Stefan Hertmans
schreef dit jaar de geschenkbundel van de Poëzieweek. Net als Oorlog en terpentijn, dat zijn doorbraak
naar het grote publiek betekende, zal Neem
en lees veel lezers verleiden meer van de productieve Vlaamse schrijver te
willen lezen.
Stefan Hertmans
had de herinneringen van zijn grootvader aan zijn armoedige jeugd in Gent en de
verschrikkingen van de loopgraven lange tijd laten liggen. De romancier,
dichter en essayist had de twee dikke schriften, bij elkaar zeshonderd
pagina's, van hem gekregen in 1981, toen hij negentig jaar oud was, enkele
maanden voordat hij zou sterven. Hertmans, zelf net dertig geworden, was dat
jaar gedebuteerd met de roman Ruimte.
Hij had andere dingen aan zijn hoofd.
'Ik had me
voorgenomen', legt hij uit op een van de eerste bladzijden van het zo elegant
geschreven Oorlog en terpentijn, 'dat
ik zijn memoires pas zou gaan lezen wanneer ik er ten volle de tijd voor had,
ervan uitgaande dat de lectuur ervan me zo zou overweldigen dat ik meteen zijn
levensverhaal zou willen schrijven, dat ik met andere woorden vrij zou moeten
zijn, niets meer omhanden moest hebben dan dit, om hem ten dienst te staan.
Maar de jaren gleden voorbij.'
Er was zoiets
triviaals als een jubileum voor nodig om Hertmans eindelijk de schriften te
laten lezen en, zoals hij instinctief aanvoelde, direct het leven van zijn
grootvader te beschrijven. In 2014 zou de Eerste Wereldoorlog honderd jaar
geleden begonnen zijn. Er zou een vloed aan geschiedenisboeken, romans,
fotoboeken en meer over de Groote Oorlog
verschijnen. Als hij wilde dat iemand interesse had in het verhaal van zijn
grootvader moest het vóór 2014 verschijnen.
En hij zette zich
aan het werk.
Wat een verschil heeft dat ene boek gemaakt. Oorlog en terpentijn, uitgekomen in de
late zomer van 2013, kreeg juichende recensies in vrijwel alle Nederlandstalige
media. Er werden binnen negen maanden 90.000 exemplaren verkocht – inmiddels
staat de teller boven de 200.000 exemplaren. Het boek won de AKOLiteratuurprijs 2014 en werd genomineerd voor talloze andere prijzen. Het boek
is of wordt nog vertaald in 14 talen, waaronder het Engels, Frans, Kroatisch en
Japans.
Oorlog en Terpentijn
bleek, meer dan welke andere loopgravenroman, de Great Flemish Novel te zijn
over de belangrijkste gebeurtenis in het België van de twintigste eeuw.
Hertmans beschreef niet eenvoudigweg wat zijn grootvader had meegemaakt aan het
IJzerfront, maar liet aan de hand van het ontroerende lot van één Vlaming ook
de armoede zien waaruit het land is ontstaan en, via zijn grootvader en hemzelf,
hoe het land met het oorlogstrauma heeft geworsteld.
Het heeft van Hertmans een auteur gemaakt die niet alleen –
aanvankelijk in Vlaanderen, later ook in Nederland – wordt gewaardeerd in de
kleine kring, maar ook een groot publiek heeft. Net zoals Jan Siebelink na het
ongekende succes van Knielen op een bed
violen werden de belangrijkste boeken uit zijn backlist in een uniforme
vormgeving herdrukt. En hij kwam in aanmerking om te worden gevraagd voor
geschenkboeken, zoals dit jaar de bundel van de Poëzieweek.
Hertmans heeft nooit over erkenning te klagen gehad. Voor Ruimte kreeg hij al de Prijs voor het
beste debuut van de Vlaamse brancheorganisatie voor het Boekenvak (tegenwoordig
Boek.be) en de prijs van de provincie Oost-Vlaanderen. Hij is ook een van de
weinige auteurs die de shortlist haalde voor de prijs van boek van het jaar
voor proza (AKO Literatuurprijs 1998, 2001, 2014, Libris Literatuurprijs 1995,
2014, en Gouden Uil 2014) én poëzie (VSB Poëzieprijs 1995 en 2000).
Maar zijn omvangrijke oeuvre gold als afstandelijk en
'moeilijk'. Zeker in de beginjaren. In 1987 schreef Anne Marie Musschoot in Septentrion over de subtiele
verwijzingen naar moderne en postmoderne filosofen in Hertmans' werk, de sfeer
van absolutisme en onwerkelijkheid, zijn liefde voor abstractie, vervreemding –
karakteriseringen kortom van teksten die hun geheim zo moeilijk prijsgeven dat
ze, erkende ook Musschoot, er bereidwilligheid van lezers nodig is om ze tot
zich te nemen.
Interessant zijn ook de brieven die Hertmans van Herman De
Coninck kreeg, die als dichter zijn tegenpool is. In 1985 wijst die namens het
Nieuw Wereld Tijdschrift een verhaal van Hertmans af. De lyrische passages zijn
sterk, maar het verhaal als geheel moedwillig ontoegankelijk abstract. 'Probeer
je verhalen eerst eens uit op je vrouw (...). En probeer rekening te houden met
wat zij niet meteen snapt. En probeer je er dan eens van te doordringen dat
zulks jouw schuld is, niet de hare.'
Maar in 1990 schrijft De Coninck: 'Ik dacht [toen ik vijf
jaar geleden in de Poëziekrant een
recensie van je las]: als Hertmans zo nog een tijdje doorgaat, moet de
pasverschenen driedelige Van Dale binnenkort een vierde deel krijgen, het zal
allemaal wel erudiet zijn – maar waarom moeten daar zoveel lelijke woorden bij
(...) Vandaag lees ik in dezelfde Poëziekrant
je recensie van Marsman. En denk ik: dat is inderdaad erudiet, en eruditie kan
nog spannend zijn ook.'
Het schetst de ontwikkeling van Hertmans' werk in een
notendop. Zijn proza getuigt nog altijd van een grote intelligentie en kennis –
dat zie je onmiskenbaar terug in Oorlog
en terpentijn – maar de lyrische toon en het gevoel voor de juiste dosering
zijn steeds meer gaan overheersen. Zijn werk stelt zich, zonder werkelijk concessies
te doen, open voor lezers die het niet in de eerste plaats interesseert dat
Hertmans in zijn succesroman thema's als herinneren en schijn en wezen
uitdiept.
Een eerste voltreffer was het autobiografische Naar Merelbeke (1994). In korte stukken
schetst deze roman het leven van een jongen die in de jaren vijftig en zestig
van de vorige eeuw de seksualiteit ontdekt. Het is een zoektocht naar een
verloren tijd waar de verteller niet echt
naar terugverlangt. Want het mag dan mooi zijn te denken dat Merelbeke een
fantastische plek zijn, het is beter te weten dat het een onooglijk dorp is en
op zoek te gaan naar wat werkelijk de moeite waard is.
Een ander hoogtepunt – in een heel ander genre – is de
essaybundel Steden (1998). In ieder
stuk bezoekt hij een stad: van Bratislava en Wenen tot Sydney en zijn eigen
Gent. Hij loopt er rond, bekijkt de architectuur, proeft de sfeer, maar betrekt
ook alles wat hij erover gelezen heeft en wat hij van de lokale geschiedenis bij
zijn fragmentarische verhalen. Hij legt zo van iedere stad de essentie bloot,
terwijl hij tegelijkertijd het verlangen oproept om zelf naar die steden af te
reizen.
Ook de gedichten in de gedichtendagbundel Neem en lees laten zien dat Hertmans
niet dezelfde ontoegankelijke postmoderne dichter van vroeger is gebleven. De
cyclus van tien gedichten over herinnering lijken in het geheel niet te
theoretiseren, maar tonen juist indringend de kracht van herinneringen.
Sterker: in 'A 1000 xx deep' ironiseert hij zijn vroegere zelf: 'Ik zei:
herinneringen zijn ervaringen / Die zinken in het slib van je emoties. / Je
vond het vergezocht. Ik ook.'
Het is zonder twijfel winst dat er na het succesboek
Hertmans met deze geschenkbundel opnieuw een boek heeft geschreven dat – omdat
het door zijn lage verkoopprijs een groot publiek trekt – veel lezers de weg kan
wijzen naar een heel oeuvre. Na het proza volgt nu wellicht de doorbraak voor
zijn poëzie.
(Eerder verschenen in Bibliotheekblad, jan 2016)
Zie ook:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten