Het zou
al te makkelijk zijn om na lezing van Hotel
Rozenstok te zeggen: Christophe Vekeman, stop met schrijven. De
hoofdpersoon heeft dezelfde naam als de schrijver en het plot draait om zijn
beslissing te stoppen met schrijven. Zijn kortstondig opgeflakkerde
populariteit is tanende, hij heeft het vertrouwen verloren dat het nog wat
wordt. Na een mislukte sollicitatie vertrekt de Vlaming naar een hotel in
Nederland om te bedenken hoe het verder moet in zijn leven. En passant geeft
hij het drinken eraan. Het is dat hotel dat hij óf iets zo vreemds meemaakt dat
hij weer gaat schrijven óf zich iets zo vreemds inbeeldt dat hij weer gaat
schrijven. Dat wordt niet helemaal duidelijk. Alleen dat hij toch weer gaat
schrijven is duidelijk.
Het zou
dus te makkelijk zijn om de hoop uit te spreken dat Vekeman bij zijn besluit
was gebleven. Maar het is een feit dat deze roman me een stuk minder beviel dan
eerder werk, zoals Een uitzonderlijke
vrouw uit 2012 dat ik de beste vond van de drie romans die ik heb gelezen
(of beter: vier, met Hotel Rozenstok
erbij). Vekeman slaagt daarin een portret van een vrouw te schetsen die zelf
decennialang het gevoel heeft boven de middelmaat uit te stijgen, dat een heel
boek lang intrigerend blijft omdat je net niet helemaal de vinger achter de
oorzaak van haar gekte krijgt. Laat ik zeggen dat ik hoop dat de auteur de
volgende keer weer met iets dergelijks komt.
Wat
mijn bezwaren tegen dit boek zijn? Het gegoochel met een alter ego heb ik vaker
gezien – en vaak beter. Vekeman doet er weinig indrukwekkends mee. Of ik moet,
als Nederlander, te weinig weten van zijn publieke imago in Vlaanderen.
Misschien zie ik de verwijzingen niet. Ook geeft het voortdurende redeneren van
de hoofdpersoon met zichzelf de stijl iets langdradigs. Maar het ergste is nog
wel de mislukte humor. De karikaturale beschrijving van personages als
Cathérine, de uitbaatster van het hotel, de plaatselijke barman of de vrouw bij
wie hij gaat solliciteren: die zijn allemaal te bedacht, te geforceerd, te nep.
Toch is
er een reden waarom ik blij tot het einde te hebben doorgelezen (want zo slecht
dat ik er voortijdig mee stopte, zoals in dit geval, vond ik het blijkbaar
niet). Dat is de liefdesverklaring aan Wanda op letterlijk de laatste pagina.
'...en ik prevelde zacht in haar nek dat ik van haar hield. Ik hield van haar,
ik hou van je; de woorden waren ontoereikend, maar ze zijn ontoereikend
genoeg.' Die woordspeling met 'ontoereikend' geeft de uitdrukking iets
origineels waardoor deze mij oprecht wist te roeren.
2 opmerkingen:
Oh wat fijn, je verwoordt mijn mening precies!
Dit was wel het eerste boek dat ik las van Vekeman, misschien moet ik me toch ook maar wagen aan Een uitzonderlijke vrouw...
En ik maar opzoek naar hotel rozenstok, om te kijken wat voor soort hotel het is. Blijkt het een boek te zijn!
Een reactie posten