Bij welke uitgever verschijnt Grunbergs beste werk? Vic van de Reijt (Nijgh & van Ditmar) en Reinjan Mulder (onder andere De Geus) wijzen allebei naar zichzelf. Te lezen als vervolg op mijn eigen analyse daarover.
‘Bij ons wordt Grunbergs werk beter geredigeerd’
Natuurlijk wist Vic van de Reijt, uitgever van Arnon Grunberg bij Nijgh & van Ditmar, dat Marek van der Jagt een pseudoniem van zijn auteur was. Niet omdat het hem verteld was, maar omdat hij zijn eigenzinnigheden herkende. ‘Arnon heeft een typerende manier om in de directe rede te schrijven: hij zei, komma en dan de directe rede. Bij ons werden die allemaal weg geredigeerd. Bij De Geus niet. Zij hadden daar blijkbaar geen goede bureauredactie.’
Van de Reijt vertelde deze anekdote maandag op Manuscripta, de opening van het boekenseizoen in Amsterdam. Hij discussieerde daar met Reinjan Mulder, destijds redacteur bij De Geus van Marek van der Jagt en later ook van Grunbergs uitstapjes bij andere uitgeverijen: ‘De joodse messias’ en ‘Onze oom’. Aanleiding was de nieuwe aanwinst van de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam: de archieven van Grunberg én van Mulder met betrekking tot Marek van der Jagt.
Van de Reijt en Mulder vonden Grunberg allebei een geweldige auteur om mee te werken. ‘Zeker in zijn beginjaren vereiste Grunbergs werk veel redactie,’ zei Van de Reijt. ‘Zijn debuut “Blauwe maandagen” ontstond uit een enorme hoop papier waarvan hij met mijn hulp een roman heeft gecomponeerd. Nu zijn manuscripten bijna feilloos, maar Arnon is zeer leergierig. Toen ik op ‘De asielzoeker’ weinig commentaar had, reageerde hij bezorgd: “Heb je echt niets aan te merken?” Die professionaliteit is kenmerkend voor de beste auteurs. Alleen goede auteurs staan ingrijpen in hun werk toe.’
Mulder zag ook grote verschillen tussen de eerste en de gepubliceerde versie van bijvoorbeeld ‘Onze oom’. Maar hij wist niet of Grunberg steeds minder redactie nodig had. ‘Arnons werk is in de loop der tijd steeds complexer en dikker geworden. De romans in ik-vorm maakten plaats voor vertellingen met meerdere personages. Dat vergt veel van de schrijver, maar vereist ook meer redactie. In het archief dat ik aan Bijzondere Collecties heb gegeven is te volgen hoe dat ging. Het archief is alleen niet openbaar. Arnon moet toestemming voor inzage geven.’
Van de Reijt had er op zich geen moeite mee dat Grunberg zijn Marek van der Jagt-mystificatie bij een andere uitgeverij onderbracht. ‘Als dat bij Nijgh & van Ditmar zat, was sneller uitgekomen dat hij Van der Jagt was. Wel vond ik het vervelend dat het onze relatie een tijd onder druk heeft gezet, omdat er zo’n leugenachtige sfeer ontstond. Reinjan en Arnon bleven ontkennen. Ook hadden Arnon en ik niet voor niets de afspraak om één grote roman in de drie jaar te publiceren. Door zijn hoge productie werd hij een concurrent van zichzelf: het nieuwe boek verdrong het vorige uit de bestsellerlijsten. Gelukkig ziet Arnon dat inmiddels ook in.’
De vraag blijft wel bij wie Grunberg zijn betere werk publiceerde. ‘Met de boeken die bij ons verschenen won hij prijzen,’ zei Van de Reijt. ‘Omdat ze beter geredigeerd zijn. De boeken die bij andere uitgevers zijn uitgekomen, vind ik ook goed, hoor, maar ze zijn onder te hoge tijdsdruk uitgegeven.’ Maar volgens Mulder winnen de Nijgh & van Ditmar-uitgaven alleen maar literaire prijzen omdat die romans ‘conventioneler’ zijn. De boeken waarin Grunberg werkelijk de grenzen opzoekt heeft hij elders ondergebracht.
Helemaal achter slot en grendel, uitsluitend toegankelijk voor een enkele wetenschapper, zullen de archieven van Grunberg en Mulder overigens niet blijven. Hoofdcurator Garrelt Verhoeven van de Bijzondere Collecties kondigde een tentoonstelling aan over leven en werk van Grunberg. In 2014, als hij twintig jaar geleden is gedebuteerd.
(Gepubliceerd op Knack, 6 september 2011)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten