maandag 10 oktober 2011

AKO-nominatie 3: Jeroen Brouwers - 'Bittere bloemen' (Knack)


Ontelbare personages stierven ooit in een roman. Geen hoofdpersoon beleefde zijn dood zo intens als Julius Hammer in het nieuwe meesterwerk van Jeroen Brouwers.

Het schrijven gaat Brouwers niet meer zo makkelijk af. Aan twee kleine herseninfarcten heeft hij een lichte verlamming aan zijn rechterhand overgehouden. Hulpmiddelen als een computer of een dictafoon weigert hij te gebruiken. Zoals hij opmerkt in zijn nieuwe roman: ‘Schrijven is een lichamelijke daad, inkt is het bloed van de schrijver. De woorden en zinnen moeten ontstaan op het ritme van zijn hartslag.’ Maar met de aangepaste pen die hij nu hanteert, zet Brouwers de zinnen nog veel langzamer op papier dan hij naar eigen zeggen toch altijd al deed.
Maakt dat Bittere bloemen tot een zwanenzang van een schrijver die voelt dat zijn lichaam hem dwingt te stoppen? Brouwers superieure nieuwe roman gaat over de dood – of beter: over het sterven. In driehonderd pagina’s beschrijft hij hoe zijn hoofdpersoon zijn eigen dood beleeft. Hoe hij het contact met de werkelijkheid verliest, steeds sterker het gevoel heeft dat hij er is en er tegelijkertijd niet is. Hoe hij beseft dat zijn laatste uur geslagen heeft, het afscheid aanvaardt, maar zich tegelijk vastklampt aan gewoontes, rituelen, herinneringen, in de hoop zo dóór te kunnen leven.
Hoofdpersoon is de 81-jarige Julius Hammer. Na een glanzende carrière als rechter, tweevoudig minister van Justitie en gevierd schrijver is hij in alle opzichten uitgerangeerd. Zijn boeken zijn verzwolgen in de ramsj. Schrijven lukt hem niet meer. Als jurist bestaat zijn naam alleen nog in geschiedenisboeken. En hij is ‘in de steek gelaten door de tijd’. Begrippen als Youtube of Google zeggen hem niets meer. Verlaten door iedereen, behalve zijn bemoeizieke dochter Eva, zit hij in zijn sterk naar orchideeën geurende serre zijn dagen uit.
Pagina na pagina klaagt hij in de schitterende bloemrijke taal van Brouwers over het verval. Hij schaamt zich voor zijn ‘perkamenterig rimpelvel met de witte vlekken en de pluizige overschotjes bejaardenhaar’. Hij is ‘in Bijbelse termen thans behorend tot de leeftijd der zeer sterken, hoewel lichamelijk gereduceerd tot kleuter.’ Alle lichaamsfuncties vallen uit. ‘Naarmate hij ouder is geworden verdwenen uit zijn herinnering de verbanden, zijn geheugen produceert alleen nog momenten.’ Hoe pijnlijk is het contrast met de levenslustige jonge vrouw die hij aanbidt.
De cruise door de Middellandse Zee die hij onderneemt op aandringen van zijn dochter is als een mythische tocht naar het hiernamaals. Hij wordt meegevoerd door Pearlene – een voormalige leerlinge van een schrijfcursus en die nu als waarzegster op het schip werkt – naar een filmset op een apocalyptische locatie op Corsica. Zij is de beeldschone Cassandra die de dood van de oude koning Agamemnon aanzegt. Op de set ontmoet hij de oude acteur Maximilian Sedofsk die hij herkent uit een epos van Ingmar Bergman. Daarin speelde hij De Dood.
Tegelijk heeft Hammer de ervaring dat hij zijn eigen begrafenis meemaakt. Als hij is gevallen en in een trailer onder een douche wordt gezet, denkt hij dat hij wordt afgelegd. Als de grimeur van Sedofsk hem vervolgens oplapt, schijnt het hem toe dat hij wordt opgebaard – zoals bij alle doden in schone kleren, gepoetste schoenen en ‘iets parfumigs rond zijn hoofd’ die van hem een man maken die hij nooit is geweest. En de taxi terug naar het schip is natuurlijk de lijkwagen: ‘een vacuüm gesloten metalen kist waar zijn lichaam in is opgeborgen.’
Het einde van de eens eerbiedwaardige Hammer is ontluisterend. Ondersteund door de acteur die hij inmiddels vereenzelvigt met De Dood schuifelt hij in een loeiende zomerstorm het dek op. Er is zweet. Er is een razend lawaai in zijn oor. En opeens stilte. Terwijl hij zelf gewichtsloosheid voelt, stort hij in het schuim van de zee. Alleen de zakdoek die hij dacht vast te hebben, blijft drijven. In werkelijkheid is het een van de fleurige boxershorts die zijn dochter voor hem had gekocht. ‘Met vogelmotiefjes op exotische postzegels’.
Als je daarna de laatste pagina omslaat, kun je – zuchtend van bewondering – maar één ding hopen: dat Brouwers nog lang niet aan zijn zwanenzang toe is. Daarvoor is het te knap hoe hij op mythisch, metaforisch en psychologisch niveau Hammers einde beschrijft. Zelfs het cliché dat iemand in zijn laatste moment zijn leven aan zich voorbij ziet trekken, heeft een plaats gekregen. Denkt Hammer gedurende de roman niet terug aan alle relevante momenten uit zijn leven? Van de tragische dood van zijn moeder tijdens een bombardement tot zijn laatste, mislukte liefde.

(Gepubliceerd in Knack 6 april 2011)

2 opmerkingen:

Anoniem zei

Spijtig dat in zo'n degelijke bespreking een d/t-fout moet staan...

Maarten Dessing zei

Dank voor het compliment. Ik heb de fout opgespoord - geloof ik - en verbeterd.