Een grote delegatie van de openbare bibliotheek in
Winterthur reisde begin juni af naar Nederland om inspiratie op te doen.
Directeur Hermann Romer is een van de weinige Zwitsers die niet klakkeloos
opgaat in de dagelijkse routine, maar nadenkt over toekomstbestendig
bibliotheekwerk. ‘Wij zijn een publieke dienst voor de hersenen.’
Wat als politici over tien jaar vragen naar het nut van de
bibliotheek en niemand heeft een antwoord?
Hij hoeft er niet lang over na te denken. De versnippering
vindt Hermann Romer, directeur van de bibliotheek in Winterthur, de grootste
bedreiging voor de bibliotheek in Zwitserland. Het land heeft meer dan 6000
bibliotheken en schoolbibliotheken op een bevolking van 8 miljoen mensen.
Bijzonder veel. Maar: ieder dorp, hoe klein ook, heeft zijn eigen zelfstandige
bibliotheek. Voor de helft worden ze geleid door stichtingen, de rest is
onderdeel van de gemeente. Heel inefficiënt, vindt Romer.
‘Ook dorpjes van duizend inwoners bezitten een eigen
bibliotheek’, legt hij uit. ‘Zij hebben een gebouw van hooguit 100 m2, dat drie
keer per week een paar uur open is, en tien man personeel die gezamenlijk goed
zijn voor 0,5 fte. De gemeente financiert alleen de collectie en de tijd van
het personeel voor hun aanwezigheid tijdens openingsuren. Collectioneren is
vrijwilligerswerk. Is dat een professionele bibliotheek? En erger: heeft zo’n
bibliotheek enige toekomst?’
Er bestaat geen enkele vorm van samenwerking. Een NBD
Biblion die ingekochte boeken bibliotheekklaar maakt? Een KB die een digitale
bibliotheek voor het hele land opzet en onderhoudt? Iedere Zwitserse
bibliotheek moet het zelf doen. ‘Wij ook. Ik heb een afdeling waar wij boeken
voorzien van een folie, RFID-tags enzovoort. Voor ons digitale aanbod kunnen
we, voor een deel, gelukkig wel samenwerken met bibliotheken in Zürich, Basel,
Aarau en Zofingen.’
En niemand denkt na over de toekomst. ‘Iedereen gaat gewoon
door met de business as usual: boeken
uitlenen, omdat dát is waar de bibliotheek op wordt afgerekend door de politici
die hen financieren. En dat terwijl de uitleencijfers al jaren dalen. Als
diezelfde politici dan over tien jaar vragen: waarom hebben we eigenlijk nog
een bibliotheek nodig? Hoe helpt de bibliotheek mensen in de digitale
kennissamenleving? Dan heeft niemand een antwoord. En verdwijnt de
bibliotheek.’
Romer wil wél nadenken over de toekomst. De bibliotheek van
Winterthur is nauw met de 110.000 inwoners tellende stad op 25 kilometer van
Zürich verbonden. Naast de grote Stadtbibliothek
zijn er niet minder dan zes kleinere vestigingen van ieder circa 200 m2
groot. De materialen worden nog altijd 1,4 miljoen keer per jaar uitgeleend
(plus 40.000 keer gedownload). Dit is in drie-en-een-halve eeuw na de
oprichting in 1660 opgebouwd. Dit moet nog minstens zo lang blijven bestaan.
De bibliotheek organiseerde daarom bij zijn 350-jarig
jubileum een congres waarvoor Romer alle ‘bibliotheekfuturologen’ van Europa
uitnodigde. Onder hen Rob Bruijnzeels. Maar ook nam hij bijna dertig van de 110
personeelsleden begin juni mee naar Nederland voor een tweedaagse tour langs
innovatieve bibliotheken in Tilburg, Den Bosch, Schiedam, Gouda, Spijkenisse en
Rotterdam – georganiseerd door Rogues van Joyce Sternheim en dezelfde Bruijnzeels.
Romer: ‘Ik heb gelukkig heel goed personeel dat open staat
voor verandering. Ik had gezegd: iedereen mag mee naar Nederland. Het kost je
twee vrije dagen en je betaalt zelf de reis- en verblijfkosten. De bibliotheek
geeft je ook twee dagen en betaalt al het eten en drinken. Ik dacht: misschien
gaan er tien, twaalf medewerkers mee. Het werden er bijna drie keer zo veel.
Dat bewijst hoeveel bereidheid er is om te innoveren. Niemand beschouwt het ook
als alleen maar een leuk tripje.’
Voor Romer is de tijd van boeken uitlenen voorgoed voorbij.
Enigszins achter de rug van de politici in Winterthur, grapt hij, bouwt hij aan
een nieuw bibliotheekconcept. ‘Het gaat erom dat wij een publieke dienst zijn
voor de hersenen. Wij voeden de hersenen met kennis, zodat mensen – en met name
de nieuwe generatie – bij alle veranderingen die gaande zijn kunnen blijven
acteren in een democratie, in een almaar complexere wereld, in een digitalere
wereld.’
De collectie zal daarbij de komende tien jaar niet minder
belangrijk worden. Zo veel wordt er nog wel uitgeleend. Maar de rol daarvan is
veranderd. ‘Het gaat er niet meer om dat we alle kennis op de planken hebben
staan in de hoop dat er misschien één iemand gebruik van maakt. Het gaat erom
hoe die kennis mensen daadwerkelijk helpen bij hun dagelijkse werk of het
begrijpen van de wereld. Ieder boek dat niet wordt gebruikt is dan een slecht
boek.’
De collectie zal daarom kleiner worden. ‘We leggen eerder de
nadruk om mensen helpen ermee om te gaan. Veel mensen weten niet welke type
materiaal zij het beste kunnen gebruiken voor welke informatie. Concreter: veel
mensen weten bijvoorbeeld niet hoe onze databases werken. Die worden daarom
weinig gebruikt. Wij zijn de professionals die hen dat kunnen leren. Maar niet
alleen dat: wij helpen hen ook kritisch met informatie om te gaan. Hen
mediawijs te maken.’
Romer zet zijn personeel daarom anders in. ‘Zwitserland kent
een traditie waarbij iedereen alles doet. Is iemand ziek of met zwangerschap?
Iedereen kan hem of haar vervangen, ongeacht dienst specialisatie of
vaardigheden. Ik wil uitgaan van ieders vaardigheden. Wie grote sociale
vaardigheden heeft, moet het contact met leden onderhouden. Wie creatieve
vaardigheden heeft moet programma’s in de bibliotheek ontwikkelen. Helaas blijven
de opleidingen hierbij achter.’
Hij overweegt zelfs om het bibliotheekklaarmaken uit te
besteden. ‘De collectie kost veel geld: 10 Zwitserse frank voor een boek, 2
frank voor de boekdata voor de catalogus, 4 frank voor het folie om het boek, 1
frank voor een chip. En als je dat outsourcet, wordt de prijs al gauw het
dubbele. En dat op het beperkte totaalbudget van 8 miljoen frank (circa 7
miljoen euro). Toch wil ik dat doen zodat het personeel dat hiermee bezig is,
zich kan concentreren op conceptueler werk.’
Ondanks de digitalisering die leden meer en meer verleidt
vanuit huis gebruik te maken van de bibliotheek, blijft het gebouw belangrijk.
‘Het gebouw symboliseert wat kennis betekent. Je hebt een visualisering daarvan
nodig’, zegt Romer. ‘Er moet ook een plek zijn waar mensen elkaar kunnen
ontmoeten. Maar niet alleen dat. Een bibliotheek impliceert een sociale plicht.
Het is een plek om, alleen of in co-creatie, te werken met de aanwezige
kennis.’
Romer heeft daarvoor meer ruimte gecreëerd. ‘Wij kregen een
bezuiniging van 12 % opgelegd. Veel voor Zwitserland. Net als de bibliotheek
Gouda heeft gedaan heb ik de besparing aangegrepen als mogelijkheid tot
vernieuwing – zij het niet op die schaal. Ik heb ruimte vrijgemaakt voor
werkplekken en een aparte ruimte leeggemaakt waar workshops kunnen worden
georganiseerd. Ook dat is een uitdaging van de bibliotheek: mensen – zeker de
stille Zwitsers – inspireren om te participeren.’
Daarnaast opende in 2015 een Makerspace, waar iedere ochtend
met name de jeugd dingen kan maken. ‘Het gaat in de toekomst niet alleen om
bestrijding van de traditionele ongeletterdheid. Mensen zijn ook wat iemand
omschreef als ‘electrisch ongeletterd’. Ze kunnen hun iPad niet bedienen, maar
straks ook de robots niet of alle systemen in huis. Daarom moeten we de jeugd
leren programmeren. Dat is bij uitstek een taak van de bibliotheek.’
Enfin, hij heeft de wijsheid ook niet in pacht, relativeert
Romer opeens. Daarom is hij ook in Nederland: om ideeën op te blijven doen voor
de toekomstbestendige bibliotheek. ‘Als je maar blijft proberen. Sommige ideeën
werken. Mooi. Andere ideeën werken niet. Ook mooi, want daarna probeer je weer
iets anders. De bibliotheek is als een schip dat naar New York wil varen zonder
de koers kennen. Vaar gewoon uit, ook al kom je ergens anders uit. Als je in de
haven blijft, kom je nergens.’
En neem je publiek mee op die ontdekkingstocht. ‘Wij hebben
een lessensysteem voor de lagere school. In de loop van zes jaar – voor ieder
leerjaar een eigen schrift – maken we alle leerlingen bewust van wat een
bibliotheek is. Zo geven we duizend lessen per jaar, gegeven in de klas door
iemand van ons samen met de leraar. Zo maken we hen vertrouwd met de
bibliotheek als leuk en vanzelfsprekend onderdeel van hun dagelijks leven. Natuurlijk
wordt de bibliotheek in die lessen steeds moderner.’
Op reis door Nederland
Kende Zwitserland maar zo’n dynamische bibliotheekklimaat,
verzucht Romer na afloop van de tweedaagse tour langs Nederlandse bibliotheken.
Iedereen lijkt bezig perspectieven op de toekomst te ontwikkelen. ‘Op de eerste
dag zagen we de dromen: in De Kennismakerij in Tilburg en de bieb in de kapel
in Den Bosch. En op de tweede dag de realisering van de droom in Spijkenisse,
Gouda en Schiedam. Vooral de Chocoladefabriek in Gouda maakte indruk. Maar het
is juist het gelóóf in de toekomst, waardoor mensen die ook proberen waar te
maken, wat ik zal onthouden.’
Misschien is de verzuchting logisch voor wie uitsluitend
vernieuwende bibliotheken heeft bezocht. Zo zwart-wit zal het verschil tussen
Zwitserland en Nederland niet zijn. Maar Romer zag ook een essentiëler
onderscheid. ‘Hier is iedereen in het dagelijkse werk bezig in termen van processen:
het ontwikkelen van ideeën voor bibliotheekwerk en proberen dat te vertalen in
concrete projecten. Bij ons staan nog altijd de materialen centraal. Dat maakt
het bibliotheekwerk zo statisch.
(Eerder gepubliceerd in Bibliotheekblad 6, 2016 / augustus 2016)
Zie ook:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten