zondag 29 september 2013

Des romans français: Jérôme Ferrari, 'De preek over de val van Rome'


Met De preek over de val van Rome (vertaald door Jan Pieter van der Sterre en Reintje Ghoos) won Jérôme Ferrari de Prix Goncourt en brak hij internationaal door. De titel belooft veel, en de schrijver maakt deze belofte waar. In een schitterende stijl met soms paginalange zinnen, schetst Ferrari de niet te vermijden teloorgang van grote wereldrijken. Ze komen op, bloeien in volle glorie en gaan ten onder. Ook als het rijk een café op Corsica is, dat de twee vrienden Matthieu en Libero overnemen nadat ze de brui gegeven hebben aan hun studie filosofie in Parijs.
De hoofdstukken springen door de tijd en wisselen van plek. Zo volgen we Marcel, de grootvader van Matthieu, die als koloniaal in Afrika terechtkomt en het continent een vrouw en wat illusies armer weer verlaat. En ook Indochina komt aan bod. Het staat voor het verval van het Franse rijk dat ooit zijn tentakels tot ver in de wereld uitspreidde.
Matthieu en Libero ontmoeten elkaar tijdens een vakantie, daar wordt de basis gelegd voor de toekomstige onafscheidelijkheid. Hoe verschillend ook in karakter, Matthieu is de meer teruggetrokken van de twee, Libero de gangmaker, ze lijken niet meer zonder elkaar te kunnen. Het café op Corsica wordt eerst uitgebaat door een serie onbekwame types die het etablissement verder de afgrond in duwen; het kan een voorteken zijn voor later. Maar dan verschijnen de twee avonturiers op het toneel. Ze kennen Corsica, hun wortels liggen er, en daarom wagen ze de gok.

Libero was absoluut niet van plan dezelfde fouten te maken als zijn onfortuinlijke voorgangers. Hij wist dat hij even weinig verstand van café-exploitatie had als Matthieu, maar betwijfelde niet of hij met zijn kennis van de plaatselijke situatie en een minimum aan gezond verstand hun een nieuwe afgang zou kunnen besparen. Hij schetste een visionair toekomstbeeld en Matthieu luisterde naar hem alsof hij het zegel van de profeten was, ze moesten hun ambities matigen zonder ze volledig te laten vallen.

Ze toveren de plek, die vooral door lokalen werd bezocht, om tot een in de wijde omtrek populaire bar. Ook toeristen laten zich er graag zien, niet in het minst door de aantrekkelijke serveersters die ze op aanraden van een bordeelhouder in dienst nemen. En naast vrouwelijk schoon weten ze ook kwaliteit te bieden voor de gasten die dat willen, zoals 'ham van drie jaar oud, en kaas, iets echt speciaals en zelfs zo speciaal dat iedereen die ervan proefde huilend van dankbaarheid zijn portefeuille zou trekken.'
Tot in de late uurtjes wordt er gegeten, gedronken en muziek gemaakt. Iedereen vermaakt zich, iedereen is gelukkig. Het café is uit de as herrezen en in volle bloei, net als Rome in zijn glorietijd. Maar dan brokkelt ook dit kleine imperiumpje op Corsica langzaam af. Van binnenuit begint het. De muzikant die in het begin timide zijn nummers speelde, gedraagt zich als een soort onderkoning die alle vrouwen denkt te kunnen krijgen. Hij stookt en beledigt. Maar ook jaloezie, drank, vrouwen en geld zorgen voor de nodige problemen. De titel van de roman verwijst naar de preek van Augustinus, net als de titels van de hoofdstukken. De plundering van Rome wordt uitgelegd als een waarschuwing van God. En zo kan ook de ondergang van het café worden gezien: de mensheid gaat aan haar eigen zonden ten onder.
De lange zinnen, bestaande uit eindeloos veel hoofd- en bijzinnen in alle mogelijke vormen, de uitvoerige beschrijvingen van situaties en plekken en de terug- en vooruitblikken, het past bij het traag en langzaam naderende onheil. Zoiets moet je niet droog en sober beschrijven, juist de vele versiersels en prachtige beelden leiden de lezer af van wat er werkelijk gebeurt. Ferrari toont zich daar een meester in. Wanneer iets in volle bloei staat, kun je onmogelijk zien dat het al zwanger is van de ondergang. Maar toch weet je het. Libero en Matthieu weten het. En de lezer ook.

Geen opmerkingen: