Kees Fens (1929-2008) gold als de gezaghebbendste criticus
van zijn tijd. Wiel Kusters' biografie van Fens maakt niet duidelijk waarom.
Bijna veertig jaar geleden stopte Kees Fens met het
wekelijks bespreken van Nederlandstalige literatuur in de Volkskrant. Wie –
zoals de meeste actieve recensenten – zijn kritieken alleen kent van de
melancholische verzuchting dat Fens de laatste criticus was die de hele
productie overzag en ieder belangwekkend boek volgens dezelfde vaste criteria
besprak, heeft eigenlijk geen goed beeld wat hij precies deed. De biografie die
Wiel Kusters over 'onze grootste lezer' schreef, is een mooie aanleiding om
zijn werk in kaart te brengen.
Helaas. Kusters heeft gefaald in die opdracht. Hij volgt in Mijn versnipperd bestaan het parcours van Fens, die ook lange tijd voor De
Standaard schreef, zonder dat in een context te plaatsen. Hij schrijft dat
Fens overstapte naar De Tijd en later naar De Volkskrant, maar wat dat
betekende voor zijn status? Geen idee. Hij vertelt dat Fens het literaire tijdschrift
Merlyn (1962-1996) oprichtte, dat het begrip close reading in Nederland en
Vlaanderen introduceerde. Maar hoe revolutionair dat blad werkelijk was? Geen
idee. Hij noemt Fens gezaghebbend. Maar waar dat gezag op gebaseerd was?
Wederom: geen idee.
Het lijkt er op alsof Kusters weinig meer gedaan heeft dan een
verzameling artikelen, brieven, lezingen en andere papieren artefacten van
Fens' leven op chronologische volgorde te leggen. Hij heeft vervolgens wel
conclusies getrokken over de standpunten die de katholieke criticus in deze
teksten innam – kort samengevat: Fens hechtte aan een traditie die werd
doorgegeven aan de toekomst, waardoor iedere conclusie per definitie voorlopig
was. Maar Kusters heeft geen onderzoek geraadpleegd naar het literaire klimaat
waarop deze teksten invloed hadden. Laat staan onderzoek verricht.
Ook als mens blijft het beeld van Fens schimmig. Kusters
zegt wel dat de vroege dood van zijn vader vormend was, maar op welke manier?
Zijn familie (een vrouw en vier kinderen) en vriendschappen blijven eveneens
grotendeels buiten beeld. Typerend is dat Kusters zich excuseert voor het feit
dat hij schrijft over Fens' gehechtheid aan een goed inkomen. 'Pecuniaire
aangelegenheden' zijn 'triviaal'. Maar ja, Fens was in zijn jeugd overgeleverd
aan de sociale steun en kon door gebrek aan geld ook niet naar de universiteit.
Dus Kusters móést wel over geld schrijven.
Die opmerking is des te pijnlijker omdat Kusters, naarmate
hij dichterbij het heden komt, steeds trivialer wordt. Aan de laatste twaalf
jaar van Fens' leven, na zijn emeritaat als hoogleraar in Nijmegen, besteedt
hij meer dan honderd pagina's. Het lange decennium is niets meer dan Nachleben,
maar iedere reis, een gesprekje met prinses Máxima, elk eerbetoon, een
uitnodiging van Jan Wolkers – het staat er allemaal in. Iedere scheet van Fens
die Kusters nog kon ruiken, meent hij te moeten vastleggen voor het nageslacht.
Je slaat de biografie daardoor hogelijk geïrriteerd dicht.
De mislukking van Kusters' levensbeschrijving is juist zo
spijtig omdat je weet dat er nooit een tweede zal komen. Ondanks de groei van
het aantal biografieën, is het klimaat in Nederland en Vlaanderen er niet naar.
Daarbij zal de herinnering van Fens snel vervagen. Dát maakt deze biografie wel
duidelijk. Omdat de criticus zo gehecht was aan het inkomen dat al zijn
artikelen hem bezorgde, heeft hij nooit een werk van betekenis geschreven dat
kon uitgroeien tot een monument voor hemzelf. Fens' oeuvre is verdwenen in
zelden bekeken archieven van kranten en tijdschriften.
(Eerder verschenen op Knack.be, 30 jun)
Wiel Kusters, Mijn versnipperd bestaan. Het leven van Kees Fens, 1929-2008 (Athenaeum-Polak & Van Gennep, 598 pag., € 34,95)
Wiel Kusters, Mijn versnipperd bestaan. Het leven van Kees Fens, 1929-2008 (Athenaeum-Polak & Van Gennep, 598 pag., € 34,95)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten