dinsdag 1 juli 2014

Kees Fens verdiende een betere biograaf (Knack)

Kees Fens (1929-2008) gold als de gezaghebbendste criticus van zijn tijd. Wiel Kusters' biografie van Fens maakt niet duidelijk waarom.

Bijna veertig jaar geleden stopte Kees Fens met het wekelijks bespreken van Nederlandstalige literatuur in de Volkskrant. Wie – zoals de meeste actieve recensenten – zijn kritieken alleen kent van de melancholische verzuchting dat Fens de laatste criticus was die de hele productie overzag en ieder belangwekkend boek volgens dezelfde vaste criteria besprak, heeft eigenlijk geen goed beeld wat hij precies deed. De biografie die Wiel Kusters over 'onze grootste lezer' schreef, is een mooie aanleiding om zijn werk in kaart te brengen.

Helaas. Kusters heeft gefaald in die opdracht. Hij volgt in Mijn versnipperd bestaan het parcours van Fens, die ook lange tijd voor De Standaard schreef, zonder dat in een context te plaatsen. Hij schrijft dat Fens overstapte naar De Tijd en later naar De Volkskrant, maar wat dat betekende voor zijn status? Geen idee. Hij vertelt dat Fens het literaire tijdschrift Merlyn (1962-1996) oprichtte, dat het begrip close reading in Nederland en Vlaanderen introduceerde. Maar hoe revolutionair dat blad werkelijk was? Geen idee. Hij noemt Fens gezaghebbend. Maar waar dat gezag op gebaseerd was? Wederom: geen idee.

Het lijkt er op alsof Kusters weinig meer gedaan heeft dan een verzameling artikelen, brieven, lezingen en andere papieren artefacten van Fens' leven op chronologische volgorde te leggen. Hij heeft vervolgens wel conclusies getrokken over de standpunten die de katholieke criticus in deze teksten innam – kort samengevat: Fens hechtte aan een traditie die werd doorgegeven aan de toekomst, waardoor iedere conclusie per definitie voorlopig was. Maar Kusters heeft geen onderzoek geraadpleegd naar het literaire klimaat waarop deze teksten invloed hadden. Laat staan onderzoek verricht.

Ook als mens blijft het beeld van Fens schimmig. Kusters zegt wel dat de vroege dood van zijn vader vormend was, maar op welke manier? Zijn familie (een vrouw en vier kinderen) en vriendschappen blijven eveneens grotendeels buiten beeld. Typerend is dat Kusters zich excuseert voor het feit dat hij schrijft over Fens' gehechtheid aan een goed inkomen. 'Pecuniaire aangelegenheden' zijn 'triviaal'. Maar ja, Fens was in zijn jeugd overgeleverd aan de sociale steun en kon door gebrek aan geld ook niet naar de universiteit. Dus Kusters móést wel over geld schrijven.

Die opmerking is des te pijnlijker omdat Kusters, naarmate hij dichterbij het heden komt, steeds trivialer wordt. Aan de laatste twaalf jaar van Fens' leven, na zijn emeritaat als hoogleraar in Nijmegen, besteedt hij meer dan honderd pagina's. Het lange decennium is niets meer dan Nachleben, maar iedere reis, een gesprekje met prinses Máxima, elk eerbetoon, een uitnodiging van Jan Wolkers – het staat er allemaal in. Iedere scheet van Fens die Kusters nog kon ruiken, meent hij te moeten vastleggen voor het nageslacht. Je slaat de biografie daardoor hogelijk geïrriteerd dicht.

De mislukking van Kusters' levensbeschrijving is juist zo spijtig omdat je weet dat er nooit een tweede zal komen. Ondanks de groei van het aantal biografieën, is het klimaat in Nederland en Vlaanderen er niet naar. Daarbij zal de herinnering van Fens snel vervagen. Dát maakt deze biografie wel duidelijk. Omdat de criticus zo gehecht was aan het inkomen dat al zijn artikelen hem bezorgde, heeft hij nooit een werk van betekenis geschreven dat kon uitgroeien tot een monument voor hemzelf. Fens' oeuvre is verdwenen in zelden bekeken archieven van kranten en tijdschriften.
(Eerder verschenen op Knack.be, 30 jun)

Wiel Kusters, Mijn versnipperd bestaan. Het leven van Kees Fens, 1929-2008 (Athenaeum-Polak & Van Gennep, 598 pag., € 34,95)

Geen opmerkingen: