zaterdag 3 mei 2014

Schrijfopleidingen 1: Van de Schrijversvakschool tot Hogeschool ArtEZ – er is steeds meer keuze (Schreef)

Wie een schrijfopleiding wil volgen heeft steeds meer keuze. Studenten leren op deze studies meer dan alleen de ambachtelijke kanten van het schrijven. Ze worden geprikkeld om hun eigen stem te zoeken en ontdekken alle aspecten van de literaire wereld waarin ze na hun afstuderen actief hopen te zijn. Dat schrijven niet te leren is, vinden de bestaande schrijfopleidingen een vooroordeel.

‘EEN OPGELEIDE SCHRIJVER MOET MEER KUNNEN DAN ONDERHANDELEN MET MAI SPIJKERS’

Als er één plek is die een schrijver in spe moet mijden, is het een schrijfopleiding. Vindt Christiaan Weijts, auteur van meerdere voor de AKO en Libris Literatuurprijs genomineerde romans. ‘Als je een stoomcursus van een week volgt, gezellig met een groepje in de Provence, kan dat een impuls geven. Maar als je jarenlang schrijfonderwijs krijgt, bestaat het gevaar dat je werk gaat voldoen aan een norm die impliciet wordt gehanteerd. Dat leidt tot netjes gepolijst, eenvormig proza. Tot technisch keurig ambachtswerk, dat geen enkele schok teweeg brengt. Waarom zou je het dan lezen? Schrijvers van een schrijfopleiding kan ik gewoon niet serieus nemen.’
Natuurlijk moet iedere schrijver zijn metier leren. Weijts herinnert zich het bijvak scenarioschrijven dat hij op de universiteit volgde. ‘Veel van geleerd.’ Hij leest nog altijd boeken als Het geheim van de schrijver van Renate Dorrestein of Hoe fictie werkt van James Wood. ‘Ontzettend nuttig’. Hij heeft vorig jaar zelf als gastschrijver in Nijmegen een cursus creative writing gegeven. ‘Als ik hen dan iets uitlegde over compositie of concreet zijn, bleek dat voor hen een eye-opener.’
Het belangrijkste kan echter niemand een schrijver leren. ‘De stijl en de ideeënwereld van een schrijver, waarin zijn persoonlijke ervaringen, creativiteit en originaliteit samenkomen. Die heb je of die heb je niet. Die ideeënwereld komt het best tot wasdom als je je eigen weg volgt. De beste schrijvers zijn juist nee-zeggers, outcasts, verschoppelingen. Die verzetten zich tegen groepsdenken. Slauerhoff, Oscar Wilde, Rimbaud. Je kunt je toch niet voorstellen dat die in een schoollokaal hebben gezeten?’

Ondanks Weijts’ banvloek zijn er de laatste jaren steeds meer schrijfopleidingen bijgekomen. De Schrijversvakschool Amsterdam, voortgekomen uit het in 1984 opgerichte ’t Colofon, is niet meer de enige. De Rietveld Academie heeft sinds 2005 de afstudeerrichting Beeld en Taal. Twee jaar geleden startte de Schrijversvakschool Groningen. Vorig jaar volgde de HBO-opleiding Creative Writing aan ArtEZ, en onlangs de Schrijversacademie, die lessen in verschillende plaatsen combineert met online-onderwijs. Vlaanderen heeft al twee decennia een eigen Schrijversacademie.
Al deze opleidingen zien een groeiende belangstelling. ‘We hadden zo’n twintig studenten, nu zijn het er dertig, verdeeld over drie studiejaren,’ zegt coördinator Gijs Müller van de opleiding Beeld en Taal aan de Rietveld. ‘De meeste van mijn studenten beginnen aan het basisjaar met het expliciete idee om daarna Beeld en Taal te volgen. Ik krijg ook steeds meer verzoeken van internationale studenten die hieraan willen beginnen. Maar dat kan niet. Beeld en Taal is de enige afdeling op de Rietveld die Nederlandstalig is. Dat kan ook moeilijk anders.’
Een van de redenen voor deze groei, verklaart Frank Noë, hoofdredacteur van Schrijven magazine en auteur van acht boeken, is juist het verdwijnen van de ‘romantische opvatting van schrijverschap’ die Weijts uitdraagt. ‘Jonge schrijvers zeggen zonder schroom dat ze die of die opleiding hebben gedaan. Als er zo nuchter naar wordt gekeken, kunnen ook anderen onbeschaamd een opleiding doen.’ Een auteur als Corine Nijenhuis (Luchtcowboy) vermeldt in de catalogus van haar uitgeverij dat ze cum laude is afgestudeerd aan de Schrijversvakschool, valt directeur Hans Hogenkamp hem bij.
Een andere verklaring is het wegvallen van de traditionele leerweg van schrijvers, vertelt hoofd opleiding Frank Tazelaar van Creative Writing aan de ArtEZ in Arnhem. ‘Als je vroeger schrijver wilde worden, stuurde je werk op naar een literair tijdschrift. Zo kwam je in contact met een uitgeverij en na vijf jaar begeleiding kon je debuteren. Anders dan tien jaar geleden is dit pad nu verdwenen. Literaire tijdschriften als kweekvijver verdwijnen. Redactionele begeleiding staat onder druk. Schrijfopleidingen springen in dat gat.’
Ook de veranderingen in het literair bedrijf spelen een belangrijke rol. ‘Een keer per jaar een mooi boek schrijven en wachten op de royaltycheque is ouderwets geworden,’ zegt Tazelaar. ‘Het wordt steeds lastiger om van het schrijven van boeken alleen te leven. De omloopsnelheid van boeken is enorm toegenomen. Hooguit een paar maanden en je boek is weg uit de boekhandel. Daarom moet je ook andere competenties aanleren om als schrijver een kansrijke beroepspraktijk op te bouwen. Dat je ook les kunt geven of als redacteur kunt werken. En dat moet je leren.’

De bestaande schrijfopleidingen leggen hun eigen accenten, waardoor ze onderling erg van elkaar verschillen. De Schrijversvakschool leidt het meest expliciet op tot publiceren van een literair werk. De vierjarige deeltijdopleiding neemt jaarlijks zo’n veertig eerstejaars aan, waarvan een kwart de eindstreep haalt – en vervolgens daadwerkelijk publiceert. ‘Wij koesteren ons literair profiel’, zegt Hogenkamp, die de opleiding zelf ook met succes heeft afgerond en twee romans op zijn naam heeft staan. ‘Daarom is het ook zo belangrijk dat wij een instelling zonder winstoogmerk zijn. Wij laten studenten niet uit commerciële overwegingen maar doorstuderen.’
Ook de Rietveld en ArtEZ leveren literaire auteurs af, maar zij bedden de opleiding in een breder kader in. Bij de eerste is dat de conceptuele en beeldende traditie van de Academie. ‘Wij bieden een hard theoretisch programma aan, omdat we het belangrijk vinden dat onze studenten de context kennen waarin ze werken,’ meent Müller. ‘Ik hou ervan als studenten hun eigen geluid ontwikkelen, maar niet van naïviteit. Ze moeten niet bleu in het discours stappen.’
Bij ArtEZ is het kader de daadwerkelijke beroepspraktijk van de toekomstige schrijvers. ‘Ze leren ook recensies schrijven en documentaires maken’, vertelt Tazelaar. ‘ Ze lopen stage: een student zit nu bij Vincent Bijlo om hem te helpen bij research en redactiewerk voor een nieuwe roman. Ze moeten straks immers meer kunnen dan onderhandelen met Mai Spijkers [uitgever van Prometheus | Bert Bakker]. En ze maken vier jaar lang bij het vak Tekst en Media kennis met alle nieuwe mogelijkheden door de, veelal digitale, veranderingen in het publiceren en distribueren van tekst.’
Daarnaast profiteren beide opleidingen van de andere kunstvakken die in hetzelfde pand worden gedoceerd. Schrijvers worden nadrukkelijk gestimuleerd samen te werken met beeldend kunstenaars, interaction designers, theatermakers enzovoorts. Op de Rietveld kunnen schrijvers zelfs met beeldend werk afstuderen. Müller: ‘Ik zie ook dat onze schrijvers vaak een sterk waarnemend vermogen hebben.’ Op ArtEZ doen studenten gezamenlijke vaak opdrachten. Tazelaar: ‘Zo leren ze kijken naar andere narratieve vormen – games, apps, journalistiek. Het boek is niet het doel.’

De Schrijversacademie richt zich van deze vier schrijfopleidingen op de breedste groep: van romanciers in spe tot amateurs die hun familiegeschiedenis willen boekstaven voor een klein publiek. Directeur Kees Spijker, die voor Hogenkamp de Schrijversvakschool leidde, wil dan ook groeien naar 600 tot 700 studenten die jaarlijks de eenjarige opleiding volgen. ‘Natuurlijk kan een beginneling nooit in één jaar zo goed worden als Thomas Rosenboom. Het uitgangspunt is dat we de studenten verder op weg helpen – voor de een is dat met ambachtelijke basisprincipes, voor de ander het helpen nadenken of hij misschien professioneel auteur wil worden.’
Als enige opleiding biedt de nieuwe academie studenten een mix van klassikaal en online onderwijs. Dat scheelt veel verplichte reistijd. ‘Natuurlijk krijgt een student meer feedback als hij een uur alleen met een docent zit,’ zegt Spijker. ‘Maar via onze digitale leeromgeving kun je heel zinnige terugkoppeling geven. Terwijl al dat reizen juist de verleiding om ermee te stoppen groot maakt.’

Het idee van Weijts dat je talent niet aan kunt leren, zal geen schrijfdocent bestrijden. Maar het is een onzinnige gedachte dat iedere schrijver dan maar zijn eigen weg moet vinden. Een opleiding biedt kans om sneller basisprincipes als show don’t tell, het belang van spanningsopbouw, of het verschil tussen een goede en een slechte openingsscène te leren. ‘Mensen met veel talent zouden ook op eigen kracht tot publicatie kunnen reiken, maar het zal veel meer tijd kosten,’ vindt Hogenkamp. ‘Omdat je het op een opleiding krijgt uitgelegd. En omdat je wekelijks opdrachten maakt, en het is dus makkelijker is jezelf aan het werk te houden.’
Müller noemt het succes van een autodidact zelfs een ‘toevalstreffer’. ‘Iedere schrijver moet worden ingewijd in het idioom – of je er daarna in slaagt om dat te herijken naar je persoonlijke stijl of niet. Iedereen heeft een meester nodig die je dat idioom bijbrengt. Je ontwikkeling als schrijver gaat het snelst als schrijven vier jaar lang de hoofdlijn van je leven is, als je er gevrijwaard van de maatschappelijke druk van presteren en geld verdienen, op kunt focussen.’
Het is wel zaak om de getalenteerden, die je zinvol kunt begeleiden en stimuleren in hun ontwikkeling, zo snel mogelijk te scheiden van de niet-getalenteerden. De meeste opleidingen vinden de selectieprocedure daarom zeer belangrijk. De circa tweehonderd studenten die zich jaarlijks bij ArtEZ aanmelden doorlopen verschillende ronden voor de beschikbare twintig plekken. Ze moeten meerdere schrijfopdrachten vervullen, hun motivatie verwoorden en tijdens drie dagen tal van workshops volgen, debatten voeren en opdrachten uitvoeren.
‘We letten daarbij op technisch vermogen: kan iemand adequate zinnen bouwen,’ somt Tazelaar op. ‘Creërend vermogen: kan iemand ideeën uitwerken. Reflectief vermogen: hoe praat iemand over zijn eigen schrijven? En professioneel vermogen. Ook kijken we naar leerbaarheid. Is iemand er al klaar voor om zich te ontwikkelen? Of juist niet te ver? Aan schrijvers met een goedgevuld portfolio, die bijvoorbeeld al bij Lebowski Achievers publiceren, hebben we geen behoefte.’
ArtEZ gaat het verst, maar ook de Schrijversvakschool en de Rietveld selecteren studenten serieus op ingestuurd werk. ‘En daarna beoordelen we hen ieder jaar weer,’ zegt Hogenkamp. ‘Gebrek aan progressie kan dan een reden om iemand niet door te laten gaan.’ Alleen de Schrijversacademie beperkt zich tot de eis van een diploma Nederlands op minimaal havo-niveau. Al wordt dat niet formeel getoetst. Spijker: ‘Iemand die problemen heeft met de d/t’s kun je dat best even laten opfrissen en hem vervolgens evengoed beter maken in schrijven.’

Ook bestrijden de schrijfopleiders Weijts idee dat schrijfonderwijs tot eenvormigheid leidt. ‘We bieden juist maatwerk om iedereen zijn eigen stem te laten ontdekken’, zegt Hogenkamp. ‘De een moet iets aanleren om te voorkomen dat hij zijn favoriete schrijver na-aapt of iets modieus schrijft. De ander moet iets afleren, bijvoorbeeld omdat hij door een overdaad aan persoonlijke expressie te hermetisch schrijft. Wij wijzen hem er dan weer op: er is ook nog een lezer. Daarom is onderwijs in kleine groepen ook noodzakelijk, dan kun je die essentiële individuele aandacht geven.’
Nog een voordeel van schrijfonderwijs is het contact met de literaire wereld die de opleiding biedt. Dat gaat bijna vanzelf, omdat de docenten allemaal in die wereld actief zijn. Maar ook organiseren alle opleidingen lezingen van redacteuren van een uitgeverij, maken ze uitjes naar literaire festivals of geven les in de werking van literaire organisaties als de VvL of het Nederlands Letterenfonds. ‘Zelf ben ik ook via mijn docent Arie Storm bij uitgeverij Nijgh & Van Ditmar beland,’ zegt Hogenkamp. ‘Je komt dan direct via de voordeur binnen.’
Omwille van die verbinding met de beroepspraktijk werken alle opleidingen uitsluitend met schrijvers als docent - in ieder geval voor de schrijfvakken. De Schrijversvakschool stelt als formele eis: minimaal twee boeken gepubliceerd bij een professionele uitgeverij. De anderen hanteren het meer als algemeen uitgangspunt. Bij elkaar vinden zo tientallen, zo niet meer dan honderd schrijvers emplooi als schrijfdocent. Al worden ze wel getest op hun didactische vaardigheden. Zo moeten studenten op de Schrijversvakschool voortdurend hun docenten evalueren.
Frank Noë vindt dat onzin: ‘Het gaat toch in de eerste plaats om de didactische vaardigheden? De beste schrijver is niet per definitie de beste docent. Zelf heb ik ooit scenarioles gehad van Robert McKee. Nooit een Oscar gewonnen, krijgt hij altijd als kritiek. Maar ik heb ontzettend veel van hem geleerd.’
Toch gaat het schrijfopleidingen er niet zozeer om dat schrijvers de elementaire schrijftrucjes uitleggen. Dat zou misschien ieder ander ook kunnen. Het gaat erom dat auteurs zelf gevoeld hebben wat schrijven mentaal en professioneel inhoudt. En, zoals Müller uitlegt, de studenten een droom kan voorspiegelen. ‘Zij hebben de moedige keuze gemaakt om schrijver te worden. Het is onze taak om te laten zien dat hun droom haalbaar is: door hen in aanraking te brengen met – het liefst jonge – schrijvers die leven van hun fantasie en hun pen.’

Alle schrijfopleidingen houden uiteraard lijsten bij van ex-studenten die hebben gepubliceerd. Het is het beste marketinginstrument dat ze hebben, zeker nu die lijsten almaar indrukwekkender worden. De Schrijversvakschool Groningen houdt online een uitgebreid (maar niet eens compleet) overzicht bij afgestudeerden van alle opleidingen, waarop namen prijken als Alma Mathijsen en Miek Zwamborn (Rietveld), Jan van Aken, Vincent Overeem en Anne Vegter (Schrijversvakschool) en Esther Gerritsen (Writing for Performance aan de HKU).

Zijn dit dan allemaal schrijvers die Weijts niet serieus kan nemen? ‘Er staan namen bij van wie ik weleens iets heb gelezen waar ik enthousiast van werd,’ zegt hij als hij het overzicht heeft bestudeerd: Pia de Jong, Maartje Wortel, Sanneke van Hassel. ‘Maar ik blijf geloven dat ze mij evengoed enthousiast hadden kunnen krijgen zonder een opleiding of cursus te volgen. Sterker nog: ik mag toch hopen dat een schrijverschap dermate sterk is dat ze er hoe dan ook aan zouden beginnen. Indachtig Harry Mulisch: je wordt geen schrijver, maar blijkt het te zijn.’
(Schreef, het magazine van het Nederlands Letterenfonds, najaar 2013)

Zie ook:
- Schrijversacademie wil 600 tot 700 schrijvers per jaar opleiden

Geen opmerkingen: