Vijftig jaar geleden zag het literaire landschap er heel anders uit. Zijn de hypes, de bestsellers en de laureaten van 1962 vergeten? Aflevering 1: hier. Aflevering 2: Steven Membrecht wint dé prijs van de Nederlandse literatuur voor beginnende auteurs.
Vijf keer in slaap gevallen
Gerard Reve won hem. Harry Mulisch. Remco Campert. Bernlef. Oek de Jong. Leon de Winter in 1979 als laatste. En precies vijftig jaar geleden Steven Membrecht, die de Reina Prinsen Geerligsprijs kreeg voor zijn roman Het einde komt vanzelf. De jury met daarin indertijd befaamde letterkundigen als Karel Jonckheere roemde de ‘originele compositie’ en ‘zorgvuldige schrijftrant’ van de adolescentenroman over Walt en Caro wiens vriendschap onder druk staat van een onverwerkt verleden. De prijs bestond uit een geldbedrag van 200 gulden.
De 25-jarige Jochem van Beek, die achter het pseudoniem schuil ging, moest het gevoel hebben gehad dat hij op een schild gehesen de Nederlandse literatuur betrad. Sinds de ouders van Reina Prinsen Geerligs direct na de oorlog deze prijs voor schrijvers tussen de twintig en vijfentwintig jaar hadden gesticht om de naam van de gefusilleerde verzetsheldin in leven te houden, kreeg de laureaat gegarandeerd instant naam en faam bij het literaire publiek.
Maar niet iedere winnaar van een debutantenprijs kan rekenen op eeuwige roem. Integendeel. Slechts bij een enkele zeventigplusser doet de naam Membrecht nog een belletje rinkelen. Was dat niet zo’n prozavernieuwer uit de jaren zestig – het decennium waarin het experiment hoogtij vierde? Maar titels noemen kan niemand meer. Het einde komt vanzelf niet. De waarachtige driehoek niet, dat het Boekenweekessay van 1966 was. Alle homo’s vliegen niet, een van de toegankelijke boeken over homoseksualiteit die Membrecht ook schreef.
De schrijver had kunnen vermoeden dat zijn carrière in anonimiteit zou eindigen. Vanaf zijn debuut Wachten op de zon, in hetzelfde jaar verschenen als zijn prijswinnende boek, kreeg hij bakken kritiek over zich heen. ‘Het ergerlijkste geschrift dat ik in jaren las’, oordeelde een criticus ooit. ‘Ik moet helaas bekennen dat ik tijdens lezing ervan vijf keer in slaap ben gevallen’, schreef een ander. ‘Een stuk schroot’, betitelde een derde een besproken werk. De Reina Prinsen Geerlingsprijs was een gunstige uitzondering van lof.
Verkopen deed Membrecht, die in een hoog tempo het ene boek na het andere voltooide, ook al niet. Slechts een paar titels kregen ooit een herdruk. In 1971 gaf zijn uitgever het op. Experimenteel proza raakte toch uit de mode. Woedend zette Membrecht een ‘literaire overlijdensadvertentie’ in drie landelijke kranten: ‘Deel mijn lezers mee, dat ik vanaf heden door benauwde tegenwerking niet meer zal schrijven. Liever geen bloemen – geen bezoek. Steven Membrecht.’ Niet alleen de uitgever gaf hij de schuld, ook collega’s van wie de kritiek hem zo kwetste.
Schrijven bleef Membrecht echter wel. Eerst publiceerde hij nog twee boeken bij reguliere uitgeverijen. Sinds medio jaren zeventig liet hij op eigen kosten vanity presses zijn gedichten en aforistische teksten uitgeven. De laatste boeken kwamen uit bij de vermoedelijk door hemzelf opgerichte Janet Kenswil Stichting, genoemd naar de vrouw die het kindertehuis leidde waar Membrecht als drie maanden oude baby terecht kwam. Volgens de aan de schrijver gewijde Wikipedia-pagina publiceert de stichting tot en met 2014 nog zes titels van hem.
Ooit zullen duizenden fijnproevers deze werken ontdekken, is Membrechts vaste overtuiging. ‘Na mijn dood wacht hier een literaire schat die grondig bestudeerd zal moeten worden,’ zei hij tien jaar geleden tegen de journalist Joris van Casteren. Juist omdat hij niet met uitgevers in zee gaat, heeft hij nooit meer concessies hoeven te doen. Hij had al een ‘harde jongen’ benoemd als executeur testamentair die zijn vriend en enig erfgenaam moest beschermen tegen de uitgevers die een slaatje uit zijn werk zouden willen slaan.
En ook de jury van de Reina Prinsen Geerlingsprijs 1962 zou alsnog de reputatie krijgen dat ze een groot talent in een vroeg stadium had herkend.
KADER Debutanten uit 1962
Margaretha Ferguson - Onmogelijke mensen
F. Springer - Bericht uit Hollandia
Willy Roggeman - Het goudvisje
Gerrit Krol - De rokken van Joy Scheepmaker
Peter van Gestel - Drempelvrees
Nic van Bruggen - Een kogel
(Eerder gepubliceerd in BOEK 2, 2012)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten