donderdag 31 mei 2012

Lees ik wat iedereen leest?


In de Bestseller 60 van deze week: opmerkelijk recente Nederlandse literatuur, zoals de nieuwe romans van Arnon Grunberg en Nelleke Noordervliet. Het boekenseizoen is doorgaans afgelopen in april. Veel nieuws verschijnt er daarna niet meer – tot eind augustus, als het najaarsseizoen begint. Hoe anders is dat dit jaar. In mei is meer nieuw werk uitgekomen van grote namen dan een paar maanden geleden aan de vooravond van de Boekenweek, traditioneel dé periode om nieuwe literatuur met hoofdletter L te lanceren. Behalve genoemde namen denk ik dan ook aan bijvoorbeeld de nieuwe Peter Terrin. En dan moet de nieuwe Leon de Winter nog komen. Op 20 juni pas.

6 Paulien Cornelisse - En dan nog iets
8 Arnon Grunberg - De man zonder ziekte
12 Paulien Cornelisse - Taal is zeg maar echt mijn ding
27 Herman Koch - Zomerhuis met zwembad
40 Naima el Bezaz - Vinexvrouwen
60 Jamie Oliver - Jamie in 30 minuten

woensdag 30 mei 2012

Kees van Kooten - 'Tijdloos ouderwets' (BOEK)


Kees van Kooten auteur van het Boekenweekgeschenk? Dat nieuws – gisteren bekendgemaakt – had ik niet kunnen voorspellen. Niet omdat Kees van Kooten niet de meest literaire schrijver is en je je daarom kunt afvragen of hij wel past in het rijtje Boekenweekgeschenkauteurs sinds 1984, het jaar waarin de CPNB begon met de traditie om een literaire novelle cadeau te doen. Er zijn wel meer breuken met de traditie geweest. Denk aan Salman Rushdie's geschenk Woede uit 2002. Schrijven kan Van Kooten ook. Zijn opmerkingsgave en lichtvoetigheid getuigen van groot talent. Waarom de keuze voor hem me dan toch verbaast, is dat hij al jaren over zijn hoogtepunt lijkt te zijn. Zie ook deze recensie die ik 3,5 jaar geleden schreef.

Tijdloos ouderwets bevat alle elementen die Kees van Kooten al veertig jaar roem als schrijver hebben gebracht. Spitsvondige satire, stemmige jeugdherinneringen, treffende anekdotes. Toch is deze bundel met ‘negen bekentenissen’, zoals de ondertitel luidt, bepaald geen hoogtepunt in zijn oeuvre. Het gebrek aan kop en staart of een eenduidige toon wekken de indruk dat Van Kooten erop gokt dat de lezer alles pikt – zolang hij maar af en toe een aardige vondst voorgeschoteld krijgt.
Neem het verhaal ‘Blij Nederland’. Een korte beschrijving van de midgetgolf-baan van het uit de tv-programma’s van Koot en Bie bekende Ter Weksel loopt uit op een satire over de funeste invloed van het grote geld op ‘de pure lol, de eenvoud en de camaraderie’ van weleer. Maar na een paar bladzijdes blijkt het stuk vooral te bestaan uit herinneringen aan een midgetgolfmiddag in zijn jeugd. Het eindigt met een foto van een vervallen minigolfcomplex, Blij Nederland genaamd – voor de schrijver typisch voor de toekomst van midgetgolf.
Wat wil Van Kooten met dit verhaal? Hij heeft een paar grappen en ideeën rond een overkoepelend thema bij elkaar gebracht. Meer kan ik er niet van maken. Structuur en eenheid ontbreken volkomen.
In de rest van de bundel is het van hetzelfde laken en pak. Van Kooten schrijft over de ontmoeting met Wim van Est, het beschamende gedrag van een oud-Kamerlid in het vliegtuig, de plaatselijke boekhandel bij Van Kootens tweede huis in Frankrijk, de tekeningen van Sempé. En als je 180 pagina’s hebt doorgelezen, heb je het gevoel dat je een paar uur naar een aangenaam kletsende, maar alle kanten uitwaaierende oom hebt geluisterd zonder dat die iets te berde heeft gebracht wat je zal bijblijven.
(Eerder gepubliceerd in BOEK 2, 2009)

dinsdag 29 mei 2012

Dankzij een tolk zijn niet-Nederlandstaligen gezonder (Taalschrift)


Slechte communicatie leidt tot slechte zorgverlening. Zonder een professionele tolk kunnen zorginstellingen Nederlanders en Vlamingen die de taal niet machtig zijn, vaak niet adequaat behandelen. Toch lijken overheden dat onvoldoende te beseffen. In Nederland is de subsidie voor tolken in de zorg sinds 1 januari helemaal afgeschaft. In Vlaanderen groeien de budgetten onvoldoende mee met het gebruik.

Een terminaal zieke vrouw die haar wens niet kon uiten om snel te sterven. Omdat haar familie aandrong op alle levensverlengende maatregelen, deden artsen alles om haar leven te rekken. Een echtpaar dat zwanger wilde worden en een dertienjarige zus meenam om te tolken. Omdat die het woord ‘sperma’ niet kende, zei het meisje tegen hen dat ze de volgende keer urine in een potje moesten meenemen. Of een zwangere vrouw die tegen haar eigen wens werd geaborteerd omdat haar zus, die voor haar vertaalde, van het kind af wilde.
De voorbeelden van zulke slechte zorg als gevolg van een taalprobleem zijn legio. De beste optie voor een zorgverlener in zo’n geval is het inschakelen van een professionele tolk of vertaler die het Arabisch, Swahili of Perzisch accuraat omzet in Nederlands. Een tolk die is opgenomen in een register en daarom garant staat voor kwaliteit. Een tolk die dankzij een gerichte opleiding of cursus bekend is met de situatie en de medische terminologie. Het leed van al deze personen had dan voorkomen kunnen worden.

47.365 euro
“De waarde van een tolk is moeilijk te meten”, vertelt Hanneke Bot. Zij is psychotherapeut bij de instelling voor geestelijke gezondheidszorg Pro Persona in Wolfheze en docent in de master Tolken op Lessius Antwerpen. “Met diabeteszorg kun je het wel wetenschappelijk onderzoeken omdat de glucosewaarden goed meetbaar zijn. In de Verenigde Staten bleek dat patiënten die het Engels niet goed machtig waren hun glucosewaarden beter onder controle hadden als zij met een tolk waren behandeld dan wanneer dat niet was gebeurd. Zij hadden een aantoonbaar betere gezondheid.”
Ook bespaart zorgverlening met een tolk kosten, voegt Pascal Rillof daaraan toe. Hij is Vlaams sectorcoördinator sociaal tolken en vertalen van het Kruispunt Migratie-Integratie. Ook hij geeft een voorbeeld uit de diabeteszorg. “Het salaris van een tolk wordt terugverdiend in het vermijden van onnodige medische kosten. Als een arts vroeg of zelfs preventief met een diabetespatiënt kan communiceren, kunnen ernstige verwikkelingen als gevorderde voetgangreen worden voorkomen. De behandeling daarvan kost 47.365 euro.”

Explosieve stijging
Vooral de laatste jaren is het gebruik van tolken in de zorg explosief toegenomen. Het ‘sociaal tolken’ bestaat al enkele decennia. In Nederland kwam het op met de eerste golf gastarbeiders en de komst van vluchtelingen uit Latijns-Amerika in de jaren zeventig. In Vlaanderen zetten Antwerpen en Brtussel in de vroege jaren tachtig de eerste sociaal tolk- en vertaaldiensten op. Maar pas na een professionaliseringslag van deze categorie tolken en vertalers – met een register, betere opleidingen en een gedragscode – gingen instellingen steeds vaker tolken inhuren.
In Nederland groeide het budget dat het ministerie van Volksgezondheid aan tolken kwijt was van 8 miljoen euro in 2006 naar 19 miljoen euro in 2011 – goed voor 166.000 tolk- en vertaaldiensten. In Vlaanderen steeg het aantal opdrachten van circa 30.000 in 2008 naar 50.000 in 2011 – al omvat dat meer dan alleen tolken in de zorg. En dan te bedenken dat er vanuit de overheid nooit campagne is gevoerd om het gebruik van tolken te propageren. Het Tolk- en Vertaalcentrum Nederland (TVcN), dat bemiddelt tussen instelling en tolk, was het zelfs contractueel verboden reclame te maken. Uit angst voor stijgende kosten.

Van ad hoc naar structureel
Instellingen huurden tolken eigenlijk alleen maar vaker in omdat ze zelf overtuigd raakten van het nut – en omdat het vaker nodig was door de groeiende instroom van migranten. “Het gebruik is opgelopen vanuit werkgroepen die zich met interculturaliteit bezighielden. Zij maakten zich er sterk voor”, zegt Bot. “Artsen en andere zorgverstrekkers beginnen er vaak ad hoc aan,” vult Rillof aan, “omdat er een communiatieprobleem is dat moet worden opgelost als zij überhaupt aan de zorg zelf willen toekomen. Van collega’s horen ze over het bestaan van tolken. In het begin is er vaak weerstand tegen het instrument. Maar als ze zien dat het werkt, schakelen ze vaker een tolk in.”

Geen basisrecht
Een recht op een tolk hebben patiënten niet. Anders dan in het strafrecht: om een eerlijk proces te garanderen is bij wet vastgelegd dat niet-Nederlandstaligen recht op een tolk hebben. In de zorg is alleen “afgeleid recht”, zoals Rillof dat noemt. In Nederland verplicht de wet op de geneeskundige behandelovereenkomst (wbgo) hulpverleners om patiënten goed te informeren. In België volgt hetzelfde uit artikel 23 van de grondwet en de patiëntenrechten.
Daartegenover staat – in Nederland, niet in België – de inspanningsverplichting van patiënten om zich goed te laten informeren en zichzelf duidelijk te maken. Dat kun je lezen als: zij moeten Nederlands leren of ervoor zorgen dat ze iemand meenemen die voor hen vertaalt. Maar instellingen nemen liever niet het risico op een rechtszaak over bijvoorbeeld een verkeerd afgezet been omdat ze de patiënt niet konden verstaan. De arts blijft tenslotte eindverantwoordelijk voor de geleverde dienst.

Knap zenuwachtig
“In de praktijk komt het zelden tot een klacht”, zegt Bot. “Een vrouw die tegen haar zin te lang in leven wordt gehouden, gaat uiteindelijk toch dood en haar familie klaagt daar niet over.” Ook Rillof kan zich geen rechtszaken herinneren over slechte zorg als gevolg van gebrekkige communicatie door taalproblemen. “Maar als patiënten een foute behandeling krijgen en gaan klagen, zullen ziekenhuizen daar niet zomaar mee weg komen. Dat maakt hen knap zenuwachtig.”
Zowel in Nederland als in Vlaanderen is daarom dezelfde werkwijze ontstaan. Het is altijd de instelling zelf die een tolk of vertaler inhuurt bij het TvCN of een van de Vlaamse sociaal tolk- en vertaaldiensten. Ze nemen de verantwoordelijkheid. Maar ook kunnen ze zo de kosten in de gaten houden en garanderen dat de tolk goed gekwalificeerd is. “Sommige ziekenhuizen hebben zelf ook enkele intercultureel bemiddelaars en tolken in dienst,” zegt Rillof. “En ook al gaan heel wat zorginstellingen op een ernstige manier om met deze reële communicatiemoeilijkheden, al te vaak wordt nog gewerkt met de poetsdame van Poolse origine, bijvoorbeeld.”

Eigen verantwoordelijkheid
Dit systeem om tolken in te schakelen werkte in Nederland goed, vindt Bot. “We liepen in Europa voorop. De opleidingen waren verbeterd. De organisatie was goed: met één tolkencentrum, TVcN, die alles regelde. En de kosten waren gedekt door het ministerie. Daar konden we trots op zijn.” Tot een jaar geleden de minister van volksgezondheid Edith Schippers (VVD), die het onderwerp volgens Bot nooit heeft geïnteresseerd, besloot tolken in de zorg niet langer te financieren. Protestbrieven van alle instellingen in de zorg mochten niet baten.
Schippers’ redenering is: iedereen is zelf verantwoordelijk voor een goede communicatie met zijn behandelaar. Wie niet goed Nederlands praat, moet het maar leren – of zelf iemand meenemen. “Informele tolken dus: een buurman of een kind. Terwijl al het wetenschappelijk onderzoek uitwijst dat zij niet optreden als letterlijke tolk, maar als gesprekspartner. Ze geven korte samenvattingen of praten namens de patiënt. Achteraf gaan ze misschien roddelen in de buurt. En wat doe je een kind aan als die zijn vader moet vertellen dat hij kanker heeft?”

Gettovorming
De “ordinaire bezuinigingsmaatregel” had volgens Bot slechts één positief effect: de instellingen die tolken konden inschakelen zonder zich druk te maken om de kosten, moeten nu zelf nadenken over een tolkenbeleid en -budget. In sommige gevallen betalen instellingen tolken nu zelf. Ook gaan zorgverzekeraars mogelijk betalen – omdat tolken ook geld besparen. En elders worden tweetalige hulpverleners ingeschakeld om patiënten in die taal te helpen. “Er zijn zelfs instellingen die zich profileren met hulpverlening in de eigen taal”, zegt Bot. “Gettovorming, vind ik dat.”
Alles bij elkaar is er geen eenduidig beleid meer over het inschakelen van tolken. “De situatie is rommelig. Ik kan daarom alleen voor mijn eigen instelling spreken. Daar is het budget 25 procent van wat we aan tolken afnamen. Ik heb een aantal situatieschetsen gemaakt, waaruit blijkt wanneer toch een informele tolk kan worden ingeschakeld – ondanks alle nadelen. Daarin staan ook richtlijnen waar hulpverleners zich aan moeten houden, maar geld om ze daarin op te leiden is er nauwelijks.”

Inclusieve samenleving
In Vlaanderen speelt de discussie over de legitimiteit van een tolk in de zorg minder. De overheid onderschrijft het belang ervan in een inclusieve samenleving. “Als wij willen dat ons maatschappelijk-democratisch project behouden blijft, waarin iedereen toegang heeft tot dezelfde diensten op basis van grondrechten, dan moeten we die toegang voor iedereen garanderen,” zegt Rillof. “Eigen verantwoordelijkheid om Nederlands te leren is prima en ook emanciperend. Helemaal voor. Maar we gaan toch geen professionele zorg – wat kwaliteitsvolle communicatie impliceert – weigeren als iemand de taal maar beperkt beheerst? Bovendien weten we dat mensen vaak op hun eerste taal terugvallen in stresssituaties en dat Nederlands kennen niet betekent dat je het Nederlands in iedere setting beheerst.”
Wel wil de sector een einde aan de versnippering van tarieven een budget dat rekening houdt met de almaar groeiende vraag. Nu kent Vlaanderen één centraal aanbod voor het telefoontolken en acht regionale diensten met een aanbod ‘tolken ter plaatse’: één per provincie plus één in de steden Antwerpen, Gent en Brussel. Al deze diensten hebben met de overheid een convenant of maken deel uit van de overheid. De provincies en steden financieren ook het grootste deel van het budget van die acht diensten. Ook afnemers betalen de instellingen – hoeveel, verschilt per regio.

Communicatieboom
“We pleiten voor een centrale regelgeving en structurele financiering van de sector, met behoud van een regionaal aanbod van tolken ter plaatse en een centraal aanbod van het telefonisch tolken”, zegt Rillof. “Ook willen we dat de overheid instellingen oplegt om zelf een hedendaags communicatiebeleid te maken, waarin duidelijk is wanneer een tolk nodig is en hoe dat gebeurt.” De introductie van een ‘communicatieboom’ zou dienstverleners kunnen helpen om op basis van doordachte criteria een tolk, een vertaler of andere middelen in te schakelen zoals een video of een beeldwijzer.
Rillof beseft: Een structurele financiering van het sociaal tolken en vertalen kost geld. En of dat beschikbaar wordt gesteld in tijden van economische crisis? Voorlopig wacht hij dus nog op het – hopelijk positieve – antwoord van de minister van integratie Geert Bourgeois (N-VA). “Maar het ontbreken van een coherent beleid zal ook zijn tol eisen.”

(Oorspronkelijke versie van artikel op Taalschrift.org)


zaterdag 26 mei 2012

OM vervolgt voor het eerst boekenpriraat (Boekblad)


Een 21-jarige man wordt vervolgd voor het illegaal aanbieden van 4887 epub-bestanden op torrentsite The Pirate Bay. Het is voor het eerst dat het Openbaar Ministerie een individuele boekenpiraat strafrechterlijk vervolgt.

De man uit Oud-Beijerland heeft inmiddels bekend en de bestanden verwijderd. Hij riskeert een maximale gevangenisstraf van een half jaar en een boete van 19.500 euro. Daarnaast zal Stichting Brein die aangifte heeft gedaan een civielrechterlijke procedure tegen hem starten. In ieder geval eist de stichting een onthoudingsverklaring, om af te dwingen dat de man op straffe van een boete nooit meer illegaal materiaal verspreid. Mogelijk moet de man ook een schadevergoeding betalen.
Een ‘doorbraak’ vindt directeur Tim Kuik van Stichting Brein, voor wie het ook de eerste aangifte tegen een boekenpiraat was, een te groot woord voor deze zaak. Wel spreekt hij van een ‘belangrijk signaal’. ‘Dit was een uitzonderlijk geval gezien de hoeveelheid boeken, die mooi georganiseerd werden aangeboden. Een extra reden om aangifte te doen was dat de man aangaf bij een bibliotheek te werken en daarom bij de bestanden kon. Later bleek dit overigens niet waar te zijn.’
Kuik sluit zeker niet uit dat meer zaken tegen boekenpiraten volgen, maar wil daar geen voorspellingen over doen. Als de zaak ernstig genoeg is, moet Stichting Brein ten eerste de identiteit van de aanbieder kunnen achterhalen, wat lang niet altijd lukt. Ten tweede is de stichting afhankelijk van politie en Openbaar Ministerie, die bepaalt of ze een onderzoek instellen. ‘In ieder geval beginnen we dan een civielrechterlijke procedure. Dat doen we jaarlijks enkele tientallen keer, ook al vaker tegen uploaders van boeken.’
Naast het aangifte doen tegen individuele aanbieders scant Stichting Brein dagelijks vraag en aanbod-sites zoals Marktplaats om advertenties van illegale bestanden te verwijderen. ‘Dat is een constante stroom, waarbij we ook samenwerken met die sites die ook geen illegaal materiaal op hun platforms willen,’ zegt Kuik. ‘Als we steeds dezelfde advertenties tegenkomen, verrichten we ook nader onderzoek in een poging de identiteit van de aanbieder te achterhalen.’
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 24 mei 2012)

UPDATE januari 2013: De Rotterdamse politierechter verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk. Reden: dit is geen strafrechtelijke, maar civielrechtelijke zaak.

Zie ook:

vrijdag 25 mei 2012

Dus waarom 'Vijftig tinten grijs' van E.L. James niet?


Het lezen van pornografica
  weet mij in mijn mening te stijven
dat de bevrediging van het vlees
  meer voorstelt in levende lijve.

(Uit: Ik denk dat hartzeer erger is. 60 Groeken - Piet Hein, vertaald uit het Deens door Marko Fondse en Peter Verstegen, Bert Bakker, 1984)

Harry Potter werd ook in Nederland een succes. Net als Elizabeth Gilbert, Stephenie Meyer, Suzanne Collins en Khalid Hosseini, om maar wat Engelstalige commerciële pulp van de laatste paar jaar te noemen. Dus waarom ook niet E.L. James’ Fifty Shades of Grey dat vandaag bij uitgeverij Prometheus in vertaling verschijnt? Het is de schrijfster gegund om straks even luxueus te wonen als haar aan SM verslaafde hoofdpersoon. Het is de lezer gegund om veel leesplezier te beleven aan de ‘mommy porn’ – en, desnoods, aan de tientallen navolgingen die ongetwijfeld snel zullen volgen. Als ik het maar aan mij voorbij mag laten gaan. Alleen van oorspronkelijk Nederlandstalige bestsellers in het genre lectuur ben ik nieuwsgierig naar het mogelijk geheim achter het succes. Denk aan Saskia Noort, Kluun, Simone van der Vlugt, Esther Verhoef. Daar heb ik allemaal iets van gelezen.

donderdag 24 mei 2012

Nijpels (KBb-Educatief): ‘maak invoering tablets op scholen mogelijk’ (Boekblad)

Algemene media vonden het opmerkelijk: nota bene de voorzitter van KBb-Educatief pleit voor het afschaffen van schoolboeken ten gunste van de introductie van tablets. Toch sprak Ed Nijpels namens zijn achterban. Educatief specialisten zien een grote rol voor zichzelf bij digitaal onderwijs.

Het begon afgelopen vrijdag met een bericht in De Telegraaf. Daarna volgde onder meer radio-interviews op BNR en Radio 1. Steeds zei Nijpels simpelweg: met een tablet kun je meer dan met een papieren boek, het onderwijs is dus gebaat bij de verdere ontwikkeling an digitaal lesmateriaal. Sommige scholen in Nederland experimenteren er daarom ook mee. Een land als Zuid-Korea wil het hele onderwijs daarom per 2015 volledig digitaal hebben. Het probleem is alleen dat de huidige wetgeving het scholen onmogelijk maakt om tablet-onderwijs te financieren. De experimenterende scholen moeten diep in hun eigen reserves tasten of illegaal opereren.
Het voorstel om deze situatie te veranderen deed de KbB-Educatief al enkele weken geleden in een brief aan de Tweede Kamer, vertelt vice-voorzitter Hans van der Wind. Gesteund door de uitgevers verenigd in de GEU en de middelbare scholen verenigd in de VO-Raad wil KBb-Educatief dat de politiek dit punt meeneemt bij de evaluatie van de wet op de gratis schoolboeken. Door de val van het kabinet is het algemeen overleg van de Kamercommissie waarin de brief zou worden behandeld al twee keer uitgesteld. Het staat nu op de rol van een vergadering rond 1 juli, maar Van der Wind vraagt zich af of er dan van komt. ‘De politiek is op dit moment alleen met zichzelf bezig.’ Ook informeel heeft KBb-Educatief nog geen enkele reactie gekregen.
Het probleem is dat scholen niet genoeg geld krijgen om tablets voor hun leerlingen te kopen. Hun budget is 327,50 euro per leerling per jaar, terwijl een tablet zo’n 450 euro kost. ‘En dat is nog eigenlijk te weinig’, zegt Van der Wind. ‘Het gaat om de eenmalige aanschaf, maar ook om kosten voor bijvoorbeeld netwerkverbindigen en verzekeringen. En dan gaan we ervan uit dat een tablet drie jaar mee kan. Scholen moeten dit bedrag zelf dragen. Ze kunnen op grond van de wet ouders niet verplichten een tablet voor hun kind te kopen. Ze kunnen zelfs ouders niet vragen om een bijdrage. Scholen die dat toch doen, doen dat feitelijk illegaal.’
KBb-Educatief pleit er daarom voor dat de overheid óf 150 miljoen per jaar beschikbaar stelt om tablets van te kopen óf de wet aan te passen zodat scholen ouders wel om een bijdrage kunnen vragen. ‘Het onderwijs kan beter worden gemaakt als scholen de technische mogelijkheden kunnen benutten,’ zegt Van der Wind. ‘Maar een van de belangrijkste issues is de financiering van de hardware. Al het gepraat over digitalisering van het onderwijs blijft theoretisch als er geen hardware in de klas komt.’
Blijft over de verwondering van de algemene media dat juist KBb-educatief schoolboeken wil afschaffen. Zijn partijen als Van Dijk, waar Van der Wind directeur van is, en Iddink klaar om een rol te spelen in digitaal onderwijs? ‘Meer dan’, stelt Van der Wind. Hij noemt een aantal diensten die educatieve specialisten kunnen leveren. De financiering, verzekering en service-verlening van de drager. Het onderhoud van het netwerk om probleemloze toegang tijdens de les te garanderen. Het ontsluiten en bundelen van digitaal lesmateriaal. En het licentie- en abonnementenbeheer.
‘Dus zowel voor de hardware, de toegang en het abonnementenbeheer zien wij een rol voor onszelf’, zegt Van der Wind. ‘Het ligt niet in de lijn der verwachtingen dat uitgevers deze taken op zich willen nemen. Dat zeggen zij ook. En voor een deel verrichten wij deze diensten al, zoals het ontsluiten en bundelen van digitaal lesmateriaal via onder meer Eduroute en Digitaal Toegang tot Digitaal Lesmateriaal (DTDL).’
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 22 mei 2012)

woensdag 23 mei 2012

Nelleke Noordervliet - Vrij man (BOEK)


Kun je het verleden echt doorgronden, vraagt Nelleke Noordervliet zich af als ze in Amerika als door een wonder kennismaakt met de zeventiende eeuwer Menno Molenaar. Kun je zijn emoties invoelen? Zijn gedachten begrijpen? En zo ja, hoe betrouwbaar is Menno? Alleen door haar verbeelding te gebruiken, beseft ze, kan ze hem tot leven wekken. Alleen door personen dicht bij hem een stem te geven, kan ze vanuit meerdere invalshoeken hem misschien begrijpen.
Aan de hand van het levensverhaal van Menno Molenaar onderzoekt Noordervliet in Vrij man de betekenis van het begrip vrijheid. Het is het tijdperk van Spinoza die als eerste formuleert dat de mens een eigen verantwoordelijkheid heeft, los van God. Het is ook een tijdperk waarin iemand gemakkelijk van zijn plichten kan vluchten doet. Zoals Menno doet: eerst de sloppen van Den Haag in, later naar de nieuwe wereld. Toch is de conclusie modern: in het licht van de eindigheid van het leven is iedere vrije keuze futiel, het gaat er niet om of vrij bent maar of je vreugde hebt in ‘de dagelijkse taak’, zoals Menno besluit.
Deze dubbele inzet – hoe het verleden invoelbaar te maken?, wat is vrijheid? – heeft een intrigerende en intelligente roman opgeleverd. Vrij man biedt een rijk overzicht van het intellectuele, politieke én praktische leven in de 17e eeuwse Republiek. Op een enkele keer na, als het wel heel toevallig is dat Menno die beroemdheid óók kent, is Noordervliet erin geslaagd al deze aspecten op een vloeiende manier aan elkaar te rijgen. Dat maakt van Vrij man zonder twijfel een verrijking voor de Gouden Eeuw-literatuur.

Nelleke Noordervliet - Vrij man (464 p.) - Atlas-Contact, € 19,95, ISBN 978 90 457 0550 7 (gebonden: € 24,95, ISBN 978 90 457 0553 8)

(Eerder gepubliceerd in BOEK 4, 2012)

Zie ook:

dinsdag 22 mei 2012

Raad voor Cultuur dwingt Letterkundig Museum en Meermanno tot intensief samenwerken (Boekblad)


Het Letterkundig Museum en Museum Meermanno krijgen van de Raad voor Cultuur maar een deel van de gevraagde subsidie. Bovendien geldt een harde voorwaarde: samenwerking. Beide musea moeten een nieuw en vooral gezamenlijk activiteitenplan indienen. [Een vervolg op dit en dit bericht.]

Het Letterkundig Museum en Museum Meermanno kunnen in de komende vier jaar slechts 75 procent van het door de overheid vastgestelde richtbedrag tegemoet zien. Voor het Letterkundig Museum komt dat neer op 2,2 miljoen euro in plaats van de gevraagde 2,89 miljoen, voor Museum Meermanno op 1,39 miljoen euro in plaats van 1,71 miljoen euro. Een deel van de korting zouden de musea kunnen opvangen door een zeer nauwe samenwerking – met name op het gebied van activiteiten, maar ook op het gebied van presentatie. 
Hiermee lijkt het erop dat de Raad voor Cultuur op termijn een fusie tussen beide musea, vlakbij elkaar gevestigd in Den Haag, wil bewerkstellingen. Gezamenlijk zouden ze het ‘museum voor gedrukte media’ kunnen worden, waar de Raad ‘in de huidige gemedialiseerde samenleving’ een groot belang aan hecht. Het Letterkundig Museum en Meermanno zeiden eind vorig jaar een fusie te onderzoeken, maar vooral het Letterkundig Museum toonde zich gehecht aan de eigen zelfstandigheid. 
De Raad voor Cultuur is in haar advies kritisch op beide musea. Het Letterkundig Museum is ‘meer een documentatiecentrum met een publieksfunctie’. Het museum legt ook in zijn presentatie onvoldoende verbinding met maatschappelijke thema’s –  nadrukkelijk anders dan het bijbehorende Kinderboekenmuseum, dat het lezen en voorlezen centraal stelt in een tijd waarin analfabetisme een actueel onderwerp is. Ook is de vastgestelde groei van 21.827 bezoekers in 2010 naar 50.000 niet realistisch, terwijl het museum tegelijk te sterk leunt op inkomsten uit entreegelden en geen strategie heeft voor tegenvallende inkomsten. 
Meermanno krijgt lof voor zijn inzet om te vernieuwen, onder meer door de collectie van het Nederlands Instituut voor Beeldverhaal en Beeld Illustratie binnen te halen. Tegelijk vraagt de Raad zich af of het museum niet te veel van de kern afdwaalt. De ambitie is op veel punten zo groot – veel meer nadruk op educatie, groot marketingplan, enzovoorts – dat de Raad vraagt hoe realistisch dat is. Als het publieksbereik tegenvalt moet het museum bovendien snijden in personeel en programma. En: ‘Dan komt de instelling in een neerwaartse spiraal terecht.’
 In een eerste reactie toont het Letterkundig Museum zich als door een wesp gestoken. Het advies is ‘een frontale aanval’, schrijft het museum in een persbericht. Het museum is na het voltooien van de renovatie succesvol. Het bezoekersaantal verdubbelt dit jaar waarschijnlijk tot 60.000 mensen. Het Letterkundig Museum en het Kinderboekenmuseum wonnen diverse prijzen. Maar als de korting van acht ton ten opzichte van de huidige subsidie van 3 miljoen euro doorgaat, moet het museum snijden. Alleen al de personeels- en huisvestingskosten bedragen gezamenlijk al 2,7 miljoen euro.
Meermanno is 'teleurgesteld' dat een succesvol beleid – getuige de groei in bezoekers (een verdubbeling), eigen inkomsten en naamsbekendheid - wordt afgestraft met een korting. Het museum bestrijdt het idee dat het een onrealistisch beleid voert en zelfstandig geen bestaansrecht zou hebben, maar wil wel meer samenwerken met andere instellingen. Alleen: niet alleen met het Letterkundig Museum, maar ook met het Nationaal Archief en de Koninklijke Bibliotheek. Ook zal de besparing die dit oplevert, lang niet zoveel zijn als de subsidiekorting rechtvaardigt.
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 21 mei 2012)

maandag 21 mei 2012

Museum Meermanno: het trefpunt van de Nederlandse bibliofiel (Septentrion)


Tot de publicatie van het advies van de Raad voor Cultuur was dit artikel voor Septentrion, dat een dezer dagen in een Franstalige vertaling verschijnt, actueel. Septentrion is de Franstalige uitgave van Ons Erfdeel over de Nederlands-Vlaamse cultuur voor een Frans en Waals publiek. Wie het stuk in het Frans wil lezen: mail mij.

Het had niet veel gescheeld of Museum Meermanno in Den Haag had na dit jaar zijn deuren voor het publiek moeten sluiten. Een handschrift van een Latijnse Bijbel uit de 6e eeuw, een Rijmbijbel van Jacob van Maerlandt, een gedrukte aflaatbrief uit 1454, Een bloemhof van allerley lieflijkheyd van Adriaan Koerbagh en het complete fonds van de Kelmscott Press, de eerste private press ter wereld – alleen wetenschappers zouden nog een blik mogen werpen op alle hoogtepunten uit de collectie van het oudste nog bestaande boekmuseum ter wereld.
De reden van de dreigende sluiting is de ongebreidelde bezuinigingsdrift van staatssecretaris van cultuur Halbe Zijlstra. Zijn voorganger had al bedongen dat musea minimaal 17,5 procent van hun budget zelf moesten gaan verdienen om voor subsidie in aanmerking te komen. Het ijkjaar was 2012. Zijlstra wilde het proces van verzakelijking versnellen en besloot medio vorig jaar dat 2010 en 2011 de ijkjaren waren. Onbehoorlijk bestuur of niet, Museum Meermanno had nog maar zes maanden om 385.000 euro extra te verdienen. Alleen dan zou het aan de norm voldoen.
Dankzij een rits aan initiatieven van directeur Maartje de Haan lukte dat zowaar. Het museum zette flink in op een groter publieksbereik waardoor het aantal bezoekers steeg van 13.500 in 2010 naar 19.409 in 2011. Ook deed het meer zijn best om zalen te verhuren. Zelfs de werkkamer van De Haan bleek opeens te huur. Ze heeft nu een verhuisdoos op haar kamer staan, zodat ze haar bureau snel leeg kan halen. Daarnaast vond het museum een sponsor in Centraal Boekhuis, konden particulieren en bedrijven een boek adopteren en was er een benefietveiling.
In totaal haalde Meermanno 409.000 euro eigen inkomsten in 2011. Ruim voldoende om een subsidieaanvraag te mogen doen voor de periode 2013-2016.

Op 7 oktober 1852 ging het museum na een reeks verbouwingen voor het eerst open. De schaarse bezoekers die een introductie hadden gekregen van de bibliothecaris van de Koninklijke Bibliotheek konden een blik werpen op de immense collectie van Willem Hendrik Jacob baron van Westreenen van Tiellandt, die vier jaar eerder op 65-jarige leeftijd was overleden. In een halve eeuw had hij in zijn huis aan de Prinsessegracht meer dan twintigduizend handschriften en gedrukte boeken verzameld. En veel oudheden, munten, antieke Egyptische voorwerpen en kunstwerken.
Tijdens zijn leven liet Van Westreenen de collectie, waarover hij wel wilde publiceren maar dat zelden deed, nooit aan vreemde ogen zien. Het idee alleen al deed hem gruwen: de vieze handen en onfrisse adem van bezoekers. Het verhaal gaat dat de bibliothecaris van de nabijgelegen Koninklijke Bibliotheek na lang aanhouden een uitnodiging had gekregen om het boekenbezit van de baron te bekijken, maar dat hij die noodgedwongen afsloeg toen hij de voorwaarden hoorde. Zo zou hij een gloednieuwe kamerjas en schoenen over zijn kleding moeten dragen.
Dezelfde gehechtheid van Van Westreenen, die al als jonge tiener de wens uitsprak een boekenwurm te worden, ligt echter ook aan de basis van een uniek museum. Omdat hij zijn collectie niet uiteen wilde zien vallen, bepaalde hij per testament dat zijn collectie moest worden opengesteld voor publiek, maar vooral: dat er niets aan mocht worden veranderd. Daarom herbergt het museum op de eerste verdieping een typisch negentiende eeuwse boekzaal. Het is een schitterende ruimte met mahoniehouten boekenkasten, antieke bustes en een stokoude kachel.
Hier zijn nog altijd de hoogtepunten uit de collectie van de baron permanent in vitrines te bewonderen. Naast bovengenoemde boeken behoren daartoe een Atlas van Bleau, het Getijdenboek van Catharina van Kleef en een deel van de gedrukte Historia scholastica van de Middeleeuwse geleerde Petrus Comestor uit 1473. En waarschijnlijk het waardevolste topstuk: een psalmboek voor het klooster van Ettenheimmünster uit 1457. Het is het eerste boek ter wereld waarvan het colofon de naam van de drukker (Johann Fust en Peter Schoeffer) en het jaar van uitgave vermeldt.

Lang was het testament van baron Van Westreenen een knellend korset. ‘Niets aan de collectie veranderen’ betekende ook: niets eraan toevoegen. Pas na nieuwe wetgeving kon de directie – in 1935 – bepalingen van het legaat aanpassen. Vanaf dat moment breidde museum Meermanno geleidelijk zijn doelstelling uit: behalve het beheren van de bestaande collectie, ging het museum zich specialiseren in de geschiedenis van het boek na 1850. De nadruk ligt daarbij op het boek als toegepaste kunst. Dus op: typografie, banden, wijze van productie en illustratie.
Voornamelijk dankzij nieuwe giften bezit het museum tegenwoordig uitgaven van alle belangrijke private presses uit Nederland, Duitsland en Engeland, nagenoeg complete fondsen van moderne margedrukkers als de Regulierenpers en Sub Signo Libelli en de archieven van beroemde vormgevers en typografen als Helmut Salden en Jan van Krimpen. Ook bezit het museum een van de grootste ex-libriscollecties ter wereld, bijeengebracht door het echtpaar Johan en Hillegonda Jansen, en koopt het moderne kunstwerken als het papieren labyrint van Margit Rijnaard.
Ironisch genoeg zorgt de huidige dwang om te verzakelijking voor een verdere vernieuwing van het museum. Met steun van sponsor Centraal Boekhuis opende Meermanno in januari van dit jaar de nieuwe permanente tentoonstelling ‘van lood tot led’, waarin de ontwikkeling wordt getoond van het boek als loodzetsel tot aan e-boek. Ook voert het museum vergaande gesprekken met het Nederlands Instituut voor het Beeldverhaal en de Boek Illustratie (NIBBI) om in de toekomst een vaste expositie te openen over de geschiedenis van de Nederlandse strip.
Zo wil Meermanno zich nog nadrukkelijker presenteren als hét museum van het boek in Nederland, dat jaarlijks tenminste 30.000 bezoekers kan trekken. Het is te hopen dat de staatssecretaris van cultuur die ambitie erkent en Meermanno later dit jaar de gevraagde subsidie toekomt om deze ook waar te maken. Dan kan het museum nog minstens honderdzestig jaar dienen als hét openbaar toegankelijke trefpunt van de Nederlandse bibliofiel.

Zie ook:

zondag 20 mei 2012

Des romans français: Philippe Claudel, 'Alles waar ik spijt van heb'


Spijt dat het leven zo gelopen is

Wat is er erger dan spijt hebben op het moment dat je geen spijt meer kunt betuigen? Niemand die zal zeggen dat het je vergeven wordt, niemand die je even in je schouder knijpt om aan te geven dat er een nieuwe start gemaakt kan worden. De verteller heeft spijt. Spijt dat hij zijn moeder de laatste jaren van haar leven alleen heeft gelaten. Pas nu is hij terug, om haar begrafenis te regelen. Daarover gaat Alles waar ik spijt van heb van Philippe Claudel (Quelques-uns des cent regrets, vertaling Manik Sarkar).

Zijn vader kent hij alleen van de ingelijste foto aan de muur, thuis in de woonkamer. Dat is de enige aanwijzing dat zijn vader bestaan heeft. Als hij eens per jaar met zijn moeder naar het monument voor de gevallenen gaat, verklaart zij de afwezigheid van zijn vaders naam op het monument doordat zijn lichaam nooit is gevonden. Hij was een vliegenier, omgekomen in de oorlog. Een held, neergestort in een dicht oerwoud of in een diepe oceaan, vergeten, maar niet door zijn zoon.
De verteller neemt zijn intrek in een verlaten en vervallen hotel. Op de eerste dag heeft hij een afspraak bij het mortuarium.
‘Het kostte de beambte maar een paar nietige ogenblikken om te onthullen wat voor mij zo lang verborgen was geweest: het gezicht van mijn moeder, haar gezicht, haar mooie gezicht dat ik al zestien jaar niet meer gezien had. Zestien lange jaren, zestien magere jaren waarin ik een uitgebluste, licht verbitterde man was geworden.’
Terwijl hij door het dorp loopt, komen de herinneringen boven aan zijn jeugd. Een armzalige jeugd. Zijn moeder maakte schoon bij de rijke industriëlen die in andere straten woonden, in een andere wereld leefden. Hij werkte zelf op donderdagochtend op de markt, eerst bij de groenteman waar hij werd afgebeuld en later bij een verkoper van een schoonmaakmiddel voor pannen die de mooiste verhalen vertelde. Bij die man kon hij wegdromen, zijn eigen kleine bestaan vergeten, een bestaan dat hij ophing aan de grote held aan de muur.
Tot hij op een dag het bedrog ontdekt dat zijn moeder al die jaren voor hem verborgen heeft gehouden. Op stel en sprong verlaat hij het dorp, om pas weer terug te keren als zij er niet meer is: ‘De jaren rolden voorbij als waterdruppels over een raam. Ze matten me af en brachten geen voldoening.’
Maar hij leerde tegelijk inzien dat hij niet met haat moest blijven rondlopen.
‘Met het verstrijken van de jaren kwam ik min of meer tot rust. Ik ben niet in de wieg gelegd voor duurzame haat. Niets belette me om mijn moeder op te zoeken, haar weer in mijn armen te sluiten. […] Niets dan de afstand en mijn schaamte.’
Van de notaris krijgt hij de sleutel van het huis van zijn moeder. Hij moet erheen, om achter het verhaal van zijn vader te komen. In een tasje met een zilveren sluiting zit een envelop. ‘Dit is wat je zo graag wilde weten,’ staat erop. Er zit nog een aanwijzing in het tasje waardoor de verteller eigenlijk al weet welke woorden op de brief staan die in de envelop zit.
Lezer en verteller komen er tegelijkertijd achter. Op dat moment besef ik weer hoe knap Claudel kan schrijven. Hij leidt je om de tuin, legt de nadruk op de wroeging die de verteller heeft omdat hij zijn moeder alleen heeft gelaten. Maar wat er met hem zelf is gebeurd, lijkt ondergeschikt. En zo voelt hij het ook, zijn leven is al bepaald, hij is weggerend voor iets dat altijd in hem zat.
Net als in Grijze zielen (Les Âmes gris) vertelt Claudel een prachtig verhaal en weet hij onder het verhaal een bepaalde spanning op te bouwen die op subtiele wijze, zonder veel tamtam, tot een ontknoping komt. Die ontknoping verklaart alles, maar kan de spijt niet wegnemen. Hij vergroot hem eerder: spijt om zijn moeder, maar ook om zichzelf. Spijt dat het leven zo gelopen is.

(Eerder gepubliceerd op Athenaeum.nl, 24 april 2010)

zaterdag 19 mei 2012

Kinderboekhandel De Kleine Prins (Weesp) viert jubileum met optimisme (Boekblad)


Kinderboekhandel De Kleine Prins in Weesp bestond vorige maand tien jaar. Eigenaar Nathalie van der Werf viert het jubileum volgende week zaterdag met een optimistische blik op de toekomst.

Op zaterdag 26 mei kunnen kinderen op de foto met Dikkie Dik en Dolfje Weerwolfje, worden er suikerspinnen uitgedeeld en verkoopt De Kleine Prins tal van aanbiedingen. Vanaf 17 uur organiseert Van der Werf een receptie: niet alleen omdat de winkel tien jaar bestaat, maar ook omdat ze zelf 25 jaar in het vak zit. Op 1 juni 1987 begon ze bij boekhandel Pölki in Amsterdam Zuidoost. Later werkte ze voor Bzztoh en Allmedia, voor ze in Weesp voor zichzelf begon.
Mogelijk doet het faillissement van Libridis een beetje afbreuk aan het feest omdat Van der Werf ‘niet een, twee, drie’ is overgestapt op CB. ‘Het kan zo anderhalve week duren voor ik weer nieuwe boeken krijg. Het is lastig nu dat ik klantenbestellingen niet kan leveren. En jammer van de boeken die niet meer retour mogen. Het is een kleine strop. Maar natuurlijk stuk minder erg dan wat mensen elders meemaken: 220 mensen die op straat staan in Limburg, waar toch al geen werk is. Heel triest.’
Het gaat wel goed met de winkel, zegt Van der Werf. ‘We plussen nog steeds. Wel merk ik dat de scholen in Weesp en Amsterdam Zuidoost die veel bij ons inkopen, minder te besteden hebben. Ze kregen in Zuidoost altijd heel veel subsidie, om onderwijsachterstanden in te halen, maar wordt teruggedraaid. Dus ik ben bang dat we de crisis dit jaar gaan voelen. Maar dat zei ik vorig jaar ook, en toen gebeurde het niet.’
Desondanks ziet Van der Werf de toekomst met vertrouwen tegemoet. ‘Er worden in Weesp veel nieuwe huizen gebouwd, die yuppen uit Amsterdam trekken. Dat is een groep waar geld zit. Ik zie nu al regelmatig nieuwe mensen in de winkel. Ook denk ik dat ik de grote naamsbekendheid van De Kleine Prins in Amsterdam Zuidoost nog altijd kan uitbouwen. Ik ben daar begonnen bij Pölki, heb mijn contacten meegenomen en via mond-tot-mondreclame is dat blijven groeien. Ik steek daar nog altijd veel tijd in.’
In het afgelopen kwart eeuw is het vak ingrijpend veranderd. Digitale boeken en internetbestellingen – niemand had daar toen ooit van gehoord, memoreert Van der Werf. ‘Mensen kwamen toen met recensies uit de Volkskrant naar de winkel. Dat besproken boek, dat wilden ze wel eens in het echt zien. Nou, de keren dat ik dát de afgelopen tien jaar bij De Kleine Prins heb meegemaakt kan ik op één hand tellen. Mensen zijn zo veel geïnformeerder dan vroeger.’
Het boekenvak was in de beginjaren ook ‘echt een mannending’, zegt Van der Werf. ‘Dat is sterk veranderd. Maar wat wel is gebleven, is dat het toch een stoffige boel is gebleven. Ook vorige week op de beurs viel het me weer op: het grijze muizengehalte is hoog. En waarom? Geen idee. Kennelijk trekt het vak toch een bepaald type mens aan. Het is geen bruisend, jong vak en dat zal wel nooit veranderen.’
Als derde opvallende verandering noemt ze de roerige tijden waarin het vak is beland. ‘Als Boekblad vroeger meldde dat een boekhandel failliet was, ging er een schokgolf door het vak. Nu vallen boekhandels met rijen tegelijk. Maar hopelijk is dat tijdelijk. Wat me wel altijd heeft geïrriteerd, is dat mensen een boekhandel begonnen als hobby. Vanuit een romantische liefde voor het boek: o wat leuk, een boekhandel, zo schattig. Nou, dag, het is keihard werken. Je hebt heel veel liefde nodig om het vol te houden in de boekhandel.’
Zelf denkt Van der Werf dat ze De Kleine Prins juist door haar passie en bevlogenheid overeind kan houden. ‘Je moet zorgen dat het spannend blijft in de winkel. Dat mensen daarom nog eens terug willen komen. Voor activiteiten hebben wij helaas niet de ruimte, maar met nieuwsbrieven en vooral de winkel zelf zorg ik voor die spanning. Het assortiment, de items die je eruit licht, de etalages, alles moet mensen nieuwsgierig houden naar wat je nu weer te bieden hebt. Daar moet je iedere dag mee bezig zijn.’
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 16 mei 2012)