Vanavond gaat de Booker Prize naar Julian Barnes. Of een andere, per definitie verrassende winnaar. Maar waarom maakt Aravind Adiga, die de prijs kreeg in 2008, geen kans met De laatste man in de toren? Net als zijn eerste twee boeken een schitterende roman.
Adiga neemt de tijd om de Vishram Corporatie – de vijf verdiepingen tellende flat – en zijn bewoners te introduceren. Daardoor duurt het even voor je in het boek raakt. Op bladzijde honderd wist ik nog niet automatisch bij welke naam ik welk personage moest voorstellen. Maar juist die kalme aanpak biedt Adiga de mogelijkheid om haarscherp te laten zien hoe iedereen langzaam wordt verdwaasd door de droom van plotse rijkdom: het aanbod van een projectontwikkelaar om hun gebouw te kopen voor 250 procent van de marktwaarde. Wat heet: verdwaasd. Adiga toont de eeuwige waarheid dat de verlokking van het geld het geweten en het fatsoen aantast tot er niets meer van overblijft. De bewoners zijn zelfs bereid de enige man die niet voor de rupeevloed zwicht, maar gewoon wil sterven in zijn vertrouwde omgeving, van het leven te beroven. Een man met wie ze sommigen dertig jaar bevriend zijn geweest, een man die hun kinderen les heeft gegeven.
Of de moordpoging lukt, laat ik in het midden. Wel wil ik kwijt dat Adiga ook in De laatste man in de toren met Tsjechoviaans mildheid een wereld schetst die me somber achterlaat. Het is een wereld waarin een man die misschien ook zijn slechte eigenschappen heeft, maar die een waardig leven belangrijker vindt dan een leven in welstand – dat zo’n man ouderwets is. In deze wereld telt alleen nog je bankrekening. Ook in Mumbai.
Aravind Adiga, De laatste man in de toren (vertaling Arjaan van Nimwegen), De Bezige Bij, 2011
Geen opmerkingen:
Een reactie posten