Joseph Roth mag
vereerd buigen voor de hommage die hem gisteren in Amsterdam werd gebracht.
Zijn teksten flonkerden. Op 1 juni is de reprise in Oostende.
Na afloop was er een staande ovatie in de Stadsschouwburg.
Natuurlijk. Maar de zestien acteurs, schrijvers en muzikanten namen hem, meer
dan bij een gewone voorstelling, in ontvangst voor de auteur wiens weemoedige
en spitsvondige teksten ze zo schitterend tot leven hadden gewekt. Ook al is
hij op 27 mei precies 75 jaar geleden gestorven in Parijs. De avond was
tenslotte een eerbetoon aan de Joodse auteur van Kaiserliche und Königliche komaf die nog altijd alleen maar meer
wordt gelezen.
De voorstelling legde de nadruk op Joseph Roths nostalgie.
Aan de hand van vier thema’s – Heimat, Krieg, Hotels en Tod und Trinken – werd
de schrijver neergezet zoals hij altijd wordt neergezet: de man die alles
verloor in de loop van zijn leven – zijn Oost-joodse achtergrond (verwerkt in Job), zijn Oostenrijk-Hongaarse rijk (verwerkt in Radetzkymars), en zijn
Europese cultuurland (waarvan hij de neergang al vanaf de vroege jaren 1920
beschreef in talloze krantenstokken).
En dus ook als de man die vluchtte voor zijn verlies – naar
steeds weer nieuwe, anonieme hotels overal te wereld. De teksten die hij
daarover schreef zijn onlangs bijeengebracht in ‘Hotelmens’, een van de
schaarse Nederlandse vertalingen van Roths omvangrijk journalistiek oeuvre. En
in vele liters drank, die de schrijver al op 44-jarige leeftijd fataal werd,
toepasselijk enkele maanden voordat de Tweede Wereldoorlog uitbrak die de
laatste resten van wat hem dierbaar was zou vernietigen.
Pas aan het einde was er ruimte voor iets anders dan
melancholie. De Duitse acteur André Jung las een hilarisch fragment voor uit
‘De legende van de heilige drinker’. De zwerver Andreas krijgt van een
mysterieuze heer 200 francs, die hij uitgeeft aan drank. Hij wil zijn schuld
vereffenen door het geld te geven aan een kerk gewijd aan Thérèse van Lisieux.
Dat lukt nooit. In plaats daarvan krijgt hij steeds opnieuw 200 francs. Tot hij
plots sterft. ‘God, geef ons drinkers allen een zo lichte en mooie dood.’
Het mooie van de voorstelling was de dynamische afwisseling.
Acteurs als Pierre Bokma brachten snippers roman als toneeldialogen. Duitse
toneelspelers van het Münchner Kammerspiele, waar Johan Simons, regisseur van
deze avond, artistiek leider is, zongen prozateksten alsof het tragische poëzie
was. Schrijvers als Tommy Wieringa lazen krantenstukken voor. Verteller Geert
Mak gaf met zijn biografische schetsen betekenis aan de herkomst van Roths
teksten.
Door de fragmentarische opbouw kwam ook dit schrijverschap perfect
tot zijn recht. Roth is geen auteur van grootste bouwwerken, waarin een lezer
vanaf de eerste woorden onherroepelijk door het parkoers wordt geleid. Zijn
romans zijn vaak onevenwichtig. Roth is een schrijver van zinnen – scherpe
observaties die hij haastig maar trefzeker neer lijkt te hebben gepend op een viltje
in het café; korte flitsen van genialiteit die deze avond voortdurend
oplichtten. [Toen ik dit schreef, besefte ik dit kenmerk van zijn schrijverschap nog niet.]
De staande ovatie was dus logisch. Net zoals de lange rij
die zich na afloop bij de boekentafel vormde, waar niet alleen Hotelmens lag
maar ook de vorige week voor het eerst in het Nederlandse verschenen roman
Vlucht zonder einde. En een inmiddels behoorlijk omvangrijke backlist.
Zie voor informatie over de voorstelling in Oostende op 1
juni hier.
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 20 mei)
Zie ook: Joseph Roth, 'Hotel Savoy'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten