend, je moeder, een
collega – als je maar iemand in je hoofd hebt.’ Aanvankelijk lijkt Özcan de
opdracht niet te begrijpen, maar als hij beseft dat hij op die manier zijn
voordracht structureert, is zijn declamatie gelijk een stuk duidelijker. En
zijn gedicht beter te volgen.
Koningsberger, met dertig jaar ervaring in
acteren, regisseren en geven van presentatie-trainingen, organiseerde dit
voorjaar daarom een workshop voordragen. Bij wijze van experiment: hij had geen
idee of er belangstelling voor was. Maar na een oproep via de nieuwsbrief van
Stichting Perdu komen elf dichters naar het poëziecentrum met literair podium
in hartje Amsterdam. Een uiterst gemêleerd gezelschap bovendien: van een
nieuwbakken stadsdichter die van zichzelf moet kunnen performen tot een
veertiger die eindelijk met zijn gedichten naar buiten wilde treden.
De meeste deelnemers gaan er onbewust
vanuit dat hun tekst centraal stond. Zonder poespas en zonder theater lees je
die voor. Maar al bij het voorstelrondje maakt Koningsberger duidelijk dat je
aanwezigheid op het podium de essentie is. Een dichter moet een ‘vorm’ kiezen,
zoals hij dat noemt: een manier om er te staan en zo alle ‘persoonlijke ruis’
eruit te halen. Een dichter die zenuwachtig heen en weer wipt of door spanning
problemen krijgt met zijn ademhaling, leidt af van waar het om gaat. ‘Kies een
vorm en je persoonlijkheid komt juist beter tot zijn recht.’
Tijdens de individuele voordracht van alle
dichters grossiert Koningsberger in nuttige tips. De eerste zin is de
belangrijkste, legt hij uit: daarmee moet je publiek direct bij het gedicht
betrekken. Let niet op het publiek. Besteedt evenmin aandacht aan de vraag hoe
je overkomt. Focus op je eigen optreden. Las gerust stiltes in, zodat je blijft
denken. Probeer niet leuk te doen of bij jezelf een gevoel op te roepen, maar
concentreer je op de tekst: alleen als je die goed brengt – een vraag echt als
een vraag laten klinken, bijvoorbeeld – wordt het leuk of wek je een gevoel op.
Zo opgeschreven klinkt het als een
opsomming open deuren. Maar het wonderlijke tijdens de workshop is: de tips
werkten. Alle dichters krijgen hun werk al na een paar minuten beter voor het
voetlicht – iets wat de positief ingestelde Koningsberger voortdurend
benadrukt. Het geldt voor de verlegen dichter, die zijn aarzelingen overwint
door zijn werk tegen een concreet persoon voor te dragen. Maar ook voor de
overacterende dichter, die zijn tekst in een rustiger cadans brengt, zo het
effectbejag uit zijn optreden haalt en zijn beelden zo beter zichtbaar maakt.
Koningsberger besluit dan ook snel dat de
proef is geslaagd en een vervolg verdient. De workshop voorziet duidelijk in
een behoefte.
NOOT
Perdu is niet de enige die schrijvers
leert voordragen. Ook het auteursechtpaar Geert Kimpen en Christine Pannebakker
bijvoorbeeld werkt tijdens hun Schrijfweken met theaterregisseur Walter Super
aan de presentatie van hun cursisten.
(Eerder gepubliceerd in Schrijven 3, 2013)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten