maandag 30 april 2012

Interview: Dimitri Verhulst over 'De laatste liefde van mijn moeder' (HP/De Tijd)


Tien jaar geleden deed zijn moeder hem een proces aan. Dimitri Verhulst zou in zijn debuut haar fysieke integriteit hebben aangetast. Nu verwerkt de Vlaamse schrijver in De laatste liefde van mijn moeder de beslissende gebeurtenis uit zijn jeugd: hoe zijn moeder ertoe kwam haar elfjarige zoon het huis uit te gooien. Verwacht Verhulst een nieuw proces? Hij weet niet eens of ze nog leeft.

Twee schoenendozen vol souvenirs

Een stad met een ziel, noemt hij Luik. Een stad van rijkdom en armoede. Een stad met een bisschoppelijk en arbeideristisch verleden die een perfect evenwicht met elkaar hebben gevonden, vertelt hij. De stad van Simenon ook. “Toen ik hem begon te lezen, merkte ik direct aan zijn meest psychologische romans dat hij in Luik de mosterd is komen halen. Hij verwenste de stad wel, maar dat had misschien meer met zijn moeder te maken.” Had hij daar een slechte band mee? “Naar het schijnt, ja.”
Twintig minuten met de auto hiervandaan, op een groene heuvel midden in de Waalse natuur, woont de schrijver Dimitri Verhulst (1972). Zijn vriendin heeft hem afgezet bij brasserie Au Point de Vue en is daarna boodschappen gaan doen. “In november is het zeven jaar geleden dat ik hier naartoe trok. Om heel veel redenen. Echt heel veel, maar ik ga je ze allemaal geven.”
Hij praat over de Vlaamse zelfvoldaanheid die hij beu was. Het racisme waarmee over Walen wordt gesproken. Zelfs een premier durft te zeggen dat Walen intellectueel niet in staat zijn Nederlands te leren. Over de natuur die in Wallonië zo veel mooier is. “Bonsaiboompjes in vitrines van winkels, dat is de Vlaamse natuur – en dat is nog beschermd ook omdat er niets anders is.” Over de andere taal in zijn omgeving die hem minder gevoelig heeft gemaakt voor hypes in de taal waarin hij schrijft. “Ik heb zoiets van. Sinds een jaar of vijf gebruikt iedereen dat in Vlaanderen. Verschrikkelijk. Alsof je zinnen prefab kan kopen bij de Ikea.”
En over de roem. “Ik krimp nog altijd in elkaar als ik word herkend in een café. Ik sta het wel toe, als iemand met me op de foto wil. Ik ben geen norse Willem Frederik Hermans. Maar ik kan er slecht mee overweg. Hier heb ik geen last van mijn bekendheid. Vooralsnog dan: vanavond wordt in Luik de verfilming van De helaasheid der dingen op een groot scherm in de open lucht vertoond.”

De laatste reden is verrassend. Is het Dimitri Verhulst niet om de roem te doen? Dat lijkt hij in ieder geval wel te suggereren in zijn nieuwe roman. De laatste liefde van mijn moeder beschrijft de traumatische breuk tussen de elfjarige Jimmy en zijn moeder. Op een vakantie in het Zwarte Woud blijkt ze zwanger van haar nieuwe vriend. Wil ze soms met die geparfumeerde arbeider een nieuw gezin stichten zonder Jimmy? Hij voelt zich verraden. Zo uit het nieuwe leven van zijn moeder te worden geduwd. Hij zweert wraak: door een beroemde filosoof te worden zal ‘op een dag zijn naam haar in het gezicht slaan. En hard.’.
Het trauma van Jimmy is gebaseerd op de levensgeschiedenis van Verhulst zelf. Hij was elf jaar toen hij door zijn zwangere moeder van de ene dag op de andere dag het huis uit werd gezet: terug naar zijn alcoholistisch vader, waar hij het chaotische leven leidde tussen de marginalen dat hij beschreef in zijn grote doorbraak De helaasheid der dingen (2006). Op woensdag kondigde zijn moeder haar besluit aan, op zaterdag moest hij weg zijn – hij kreeg niets meer mee dan twee schoenendozen vol souvenirs. Sindsdien heeft hij zijn moeder nog maar zelden gezien.
“Ik heb er zelf geen trauma aan overgehouden,” relativeert Verhulst. “Ik heb maar één licht trauma: ik kan zeer moeilijk tegen geweld. Tien jaar lang heb ik geleefd in een gezin waarin elke dag ruzie was. Elke dag oorlog, elke dag vechten. Als ik nu dingen zie stuk gooien reageer ik daar slecht op. Maar met mijn moeder heb ik niets af te reageren. Misschien omdat ik het op het moment zelf helemaal niet als bizar heb ervaren. Zo ging het gewoon. Pas later in mijn leven heb ik gemerkt dat ik iets redelijk unieks heb meegemaakt.”

Je bent geen schrijver geworden uit wraak?
“Ik heb me dat natuurlijk afgevraagd. Maar dat idee klopt niet. Toen we in het tweede leerjaar voor het eerst zelf een vol verhaal mochten lezen, dacht ik: fantastisch, dat wil ik ook, verhalen vertellen. Pros de oude herder, heette dat boek. Daarna deed ik niets anders. Toen ik nog bij mijn moeder woonde, was ik iedere dag bezig met schrijven.”

Misschien had je de motor al, maar waren de wraakgevoelens de benzine die hem op volle toeren deed draaien?
“Nee, echt niet. Ik heb wel eens in een interview gelezen dat Ischa Meijer, die ook door zijn moeder is buitengegooid, bij een boek van zichzelf in de etalage dacht: misschien ziet mijn moeder dat ook en beseft ze nu dat die kleine geniaal is. Die gevoelens bestaan dus wel, maar ik heb ze niet. Voor mij is roem een neveneffect. Zoals een arbeider in de Sovjet-Unie beroemd kon worden als hij iedere dag zeven ton steenkool naar boven haalde, zo vergaar ik ook roem. Door gewoon mijn werk goed te doen.”

Verhulst heeft een reputatie opgebouwd zijn familie ernstig te bruuskeren. Zijn moeder was zo kwaad op de beschrijving die hij van de dikke, waanzinnige moeder gaf in zijn debuut De kamer hiernaast (1999) dat ze hem een proces aandeed. Net als zij heette de moeder in het boek Nicole, het moest wel een afrekening met haar zijn. Ze eiste dat het boek uit de handel werd genomen en een half miljoen Belgische frank schadevergoeding (circa 22.000 euro) voor iedere dag dat auteur en uitgeverij in gebreke bleven. Ook in hoger beroep verloor ze.
Zeven jaar later riep De helaasheid der dingen woede op bij zijn ooms. Waren zij zulke malloten die alleen maar zopen? Werkschuw tuig? Zeker toen de succesvolle verfilming van Felix van Groeningen elf maanden geleden in première ging, lieten de ooms zich door alle media interviewen om hun beklag te doen: hij zit daar veilig en ver in Wallonië en laat ons elke dag met de schande.
Waarom boog hij zich na de eigenzinnige geschiedenis van de mensheid Godverdomse dagen op een godverdomse bol, vorig jaar bekroond met de Libris Literatuurprijs, in hemelsnaam weer over zijn eigen leven? “Als ik slim was geweest, had ik er tien jaar mee gewacht. Maar ik ben niet slim. Ik dacht: ik heb stilistisch en mentaal de maturiteit bereikt om dit nu te schrijven. Twintig jaar geleden zou de verleiding te groot zijn geweest om van mijn moeder een karikatuur te maken en er lacherig over te doen. Nu kan ik alle karakters gelijkelijk berechten.”
Verhulst vindt het ook zijn ‘plaats in de wereldliteratuur’ om geschiedenissen te schrijven zoals ze zich in zijn leven hebben voorgedaan. “Eeuwenlang was iedere armoedzaaier bij geboorte ertoe veroordeeld om nooit literatuur te kunnen maken. Alleen burgerlijke types als Couperus schreven over hun verveling. Ik behoor tot de eerste generatie die onderwijs heeft genoten en zo toch een kans heeft gekregen. Ik moet ervoor zorgen dat de verhalen van deze groep mensen vertegenwoordigd is in de literatuur.”
Vergeet ook niet de functie van schrijvers om te praten over de taboes waarover iedereen zwijgt. “Iedereen doet alsof moederliefde een vaststaand gegeven is en moeders per definitie voor hun kinderen kiezen. Soms haten ze hun kind omdat hij toevallig vreselijk lijkt op een man die ze haten. Zoals Jimmy. Toen ik in een gezinsvervangend tehuis zat, heb ik genoeg moeders zien komen die hun kind brachten. Hier, ik moet hem niet meer. Maar juffrouw, kinderen worden hier geplaatst door de jeugdrechter. En dan zei zo’n vrouw: het zal me worst wezen. En weg waren ze. Zonder kind.”

Beschrijf je de moeder echt evenwichtiger?
“Ja. In De kamer hiernaast is de moeder minder uitgediept. Je voelt daar zit wrok achter. In De laatste liefde van mijn moeder komt alleen Wannes, de minnaar van de moeder, er minder fraai vanaf. Vooral naar het einde toe: dan is hij bijna inhumaan.”

Toch ervaart de lezer dat niet zo. Eerst wordt de moeder neergezet als slachtoffer van een gewelddadige man. Een sympathiek personage dus. Als zij dan haar eigen zoon verraadt komt dat des te harder aan.
“Nee. Zij is een vrouw die zich plots in een situatie bevindt waarop zij nooit meer had gerekend. Ze heeft kans op amoureus, huiselijk geluk. Dat boezemt haar zo veel angst in dat ze Wannes zoveel mogelijk tegemoet wil komen. Ze gaat ieder compromis uit de weg uit vrees dat dat haar geluk zal afzwakken. En dus moet Jimmy weg.”

Haar slechtheid begint met kleine dingen: in een bus op weg naar het Zwarte Woud eet ze voor de ogen van Jimmy de ene chocoladereep na de andere. Hem geeft ze niets.
“Maar dan is ze zwanger. Ze heeft een vreetkick die zwangeren hebben. Alleen weet de lezer op dat moment nog niet dat ze zwanger is.”

Leeft je moeder nog?
“Ik denk het.”

Heb je haar na het proces tien jaar geleden nog gezien?
“Nee.”

Verwacht je een nieuw proces?
“Dat zou ze niet moeten doen. Van mij mag het, maar ik ben niet meer de jongen van mijn debuut. Ze zal ertegen moeten kunnen dat er veel camera’s het proces zullen bijwonen. Ik woon nu in Wallonië. Ze zal me híer moet aanklagen en in het Frans moeten procederen. Net als de vorige keer zal ik van mijn uitgeverij een advocaat krijgen die is gespecialiseerd in intellectueel eigendom. Als zij weer een gewone advocaat neemt, die zijn geld verdient met echtscheidingen, verkeersborden en verzekeringspolissen, heeft ze geen schijn van kans. Maar zulke specialisten zijn onbetaalbaar. Mijn uitgeverij is daarvoor verzekerd. Wie wil beweren dat de rechtspraak democratisch is? Ten slotte: het heeft geen zin. De laatste liefde van mijn moeder gaat niet over mijn moeder.”

O nee?
“Er zit veel van mezelf in Jimmy en veel van mijn moeder in zijn moeder. Maar er is ook veel aan hen dat pertinent in strijd is met hoe ik was. Je kunt alleen zeggen dat ik een zeer gelijkaardig leven heb gehad als Jimmy. Dat doe ik om over anderen te kunnen schrijven. Al die moeders die hun kinderen dumpten in het gezinsvervangend tehuis bewijzen dat. Zo werkt literatuur. Literatuur is een afspiegeling van de werkelijkheid. Als dat niet meer zou mogen, stap ik eruit. Dan hoeft het schrijven voor mij niet meer.”

Ben je niet gewoon bang voor een proces?
“Ik wil best de intellectuele uitdaging aangaan om het bestaan van dit boek te verdedigen tegenover rechters die de wet als norm hanteren. Het is goed voor de literatuur als zij af en toe vaststellen wat een schrijver wel en wat hij niet mag. Maar mag het dit keer een andere schrijver zijn? Na de verschijning van De helaasheid zei één familielid dat ik hoopte op een proces om de verkoop de hoogte in te stuwen. Niets is minder waar. Er is geen schrijver die plezier beleeft aan de stress van een proces. Ook een ruige rocker als Herman Brusselmans die tien jaar geleden werd vervolgd omdat hij een modeontwerpster had beledigd, zat toen als een aangeslagen vogel voor de camera.”

Aan het slot van De laatste liefde van mijn moeder is Jimmy een oude man. Een bescheiden beroemdheid als filosoof. Hij had in de wijsbegeerte ‘iets betekend met enkele theorieën over substraten en superstraten van de beschaving’ – een verwijzing naar Verhulst’ succes met Godverdomse dagen op een godverdomse bol. ’s Avonds laat gaat de bel. Daar zul je mijn halfbroer hebben, denkt Jimmy. Ooit moest het moment komen dat hij zijn nieuwsgierigheid niet langer kon bedwingen naar de zoon die zijn moeder als eerste had gebaard.
In werkelijkheid is dat moment al geweest. Toen Verhulst in 2006 signeerde op de jaarlijkse Boekenbeurs in Antwerpen, stond hij opeens voor hem. Hij vroeg een handtekening, noemt zijn naam, zegt aan het eind: dag broer. En verdwijnt snel tussen de mensen. Verhulst zag aan zijn gezicht dat hij de waarheid sprak. Omdat hij er de volgende dag over vertelde tegen een krant die van hem wilde weten wat het meest bizarre is dat hij ooit op de Boekenbeurs heeft meegemaakt wordt de ontmoeting nationaal nieuws. Tot op televisie aan toe.
Het was de eerste keer in zijn leven dat Verhulst hem ooit zag. “Tijdens de kermis in het dorp kwam mijn moeder wel met die wieg naar de kroeg waar zij wist dat mijn vader zou zitten. Hij zat er altijd, dus zeker tijdens de kermis. Ze kwam hem ostentatief tonen: ik heb een kind van iemand anders. Het café was ongelooflijk vol. Een spanning die ontstond. Ik weet nog dat ik zin had om in die wieg te kijken. Ik was benieuwd hoe hij eruit zag. Waarschijnlijk als een lelijke hoop vlees, zoals alle baby’s. Maar ik heb het niet gedaan.”
De onverwachte ontmoeting twintig jaar later deed Verhulst plezier. “Hij liep er rond met zijn vriendin. Een mooi meisje trouwens. Aan de innige manier waarop hij haar vastpakte kon je zien dat hij haar graag zag. De ontmoeting liet me absoluut niet onverschillig, maar verder valt er niets over hem te zeggen. Ik ken hem niet. Het moet voor hem ook bizar zijn geweest toen hij ontdekte dat de benen van zijn moeder niet alleen voor hem zijn opengegaan. Maar de behoefte er met mij over te praten heeft hij blijkbaar niet gehad. Ik heb hem sindsdien nooit meer gezien.”

De grote uitdaging aan De laatste liefde van mijn moeder vond Verhulst om het drama met een zekere lichtheid te beschrijven. “Bijna als een damesroman,” zegt hij. “Omdat het leven zich afspeelt als een damesroman. De grootste onheil komt op je pad zonder enige waarschuwing. Zo overkwam het mij ook. Vergelijk het met Het diner van Herman Koch – een van de leukste boeken van de laatste jaren. Op een gegeven moment had ik het wel gehad met dat etentje. Hoe lang hou je ons nog aan tafel, vriend? En plots breekt dat verhaal open. Schitterend.”
Die lichtheid vond Verhulst in de uitputtende beschrijving van een groepsreis in de jaren tachtig. Lang denk je dat de roman bijna een essay is over alle rituelen: het inpakken van te veel spullen, de lollige buschauffeur die niemand aan het lachen krijgt, het veilig opbergen van alle D-marken die je in één keer hebt gewisseld, het voornemen om eindelijk weer eens een boek te lezen, het onbeschaamde eten in het hotel, het versturen van een ansicht zodra je bent gearriveerd. Tot opeens, ruim over de helft, de tragedie van Jimmy en zijn moeder naar de oppervlakte borrelt.
“De jaren tachtig – het is de meest recente vorm van archeologie die je kunt bedrijven,” zegt Verhulst. “Het passeren van de douane. Het geld wisselen. Dat moet je uitleggen aan kinderen van vandaag. Dat lijkt nu prehistorisch. Ook moet je uitleggen dat terrorisme en crisis toen heel wat anders betekende dan nu. En heel wat ernstiger werden genomen dan nu. Al Q’aida zal ons worst wezen, dat is zo ver van ons bed. Voor de Baader Meinhof-groep of de CCC in België was toen veel meer angst.”
Ook levert het vaak mooie literatuur op als je kunt beschrijven hoe iets alledaags als de McDonald's toen werd ontdekt door Jimmy en zijn moeder. “Een van de mooiste passages in het werk van Carlos Drummond de Andrade is zijn kennismaking met het fenomeen ijsje. Hoe hij en een vriendje vol angst het ijsje naar hun mond brengen. Zou hun tong eraan vast vriezen? Zulke dingen te mogen beschrijven zijn een cadeau voor een schrijver. Daar kan ik echt ’t immense plezier van het vertellen in kwijt.”

Dimitri Verhulst, De laatste liefde van mijn moeder, Contact (gebonden, 23,95 euro; paperback, 19,95 euro)
(Eerder gepubliceerd in HP/De Tijd, augustus 2010)

Zie ook:
- Dimitri Verhulst, 'De laatkomer'

Geen opmerkingen: