woensdag 14 september 2016

De Zwitserse bibliothecaris Hermann Romer over bibliotheekwerk in Nederland en Zwitserland (Bibliotheekblad)

Een grote delegatie van de openbare bibliotheek in Winterthur reisde begin juni af naar Nederland om inspiratie op te doen. Directeur Hermann Romer is een van de weinige Zwitsers die niet klakkeloos opgaat in de dagelijkse routine, maar nadenkt over toekomstbestendig bibliotheekwerk. ‘Wij zijn een publieke dienst voor de hersenen.’

Wat als politici over tien jaar vragen naar het nut van de bibliotheek en niemand heeft een antwoord?

Hij hoeft er niet lang over na te denken. De versnippering vindt Hermann Romer, directeur van de bibliotheek in Winterthur, de grootste bedreiging voor de bibliotheek in Zwitserland. Het land heeft meer dan 6000 bibliotheken en schoolbibliotheken op een bevolking van 8 miljoen mensen. Bijzonder veel. Maar: ieder dorp, hoe klein ook, heeft zijn eigen zelfstandige bibliotheek. Voor de helft worden ze geleid door stichtingen, de rest is onderdeel van de gemeente. Heel inefficiënt, vindt Romer.
‘Ook dorpjes van duizend inwoners bezitten een eigen bibliotheek’, legt hij uit. ‘Zij hebben een gebouw van hooguit 100 m2, dat drie keer per week een paar uur open is, en tien man personeel die gezamenlijk goed zijn voor 0,5 fte. De gemeente financiert alleen de collectie en de tijd van het personeel voor hun aanwezigheid tijdens openingsuren. Collectioneren is vrijwilligerswerk. Is dat een professionele bibliotheek? En erger: heeft zo’n bibliotheek enige toekomst?’
Er bestaat geen enkele vorm van samenwerking. Een NBD Biblion die ingekochte boeken bibliotheekklaar maakt? Een KB die een digitale bibliotheek voor het hele land opzet en onderhoudt? Iedere Zwitserse bibliotheek moet het zelf doen. ‘Wij ook. Ik heb een afdeling waar wij boeken voorzien van een folie, RFID-tags enzovoort. Voor ons digitale aanbod kunnen we, voor een deel, gelukkig wel samenwerken met bibliotheken in Zürich, Basel, Aarau en Zofingen.’
En niemand denkt na over de toekomst. ‘Iedereen gaat gewoon door met de business as usual: boeken uitlenen, omdat dát is waar de bibliotheek op wordt afgerekend door de politici die hen financieren. En dat terwijl de uitleencijfers al jaren dalen. Als diezelfde politici dan over tien jaar vragen: waarom hebben we eigenlijk nog een bibliotheek nodig? Hoe helpt de bibliotheek mensen in de digitale kennissamenleving? Dan heeft niemand een antwoord. En verdwijnt de bibliotheek.’

Romer wil wél nadenken over de toekomst. De bibliotheek van Winterthur is nauw met de 110.000 inwoners tellende stad op 25 kilometer van Zürich verbonden. Naast de grote Stadtbibliothek zijn er niet minder dan zes kleinere vestigingen van ieder circa 200 m2 groot. De materialen worden nog altijd 1,4 miljoen keer per jaar uitgeleend (plus 40.000 keer gedownload). Dit is in drie-en-een-halve eeuw na de oprichting in 1660 opgebouwd. Dit moet nog minstens zo lang blijven bestaan.
De bibliotheek organiseerde daarom bij zijn 350-jarig jubileum een congres waarvoor Romer alle ‘bibliotheekfuturologen’ van Europa uitnodigde. Onder hen Rob Bruijnzeels. Maar ook nam hij bijna dertig van de 110 personeelsleden begin juni mee naar Nederland voor een tweedaagse tour langs innovatieve bibliotheken in Tilburg, Den Bosch, Schiedam, Gouda, Spijkenisse en Rotterdam – georganiseerd door Rogues van Joyce Sternheim en dezelfde Bruijnzeels.
Romer: ‘Ik heb gelukkig heel goed personeel dat open staat voor verandering. Ik had gezegd: iedereen mag mee naar Nederland. Het kost je twee vrije dagen en je betaalt zelf de reis- en verblijfkosten. De bibliotheek geeft je ook twee dagen en betaalt al het eten en drinken. Ik dacht: misschien gaan er tien, twaalf medewerkers mee. Het werden er bijna drie keer zo veel. Dat bewijst hoeveel bereidheid er is om te innoveren. Niemand beschouwt het ook als alleen maar een leuk tripje.’

Voor Romer is de tijd van boeken uitlenen voorgoed voorbij. Enigszins achter de rug van de politici in Winterthur, grapt hij, bouwt hij aan een nieuw bibliotheekconcept. ‘Het gaat erom dat wij een publieke dienst zijn voor de hersenen. Wij voeden de hersenen met kennis, zodat mensen – en met name de nieuwe generatie – bij alle veranderingen die gaande zijn kunnen blijven acteren in een democratie, in een almaar complexere wereld, in een digitalere wereld.’
De collectie zal daarbij de komende tien jaar niet minder belangrijk worden. Zo veel wordt er nog wel uitgeleend. Maar de rol daarvan is veranderd. ‘Het gaat er niet meer om dat we alle kennis op de planken hebben staan in de hoop dat er misschien één iemand gebruik van maakt. Het gaat erom hoe die kennis mensen daadwerkelijk helpen bij hun dagelijkse werk of het begrijpen van de wereld. Ieder boek dat niet wordt gebruikt is dan een slecht boek.’
De collectie zal daarom kleiner worden. ‘We leggen eerder de nadruk om mensen helpen ermee om te gaan. Veel mensen weten niet welke type materiaal zij het beste kunnen gebruiken voor welke informatie. Concreter: veel mensen weten bijvoorbeeld niet hoe onze databases werken. Die worden daarom weinig gebruikt. Wij zijn de professionals die hen dat kunnen leren. Maar niet alleen dat: wij helpen hen ook kritisch met informatie om te gaan. Hen mediawijs te maken.’

Romer zet zijn personeel daarom anders in. ‘Zwitserland kent een traditie waarbij iedereen alles doet. Is iemand ziek of met zwangerschap? Iedereen kan hem of haar vervangen, ongeacht dienst specialisatie of vaardigheden. Ik wil uitgaan van ieders vaardigheden. Wie grote sociale vaardigheden heeft, moet het contact met leden onderhouden. Wie creatieve vaardigheden heeft moet programma’s in de bibliotheek ontwikkelen. Helaas blijven de opleidingen hierbij achter.’
Hij overweegt zelfs om het bibliotheekklaarmaken uit te besteden. ‘De collectie kost veel geld: 10 Zwitserse frank voor een boek, 2 frank voor de boekdata voor de catalogus, 4 frank voor het folie om het boek, 1 frank voor een chip. En als je dat outsourcet, wordt de prijs al gauw het dubbele. En dat op het beperkte totaalbudget van 8 miljoen frank (circa 7 miljoen euro). Toch wil ik dat doen zodat het personeel dat hiermee bezig is, zich kan concentreren op conceptueler werk.’

Ondanks de digitalisering die leden meer en meer verleidt vanuit huis gebruik te maken van de bibliotheek, blijft het gebouw belangrijk. ‘Het gebouw symboliseert wat kennis betekent. Je hebt een visualisering daarvan nodig’, zegt Romer. ‘Er moet ook een plek zijn waar mensen elkaar kunnen ontmoeten. Maar niet alleen dat. Een bibliotheek impliceert een sociale plicht. Het is een plek om, alleen of in co-creatie, te werken met de aanwezige kennis.’
Romer heeft daarvoor meer ruimte gecreëerd. ‘Wij kregen een bezuiniging van 12 % opgelegd. Veel voor Zwitserland. Net als de bibliotheek Gouda heeft gedaan heb ik de besparing aangegrepen als mogelijkheid tot vernieuwing – zij het niet op die schaal. Ik heb ruimte vrijgemaakt voor werkplekken en een aparte ruimte leeggemaakt waar workshops kunnen worden georganiseerd. Ook dat is een uitdaging van de bibliotheek: mensen – zeker de stille Zwitsers – inspireren om te participeren.’
Daarnaast opende in 2015 een Makerspace, waar iedere ochtend met name de jeugd dingen kan maken. ‘Het gaat in de toekomst niet alleen om bestrijding van de traditionele ongeletterdheid. Mensen zijn ook wat iemand omschreef als ‘electrisch ongeletterd’. Ze kunnen hun iPad niet bedienen, maar straks ook de robots niet of alle systemen in huis. Daarom moeten we de jeugd leren programmeren. Dat is bij uitstek een taak van de bibliotheek.’

Enfin, hij heeft de wijsheid ook niet in pacht, relativeert Romer opeens. Daarom is hij ook in Nederland: om ideeën op te blijven doen voor de toekomstbestendige bibliotheek. ‘Als je maar blijft proberen. Sommige ideeën werken. Mooi. Andere ideeën werken niet. Ook mooi, want daarna probeer je weer iets anders. De bibliotheek is als een schip dat naar New York wil varen zonder de koers kennen. Vaar gewoon uit, ook al kom je ergens anders uit. Als je in de haven blijft, kom je nergens.’
En neem je publiek mee op die ontdekkingstocht. ‘Wij hebben een lessensysteem voor de lagere school. In de loop van zes jaar – voor ieder leerjaar een eigen schrift – maken we alle leerlingen bewust van wat een bibliotheek is. Zo geven we duizend lessen per jaar, gegeven in de klas door iemand van ons samen met de leraar. Zo maken we hen vertrouwd met de bibliotheek als leuk en vanzelfsprekend onderdeel van hun dagelijks leven. Natuurlijk wordt de bibliotheek in die lessen steeds moderner.’

Op reis door Nederland
Kende Zwitserland maar zo’n dynamische bibliotheekklimaat, verzucht Romer na afloop van de tweedaagse tour langs Nederlandse bibliotheken. Iedereen lijkt bezig perspectieven op de toekomst te ontwikkelen. ‘Op de eerste dag zagen we de dromen: in De Kennismakerij in Tilburg en de bieb in de kapel in Den Bosch. En op de tweede dag de realisering van de droom in Spijkenisse, Gouda en Schiedam. Vooral de Chocoladefabriek in Gouda maakte indruk. Maar het is juist het gelóóf in de toekomst, waardoor mensen die ook proberen waar te maken, wat ik zal onthouden.’
Misschien is de verzuchting logisch voor wie uitsluitend vernieuwende bibliotheken heeft bezocht. Zo zwart-wit zal het verschil tussen Zwitserland en Nederland niet zijn. Maar Romer zag ook een essentiëler onderscheid. ‘Hier is iedereen in het dagelijkse werk bezig in termen van processen: het ontwikkelen van ideeën voor bibliotheekwerk en proberen dat te vertalen in concrete projecten. Bij ons staan nog altijd de materialen centraal. Dat maakt het bibliotheekwerk zo statisch.
(Eerder gepubliceerd in Bibliotheekblad 6, 2016 / augustus 2016)

Zie ook:

Geen opmerkingen: