zondag 4 september 2016

Des romans français: Binet houdt in 'De zevende functie van de taal' de taal en de lezer volledig in zijn greep

Laurent Binet heeft met La septième fonction du language een prachtig en veelkleurig palet geschetst waarbij de functies van de taal een rol spelen en spanning de leidraad is.

Het verhaal begint bij een aanrijding van Roland Barthes in 1980, een Franse filosoof en taalkundige die zich vooral bezighield met semiologie, het ontstaan en het gebruik van tekens. Het lijkt in eerste instantie te gaan om een noodlottig ongeluk, maar aangezien Barthes van een lunchafspraak met presidentskandidaat Mitterand kwam, wordt er toch iets achter gezocht. Giscard d’Estaing, op dat moment president, gelast een onderzoek, want stel nu dat Mitterand zijn gasten te diep in het glaasje heeft laten kijken, dat zou toch een mooi schandaal opleveren en Giscard meer kans geven op een overwinning bij de op handen zijnde verkiezingen.
Commissaris Bayard, een Maigret type dat belast wordt met deze zaak, heeft weinig op met het intellectuele milieu waarin Barthes vertoefde en kent in sommige gevallen alleen de namen van grote filosofen en essayisten uit de omgeving van de taalkundige, zoals Foucault, Derrida en Sollers. Tijdens een verhoor in het ziekenhuis blijkt dat Barthes papieren op zak had die na het ongeluk zijn verdwenen. Bayard probeert zich te verdiepen in het werk van Barthes, maar ‘(…) comprend qu’il ne comprend rien, ou pas grand-chose, à toutes ces conneries. Il lui faudrait (…) un spécialiste, un traducteur, un transmetteur, un formateur.’ Bij de afdeling semiologie van de universiteit vindt hij universitair docent Simon Herzog, die juist een lezing geeft over de betekenis van tekens in de James Bond-films. Tijdens het gesprek na het college blijkt Herzog een soort Sherlock Holmes die aan slechts enkele uiterlijke kenmerken van Bayard diens hele levensgeschiedenis kan herleiden.
Bayard en deze academicus zullen samen proberen het mysterie rond het ongeluk en inmiddels het overlijden, dat ook onder verdachte omstandigheden in het ziekenhuis heeft plaatsgevonden, te ontrafelen. Ze komen op de thee bij Giscard d’Estaing, kruisen verschillende keren het pad van Foucault, zelfs in een duistere homosauna, en worden op hun zoektocht gevolgd door moordlustige besnorde Bulgaren en behulpzame Japanners. Het boek dat zij op het bureau bij Barthes thuis vinden is van de taalkundige Roman Jakobson, en bij het hoofdstuk over de functies van de taal zit een bladwijzer.
Daar blijken Bayad en Herzog het begin van de oplossing in handen te hebben. De zes functies van de taal volgens Jakobson zijn: ergens over praten en informatie geven; emoties uitdrukken aan de hand van tussenwerpingen en bijwoorden; een boodschap over brengen aan de ander; het praten om het praten, keuvelen zonder dat het echt om de inhoud gaat; over taal praten en als laatste de poëtische functie waarbij het gaat om de schoonheid van de taal, de klank en het ritme. Maar er moet een zevende functie zijn. En stel dat Barthes deze op het spoor was en dat deze functie wie dan ook kon aan zetten om wat dan ook te doen. Dat zou macht geven.
De zoektocht naar deze zevende functie, die ergens op een blaadje moet staan, doet de twee detectives, hoewel Simon dat tegen wil en dank is, belanden in Bologna bij Umberto Eco. Daar, evenals in Parijs, zijn ze aanwezig bij een internationale debatersvereniging waar het er hard aan toe gaat en waar taal het onontbeerlijke wapen is en zijn ze getuige van de bloedige bomaanslag op station. Was die voor hen bedoeld? Uiteindelijk moeten ze naar de Verenigde Staten op zoek naar de Amerikaanse filosoof Austin die wellicht meer weet over deze zevende functie.
Al naar gelang het verhaal vordert, vraagt Simon zich af en toe ook af of het allemaal wel echt gebeurt, of Bayard en hij niet in een roman leven. Hij overpeinst op cruciale momenten wat hij zou doen als hij in een roman zat en confronteert Bayard met zijn twijfel over wat realiteit is.

“Comment tu sais que tu n’es pas dans un roman? Comment tu sais que tu ne vis pas à l’intérieur d’une fiction? Comment tu sais que tu es réel?

Zeker aan het eind, wanneer Simon tegenover de maffia komt te staan en voor zijn leven moet vrezen, beklaagt hij zich over de schrijver van de roman waar hij in speelt. Dat deze wel een hardgrondige hekel aan Simon moet hebben om hem zo aan zijn einde te laten komen. Het lijkt op de film Ober van Alex van Warmerdam, waarin de hoofdpersoon in discussie gaat met zijn schepper. Simon weet net op tijd het tij te keren (of doet de schrijver dat?), door net als bij de eerste keer dat hij Bayard ontmoette, te letten op de uiterlijke tekens van degene die hem op het punt staat om te brengen en diens jeugd en afkomst te herleiden en zo een ander licht op de situatie te laten schijnen. Zo redt hij zijn eigen leven. Dat is ook taal, het omzetten van tekens naar een betekenis die weer leidt tot iets wat eerst niet leek te kunnen.
In meeslepende zinnen waarbij dialogen en gedachten de vaart erin houden wordt de lezer langs allerlei op het eerste gezicht vervreemdende plekken en situaties geleid. Dat het mogelijk toch realiteit kan zijn, komt door de bestaande personages en gebeurtenissen die een belangrijke rol spelen, zoals de bomaanslag op het station in Bologna in 1980. Binet lijkt er geen moeite mee te hebben de filosofieën en onderzoeken van grote denkers en taalkundigen uit die tijd samen te smeden tot toegankelijk een spannend verhaal. Tegelijkertijd speelt hij met fictie en realiteit en daagt hij de lezer uit na te denken over de functies van de taal. Wat kan er zo krachtig zijn dat het andere overtuigt en mee kan slepen in een wereld die eerst niet de zijne was? Wat is taal? Waarom en waartoe gebruiken we taal? En is taal voldoende om te communiceren? Zoals Uberto Eco gezegd zou kunnen hebben:

'pour communiquer, la langue, c’est parfait, on ne peut pas faire mieux. Et cependant, la langue ne dit pas tout. Le corps parle, les objets parlent, l’Histoire parle, les destins individuels parlent sans arrêt de mille façons differents.’

En deze roman spreekt. Gelukkig maar.


Arjen van Meijgaard

Zie ook:

Geen opmerkingen: