Waarom lezen
bevorderen? Hoewel de aanwezigen op het jaarcongres van Stichting Lezen het
belang van lezen al lang onderschrijven, stond die vraag centraal. Volgens
scheidend kinderboekenambassadeur Jacques Vriens gaat het langzaam beter met
het lezen.
Het programma van Lezen Centraal beloofde een dag over aan-
en afhakers. In werkelijkheid leverden de sprekers op het jaarlijkse congres
van Stichting Lezen, ieder vanuit zijn eigen invalshoek, munitie om discussies
over het nut van leesbevordering te beslechten – alsof de driehonderd
toehoorders, hoofdzakelijk afkomstig uit het onderwijs en de bibliotheeksector,
daar nog niet van overtuigd waren. Praktische handvatten om moeilijke
doelgroepen te laten aanhaken of potentiële afhakers aan boord te houden werden
nauwelijks gegeven.
Het indrukwekkendst was het betoog van de Vlaamse emeritus
hoogleraar Nederlandse Letteren aan de KU Leven Johan Van Iseghem. Het een na
belangrijkste dat leerlingen van leesonderwijs verwachtten, vertelde hij, is
dat de leraar dat legitimeert. Kom dan niet aan met een antwoord als dat van
dichter Herman De Coninck. Hij verdedigde ooit poëzieonderwijs met het argument
dat poëzie nutteloos is en daarom een protest is tegen het overdonderende nut van
alles. Dat is een filosofische reactie dat niet-lezers eerder afstoot dan
nieuwsgierig maakt.
Van Iseghem gaf daarop een stortvloed aan redenen voor
literatuuronderwijs die wel overtuigend zijn. Literatuur lezen kan bijvoorbeeld
een therapeutisch effect hebben. Hij vertaalde de zeven manieren waarop
beeldende kunst volgens Alain de Botton en John Armstrong heilzaam is naar de geschreven
kunst. Literatuur kan vorm geven aan de herinnering. Literatuur biedt hoop.
Literatuur helpt bij het verwerken van leed. Literatuur kan zelfinzicht
verschaffen. Literatuur zorgt voor ontwikkeling. Literatuur laat je dingen
waarderen. Literatuur helpt je in balans te komen.
En dan was dit nog maar één aspect. Lezen helpt ook bij het
oefenen in empathie of het aanscherpen van je analytische vaardigheden en
kritisch vermogen. Naast deze individuele redenen zijn er ook maatschappelijke
of specifiek literaire redenen om te lezen. Maatschappelijk: lezen helpt
bijvoorbeeld jongeren met zich een toekomst voor te stellen en ondersteunt hen
zo een carrièrepad te kiezen dat bij hen past. Specifiek literair: de taal kan
je tijdens het lezen betoveren. Al blijft het belangrijkste, erkende Van
Iseghem, dat een leesbevorderaar zijn eigen bevlogenheid overbrengt.
Filosoof Coen Simon legde uit dat een mens altijd via een
middel in relatie tot de werkelijkheid staat. Kijk naar de manier waarop een
kind de wereld leert kennen: pas als hij het woord ‘boom’ kent, kan hij een
echte boom herkennen. Een boek is een van de middelen die de mens tot zijn
beschikking staat. Kan dat boek zo maar vervangen worden door bijvoorbeeld
games? Nee, vindt Simon. Een boek, een roman, kan iets wat andere middelen niet
kunnen: je rechtstreeks toegang verschaffen tot het bewustzijn van een ander
mens. Lezen blijft daarom essentieel.
Onderzoeker Niels Bakker van Stichting Lezen ging nader in
op de cijfers over ontlezing. Lezen mensen daadwerkelijk minder? Het is maar
net wat je onder lezen verstaat. Gedrukte media – díe leest men al decennia
minder, momenteel 36 minuten per dag. Maar e-mail en Whatsappjes? Sociale
media? Internetpagina’s? Als je die optelt, kom je aan 141 minuten per dag. Dat
is helemaal niet weinig. Bovendien blijkt uit onderzoek dat jongeren bereid
zijn op een e-reader (die voor minder afleiding zorgt dat een tablet) boeken te
lezen. Dat biedt kansen voor leesbevorderaars.
Na deze sprekers droeg kinderboekenambassadeur JacquesVriens het stokje voor de komende twee jaar over aan Jan Paul Schutten. De
schrijver legde kort verantwoording af over zijn activiteiten, die zich vooral
richtten op het lezen in het onderwijs. Hij had overal gepleit voor
bereikbaarheid van boeken (een goede schoolbibliotheek!), toegankelijkheid
(geef kinderen ingangen om te gaan lezen!) en waardering voor boeken (laat zien
wat ze je zelf doen!). Hij had goede en slechte voorbeelden gezien in de
praktijk. Maar, al met al, ‘gaat het goed met het lezen’.
In de drukstbezochte deelsessie in de middag ging Karien van
Buuren van de Rijnbrinkgroep in op het betrekken van ouders bij het lezen en
voorlezen op school en in bibliotheken. Ouderbetrokkenheid is een trend die
door de overheid wordt gestimuleerd, legde ze uit. Ouderbetrokkenheid is juist
voor lezen belangrijk: als ouders zorgen voor een goed ‘home literacy
environment’, waarin vooral de houding tegenover lezen een positieve is, is de
kans vijf keer zo groot dat kinderen lezers worden. Een goede docent maakt de
kans maar anderhalf keer zo groot.
Maar hoe betrek je
die ouders bij het leesbeleid? Toen Van Buurens betoog aankwam op het punt dat
ze met behulp van de aanwezigen in de zaal praktische voorbeelden naar boven
wilde halen, was de tijd zo goed als om. Zelf stelde ze een algemeen actieplan
voor: vorm een ‘leespartnerschapteam’ met school, bibliotheek en ouders, praat
over de wensen en verwachtingen, maak een ‘leespartnerschapsplan’, haak in op
programma’s als Boekstart en de Bibliotheek op School. Succes is mogelijk bij –
als belangrijkste – een wederkerige open houding en heldere communicatie.
Zo was het wel een inspirerende dag, dankzij de bevlogenheid
van vrijwel alle sprekers. Maar het direct nut van alle betogen hangt af van
het eigen creatieve vermogen van de aanwezige bibliothecarissen en docenten om
abstracte lessen om te zetten in concrete daden. Ongeveer zoals de lerares waar
Jacques Vriens over vertelde. Zij wilde graag voorlezen, maar helaas: zij kon
het niet. Kinderen vielen gewoon in slaap als ze voorlas. Dus wat had ze
bedacht? Ze deed twee keer in de week de gordijnen dicht en zette in de schemer
een luisterboek op.
(Eerder gepubliceerd op Bibliotheekblad.nl, 26 mrt 2015)
Zie ook:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten