Emanuel Querido
richtte in 1933 een van de beroemdste uitgeverijen van Duitse Exil-literatuur
in het nationaalsocialistische tijdperk op. Het bezorgde de uitgever van Carry
van Bruggen, Jan Greshoff, J.W.F. Werumeus Buning en vele andere auteurs uit de
voorhoede van de Nederlandse literatuur een internationale reputatie. In zijn
vaardig geschreven, goed analyserende, maar helaas onvoldoende geresearchete biografie legt Willem van Toorn – zelf al meer dan vijftig jaar publicerend
auteur bij Uitgeverij Querido – uit waarom.
Zodra de naam van een uitgeverij ten onder gaat in de
eeuwige maalstroom van fusies en samenvoegingen, verdwijnt ook de herinnering
aan de man die het bedrijf heeft opgericht. G.L. Funke? P.N. van Kampen? De
broers W.L. en J. Brusse? Alleen boekhistorici weten nog wie het zijn. Dezelfde
vergetelheid zou ongetwijfeld het lot zijn geweest van Emanuel Querido. Alleen
omdat de uitgeverij van Thomas Rosenboom, Annejet van der Zijl en Jamal Ouariachi
dit jaar zijn eeuwfeest viert, verschijnt nu de biografie van de oprichter. Of niet?
De diamantslijperszoon van Portugees-Joodse afkomst, geboren
in 1871, werd geroemd om zijn grote aandacht voor boekverzorging en de
lancering van de Salamanders – een van de eerste series van kwaliteitsboeken
tegen een lage prijs ter wereld. De oudere broer van bestsellerauteur Israël
Querido publiceerde populaire schrijvers als A.M. de Jong en A. den Doolaard en enkele literaire kanonnen van zijn tijd: Hendrik Marsman, Martinus
Nijhoff en anderen. Maar dat rechtvaardigt nauwelijks een biografie voor een groot publiek.
De enige daad die Querido verhief boven de status van
een uitstekende, maar in essentie gewone uitgever, verrichte hij in april 1933.
Amper een paar maanden na de machtsovername van de nazi's begon hij de Duitstalige
Querido Verlag om de gevluchte schrijvers een podium te bieden. In de zeven
jaar daarna publiceerde hij 137 boeken van wereldberoemde auteurs als Klaus
Mann, Lion Feuchtwanger, Arnold Zweig, Joseph Roth, Anna Seghers en Ersnt
Toller, die hij ondanks tegenwerking van het Hitler-regime in heel Europa verkocht.
Niet dat Querido veel werk verzette voor deze uitgeverij, zo
blijkt uit Willem van Toorns biografie. De uitgeweken Duitse uitgever Fritz
Landshoff, geassisteerd door Alice van Nahuys en twee eveneens geëmigreerde
Duitse medewerkers, onderhielden de contacten met auteurs en reisden
onvermoeibaar langs boekhandels tot in Noorwegen, Roemenië en Palestina. Maar
Querido besloot toch maar, zonder enige aarzeling, om zijn reputatie en 7500
gulden in het project te investeren. Zelfs zonder uit te zoeken of Landshoff
wel diens 7500 gulden kon leveren (niet, namelijk).
Waarom? Van Toorn citeert een tijdgenoot als Klaus Mann:
Querido zou een intense hekel hebben gehad aan de nazi's – die hem in 1943
zouden vermoorden in Sobibor. Ook latere boekhistorici zochten het daarin. Maar
zelf komt van Toorn tot een andere theorie: een geldingsdrang en een zucht naar
aanzien, die Querido's motor al decennia van brandstof voorzag. '[De oprichting van Querido Verlag] verzekerde hem van een bijzondere status als internationaal uitgever, en
daarmee van een definitief afscheid van de laatste resten van het milieu waar
hij uit was voortgekomen.'
Op zulke momenten bewijst een biografie als deze zijn meerwaarde. Door
Querido's armoedige jeugd in een in cultureel opzicht achtergestelde en
gesloten groep te schetsen, de strijd die hij hier aanvankelijk samen met zijn
broer tegen vocht en vooral de jaloezie jegens de veel sociaal vaardigere Israël
die al voor zijn dertigste grote roem en bewondering vergaarde – dáárdoor weet
Van Toorn bloot te leggen wat zijn diepste drijfveer was op het moment dat Querido
de voor zijn erfenis belangrijkste beslissing uit zijn leven nam.
De voorbeeldig geschetste samenhang tussen leven en werk
maakt Van Toorns biografie zonder twijfel de moeite waard. Maar een perfecte
levensbeschrijving is het niet. Zo verschijnt de auteur soms hinderlijk ten
tonele met zijn eigen herinneringen. Wat doet het ertoe dat hij zich de
populariteit van A.M. de Jong nog heeft meegemaakt? Ook heeft hij steken laten
vallen. Zo analyseert hij wel Querido's romancyclus Het geslacht der Santeljano's, dat hij publiceerde onder het pseudoniem
Joost Mendes, maar wijdt hij geen woord over de receptie van het boek.
Die misser past in een patroon. Van Toorn leunt sterk op een
aantal primaire bronnen: gepubliceerde memoires van Querido's zoon Arie en Fritz
Landshoff, maar ook het smaadschrift van Israël Querido-discipel Karel de Wind
en de mondeling overgebrachte herinneringen van de in 1932 geboren kleindochter
Lotte. Aanvullend onderzoek lijkt hij nauwelijks te hebben gedaan. Zo blijft
het – om één voorbeeld te geven – schimmig in welke context Querido opereerde.
Hoe vooraanstaand was hij als uitgever nu werkelijk? We moeten het maar
aannemen.
Deze gebreken zijn des te spijtig als je bedenkt dat het
misschien nog eens honderd jaar duurt voor Querido een nieuwe biografie krijgt
– als diens uitgeverij dan nog bestaat, natuurlijk.
(Eerder gepubliceerd op Athenaeum.nl)
Zie ook deze stukken over biografieën van:
2 opmerkingen:
Het wemelt van de historische onjuistheden in deze biografie. Zo schrijft Van Toorn o.a. op blz. 156 dat Jan Greshoff en P.N. van Eyck aan het gymnasium medeleerlingen van Victor van Vriesland waren. Van Eyck zat een aantal klassen hoger dan Van Vriesland en Greshoff bezocht de hbs...
Biograaf Willem van Toorn verstaat de kunst zijn lezers weg te jagen. Na de meest saaie inleiding die ik ooit op een biografie las, die, heel veelzeggend, begint met 'Ik', volgt een diarree aan boektitels en auteurs wier doopceel keer op keer gelicht wordt, volgende tergende reeksen van brieven die keer op keer integraal worden afgedrukt, weergaven van gesprekken die hij met kleindochter Lotte heeft gevoerd, en voert Van Toorn ook zichzelf en zijn belevenissen in het verhaal voortdurend op. Uitermate irritant is ook het voortdurende gebruik van zinnetjes in de trant van 'We zullen nog zien dat', 'Later kom ik nog terug op' etc., die kennelijk spanningsverhogend moeten werken (maar het niet zijn).
Van Toorn heeft van alles te melden, maar daar blijft het vaak bij, van zaken uitdiepen, in hun context plaatsen, komt het negen van de tien keer niet. Wel draaft hij bladzijden lang maar door over nietszeggendheden.
Na verloop van tijd gaat het lézen van zijn biografie dus over in het bláderen door zijn biografie, zó langdradig en volstrekt oninteressant is dat wat hij ons vaak te melden heeft.
Van Toorn had oneindig veel moeten samenvatten en/of moeten parafraseren, dan had hij voldoende ruimte overgehouden om zijn boek meer diepgang te geven. Nu is het, naar het voorbeeld van biograaf Wim Hazeu, een citatenbiografie geworden die getuigt van weinig visie.
Een reactie posten