Bas Heijne,
P.C. Hooftprijswinnaar 2017, zoekt al vijftien jaar in betrokken en analytische
columns de diepere betekenis van de actualiteit. Het maakte hem tot de meest
bewonderde essayisten van zijn tijd.
Dat hij nog
eens als columnist de P.C. Hooftprijs voor beschouwend proza zou winnen. Dat
had Bas Heijne eind jaren tachtig niet kunnen denken toen hij zelf in de
literaire bijlage van het weekblad Vrij Nederland zich aan zijn eerste proeven
in dit genre waagde. ‘Een column is op z’n hoogst een poor man’s essay’,
noteerde hij destijds. ‘Hij wordt geschreven door schrijvers die wat willen
verdienen en gelezen door lezers die er een hekel aan hebben zich geestelijk in
te spannen.’
Toch klonk geen
enkel protest toen de staatsprijs voor literatuur, die afwisselend aan
prozaïsten, dichters en essayisten wordt toegekend, naar de 57-jarige Heijne
ging. Integendeel. Sinds de auteur vanaf 2001 een wekelijkse korte beschouwing
voor NRC Handelsblad wijden aan politiek en maatschappij heeft hij zich
ontwikkeld tot de alom erkende beste columnist van het land. ‘Heb je Heijne al
gelezen?’ Het is de vanzelfsprekende vraag die alle Nederlanders die mee willen
tellen in het maatschappelijk debat elkaar iedere zaterdag stellen.
Toen Heijne
zijn entree maakte in de literatuur kon hij onmogelijk verder af staan van zijn
uiteindelijke bestemming. Ten tijde van verschijning van zijn debuutroman
Laatste woorden in 1983 vond hij dat kunst niet mocht worden besmet door het
alledaagse gemodder. Literatuur ging over zichzelf, lezers mochten zich niet in
het verhaal herkennen. Niet voor niets golden de schrijvers uit het fin de
siècle zoals Oscar Wilde, een van de luidruchtigste verdedigers van het
principe van l’art pour l’art, als zijn grootste literaire helden.
Maar de estheet
kwam ervan terug – zozeer dat hij na de verhalenbundel Vlees en bloed uit 1994
zich vrijwel nooit meer aan fictie heeft gewaagd. Hij begon de ogen te openen
voor romans die iets zeiden over de werkelijkheid. En meer nog: hij ontdekte,
als wel meer auteurs van zijn generatie, dat de maatschappen er toe dééd. Het
drong tot hem door dat de vrijheid-blijheid uit zijn jeugd, waarin de mens als
vanzelf in harmonie met zijn omgeving leefde, een fictie was.
Veel liever dan
het schrijven van de ene, allesomvattende roman – een verlangen dat hij deelde
met de hoofdpersoon van zijn debuut – bleek Heijne precies het
tegenovergestelde te willen: in korte stukken het momentane analyseren, om de
diepere betekenis achter de actualiteit te vatten. Het kan dan ook geen toeval
zijn dat hij de schrijver uit Laatste woorden vernoemde naar Menno ter Braak.
Aanvankelijk schrijver van een paar romans, maakte hij daarna in de jaren
dertig, in de eerste plaats via de krant, naam als een van de grootste
essayisten die Nederland ooit heeft gekend. En zodoende een voorganger van
Heijne.
Net als Ter
Braak had Heijne het geluk dat hij zijn jaren van bloei bereikte toen de
actualiteit er meer dan ooit toe deed. Na de aanslagen van 9/11 en, in
Nederland, de moord op Pim Fortuyn – een paar jaar later gevolgd door een
ongekende economische crisis – ging het maatschappelijk debat niet meer over de
maximale snelheid in de bebouwde kom of de normen voor voedselveiligheid maar
over essentiële vragen als: Wie zijn wij? Hoe inclusief moet de maatschappij
zijn? Hoe verhoudt Nederland zich tot Europa?
Heijne stortte
zich erop, met de passie van een bekeerling en de inzet van zijn hele
persoonlijkheid. Hij is daarbij, ondanks een onmiskenbare stilistische
scherpte, steeds meer gaan opvallen als denker van het midden. Hij zoekt een
weg tussen zijn soms zwartgallige kritiek op de politieke klasse die visieloos
de uitkomsten van opiniepeilingen nabauwt, en de al te gemakzuchtige,
populistische afkeer van de elite. Maar ook in andere discussies keert hij zich
consequent tegen het radicale geluid. Analytisch, gefundeerd en bovenal
betrokken.
Hij pleit
daarbij voor een gemeenschap. In een samenleving waarin ieder geloof in
godsdienst of ideologie is verdwenen, is de behoefte om ergens bij te horen
niet afgenomen. Die gemeenschap creëer je niet door de maatschappij te managen
met meetbare doelstellingen, de macht van statistieken en een streven naar
efficiënte. Dat moet door een gezamenlijk verhaal te scheppen. En als de elite
daar niet voor zorgt, waagt hij zelf maar een poging. Op zijn eigen bescheiden,
nuchtere manier.
De vraag is
alleen: Hoe lang blijft de beheerste moralist zijn lezers nog gidsen in
verwarrende tijden? Nadat Heijne zich vijftien jaar heeft onderworpen aan het
ritme en de omvang van de column, wordt het verlangen naar bredere en
diepgravender essays – die hij altijd al, onder even veel waardering, schreef
naast zijn verplichtingen voor de krant – zo langzamerhand te sterk. In 2016
nam hij al eens een half jaar pauze. Heeft hij er nog wel zin in?
Heijne’s
reserves tegen de column heeft hij immers altijd behouden. ‘In het beste geval
zijn de columns de humus waaruit het grotere werk ontstaat’, zei hij in een
reactie op de toekenning van de P.C. Hooftprijs 2017.
(In Franse vertaling gepubliceerd in Septentrion)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten