De nieuwe roman van Arnon Grunberg moest wel een fantastische roman zijn. Huid en haar verschijnt vandaag bij Nijgh & van Ditmar. Bij deze uitgeverij geeft Grunberg zijn hoofdwerk uit. Bij andere uitgeverijen verschijnen alleen experimenten en voorstudies.
Een oeuvre in twee lagen
Liefde is een markt. Niet voor niets is de hoofdpersoon van Huid en haar, de indringende en meeslepende roman van Arnon Grunberg waarin hij deze visie op de liefde uitwerkt, een econoom. Roland Oberstein, een van de veertig meest vooraanstaande experts van Adam Smith, wil alleen geld en energie steken in gevoelens waar hij iets voor terug krijgt: seks, bevrediging, eigenwaarde. Iemand missen? Dat levert hem alleen maar overbodige hunkering op. Jaloezie omdat zijn vriendin vreemd is gegaan? Daar moet hij tijd voor vrijmaken in zijn agenda.
Goed functioneert de markt alleen niet. Vraag en aanbod sluiten niet op elkaar aan. De borough president van Brooklyn moet daarom een UPS-bezorger chanteren die illegaal in Amerika verblijft. Hoe kan hij hem anders ooit bezitten? Sylvie, de ex-vrouw van Oberstein, accepteert daarom dat haar vriend depressief is en soms dagen niets tegen haar zegt. Wie bevredigt anders haar emotionele behoeften? En Violet, zijn nieuwe vriendin, gaat vreemd met een handelaar in satelliettelefoons. Alleen zo denkt ze Oberstein duidelijk te kunnen maken dat hij haar verwaarloost.
Als econoom zou Oberstein bij uitstek moeten weten tot welke excessen een imperfecte markt kan leiden. Al jaren werkt Oberstein aan een studie over de geschiedenis van de economische bubbel. Blind door begeerte kennen mensen soms een excessieve waarde toe aan nutteloze dingen – tot de bubbel klapt. Toch ziet Oberstein niet hoe jaloezie, behoefte aan seks en de concessies die hij doet aan de vrouwen om hem heen, zijn uiterst rationele houding ondermijnen en hem uiteindelijk aanzetten tot een wanhoopsdaad. Kortom: tot ook de bubbel in zijn hoofd klapt.
Met deze tergend langzaam, maar zeer precies beschreven neergang van Roland Oberstein komt de verwachting van de nieuwe Grunberg meer dan uit. Huid en haar is verschenen bij uitgeverij Nijgh & van Ditmar. Sinds zijn debuut Blauwe maandagen (1994) heeft hij hier zijn hoofdwerk ondergebracht. Fantoompijn (2000), De asielzoeker (2003) en Tirza (2006) – zijn beste romans zijn allemaal verschenen bij de uitgeverij van Elsschot-biograaf Vic van de Reijt. Het kon daarom niet anders of ook Huid en haar moest geweldig zijn.
Grunberg is al twintig jaar een zeer productief auteur. Onvermoeibaar schrijft hij columns voor uiteenlopende bladen als Humo, Vrij Nederland en de VPRO-gids. Dagelijks houdt hij zijn weblog bij. Voor NRC Handelsblad schrijft hij als journalist reportages over Afghanistan, Montenegro, Guantánamo Bay, maar ook over een leven als kamermeisje of een alledaagse gezinsvakantie. Lezingen of voorwoorden – hij gaat op bijna alle verzoeken in. En iedere dag schrijft hij aan een nieuwe roman. Dag in dag uit ten minste vierhonderd woorden.
De boeken die uit deze werkdrift voortvloeien konden lang niet allemaal bij één uitgeverij terecht, die ervoor zal waken de markt te overvoeren. Grunberg ging daarom in zee met andere uitgeverijen. Vaak koos hij uit persoonlijke sympathie. De Marek van der Jagt-boeken bracht hij onder bij De Geus toen zijn vriend Reinjan Mulder daar werkte. De joodse messias (2004) en Onze oom (2008) verschenen bij Vassallucci en Lebowski omdat zijn vriend Oscar van Gelderen daar uitgever was. En dat is nog niet alles: zo kwam De mensheid zij geprezen (2001) uit bij Athenaeum-Polak & Van Gennep.
Maar wat steeds meer opvalt: het verschil in kwaliteit tussen de romans die Nijgh & van Ditmar publiceert en de romans die andere uitgeverijen op de markt brengen. Ieder nieuw boek bevestigt opnieuw dat Grunberg zijn nu al omvangrijke oeuvre niet als een geheel lijkt te zien, maar een onderscheid aanbrengt. Het hoofdwerk verschijnt bij Vic de Reijt, de man die hem op de Frankfurter Buchmesse vroeg of hij al die komische jeugdverhalen niet kon opschrijven en hem zo ontdekte. De experimenten en voorstudies zijn voor anderen.
De twee romans die onder het pseudoniem Marek van der Jagt verschenen zijn dan ook niet alleen een poging van Grunberg om met een nieuwe identiteit aan zijn imago te ontsnappen. Ook literair zijn De geschiedenis van mijn kaalheid (2000) en Gstaad 95-98 (2002) een experiment. Paradoxaal genoeg: een experiment om de reputatie die het werk onder zijn eigen naam had gekregen tot zijn uiterste grenzen te voeren. Haalde hij iedere waarheid met cynische en grappige aforismen onderuit? Prima, dan zou Marek van der Jagt werkelijk met alles spotten.
Vooral in De geschiedenis van mijn kaalheid slaagt hij daar meesterlijk in. Het verhaal van Mareks amour fou en obsessie met zijn ‘penis van een dwerg’ is hilarische slapstick. Hoogtepunt is de scène waarin Marek zich uitkleedt en Andrea en Milena, de twee Luxemburgse meisjes die hij heeft opgepikt, zich verbaasd buigen over zijn pik. Is Marek soms ziek? ‘Niet dat ik weet. Hoezo?’ Is hij dan wel opgewonden? ‘Ja, heel erg’. Dan moet hij liegen. ‘Je doet het expres, hè’, zei Andrea, ‘hij kan best groter worden, hè. Je doet het expres.’
De Arnon Grunberg die onder eigen naam publiceerde, wilde echter meer dan onderbroekenlol. Serieuze thema’s aansnijden. Een echt alternatief zoeken voor de waarheden die hij ontmaskerd had. Een visie ontwikkelen op maatschappelijke problemen. Daarin passen De joodse messias en Onze oom. De eerste is een satire op de moeizame verhouding van het Westen met Israël, dat bang is van antisemitisme te worden beschuldigd maar evenmin accepteert dat Israël steeds minder naar Westerse normen leeft. De tweede is een onderzoek naar de moraal van de oorlog.
Beide romans zijn mislukkingen. De joodse messias slaat door in terzijdes van terzijdes van terzijdes. Alsof Grunberg de vondsten die hij associatief op papier zette, allemaal wilde gebruiken en zo vergat de lezer een logisch en spannend opgebouwd verhaal te vertellen. In Onze oom zet Grunberg zichzelf neer als de afstandelijke waarnemer die het levensverhaal van Lina Siñani Huanca, de dochter van een majoor die wordt ontvoerd door communistische rebellen, alleen maar heeft genoteerd. Dat maakte zijn stijl, die drijft op de kracht van herhaling, saai en bloedeloos.
Tegelijk zijn beide romans voorstudies. Grunberg zocht tevergeefs naar manieren om relevante thema’s zijn eigen watermerk te geven. Hoe kun je een beargumenteerd standpunt over Israël of oorlog geven terwijl je tegelijk alles relativeert en zelfs belachelijk maakt? Hoe kun je over de wereld schrijven zonder te zwijgen over je persoonlijke dilemma’s en thema’s?
Juist het contrast tussen deze twee romans en Huid en haar maakt duidelijk waarin de auteur Arnon Grunberg excelleert. Voor hemzelf, maar vooral ook voor zijn lezers. Met de ondergang van Roland Oberstein aan de liefde – de markt waarin je ten onder gaat als je niet genoeg omzet maakt en consumeert – beeldt hij zijn donkere visie uit in een personage dat zeer dicht bij hemzelf ligt. Sterker: de vele autobiografische verwijzingen maken Oberstein nog meer een afsplitsing van hemzelf dan Beck (De asielzoeker) of Jörgen Hofmeester (Tirza).
Mooi aan Huid en haar is vooral de voor Grunberg nog zo veel soberder, maar precieze taal – de winst die de oefening Onze oom hem heeft opgeleverd. Het scherpe, uitgepuurde proza geven de typische venijnige oneliners, die hij weliswaar schaarser maar nog raker uitserveert, maximale betekenis en optimaal humoristisch effect. ‘Dat is het vuur waarop al het verlangen brandt, vermoeden dat je niets zult krijgen en toch het omgekeerde hopen.’ Of: ‘Andermans verdriet, blijf eruit weg, trap er niet in. Het is de muizenval van het menselijk contact.’
Zulke zinnen zullen van Huid en haar een klassieker maken die nog tientallen jaren in druk blijft. Bij Nijgh & van Ditmar.
(Gepubliceerd in Knack, 27 oktober 2010)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten