zondag 25 november 2012

Des roman français: Jean Rouaud, 'De beloofde vrouw'


Prix Goncourt-winnaar Jean Rouaud heeft met De beloofde vrouw (La femme promise, schitterend vertaald door Marianne Kaas) een levendige en veelzijdige roman geschreven. Het thema is even eenvoudig als gecompliceerd: de liefde. Rouaud laat een toevallige gebeurtenis uitgroeien tot een diepgaande liefdesgeschiedenis. Een man, gekleed in een duikerpak, komt aangifte doen van zijn gestolen auto bij de gendarmerie van een klein Normandisch dorp. Hem rest niets dan het kikvorspak dat hij aan heeft. Naast hem staat een vrouw aan de balie die ook aangifte doet: haar huis is tijdens haar afwezigheid leeggehaald door een stel vandalen.

Hij maakt van de gelegenheid gebruik om, nu hij haar aandacht heeft, een geïmproviseerd nummertje ten beste te geven door op dat moment, als in een opwelling, aan degene tegenover hem te vragen of deze misschien een schaar te leen heeft. De gendarme reikt hem aan wat hij bij de hand heeft. Is dit wat? Iets anders heeft u niet? zegt de Mensenzoon, bij het zien van de kinderschaar met ronde punten, en aangezien de ander zegt dat het graag is of niet, begint hij moeizaam het van zwemvliezen voorziene deel van zijn vinnen, die hij op de balie had gelegd, af te knippen, zodat er, terwijl allen toekijken, een paar rubberen sloffen overblijft dat hij haastig over zijn voeten schuift. Dat bespaart me de eendenpas, mompelt hij voor zich uit, maar niet helemaal.

Zowel deze Daniel als de vrouw, Mariana, zijn berooid en beiden ook op zoek, zoals al snel duidelijk wordt. Daniel is niet alleen zijn auto kwijt, in Parijs is door zijn echtgenote de huur opgezegd van hun appartement en zij is met medeneming van werkelijk alles (zelfs de lichtschakelaars) met de noorderzon vertrokken.
Ze zijn op een dood punt in hun leven beland. Alleen, los van elke verplichting en nu ook nog eens verlost van hun aardse bezittingen. Zijn ze op zoek naar dat wat men liefde noemt?
Hun levens tot nu toe kunnen ze niet zomaar achter zich laten, ze nemen de ervaringen en gebeurtenissen mee en moeten die zien te verenigen. Bovendien komen ze erachter dat ze elkaar mogelijk al eerder ontmoet hebben. Zij, beeldend kunstenares, heeft zich, na een verblijf in Amerika, nu teruggetrokken in het landhuis waar haar familie vroeger vakantie vierde. Hij woonde als kind in hetzelfde dorp, bij zijn opa die fietsenmaker was. Zijn moeder overleed op jonge leeftijd, zijn vader was vertrokken. Het oude huis van zijn opa wordt zijn nieuwe onderkomen.
Hoewel het verhaal om twee personen gaat, buitelen de perspectieven over elkaar heen: een min of meer alwetende verteller, de ‘hij’ van Daniel, een ‘wij’ die alles van dichtbij volgt als een camera op een filmset met een voice-over, de ‘ik’ van Mariana en de ‘ik’ van Yvonne Moineau, de vrouw bij wie Daniel als kind veel over de vloer kwam en die zich nu weer over hem ontfermt. Bovendien steekt ook de auteur nog eens zijn hoofd om de hoek, bijvoorbeeld om een variatie op het verhaal te maken.

De auteur, die uiteraard van de gelegenheid gebruikmaakt om, zoals de restaurateur van een beschadigd fresco, de hiaten in het verhaal op te vullen, heeft zo zijn eigen interpretatie. Zich baserend op de verontwaardigde opmerking van mevrouw Moineau, stelt hij zich voor dat…

Die gedachte wordt vervolgens uit de doeken gedaan om daarna terzijde te worden geschoven. Net als de auteur geeft ook ‘wij’ commentaar en probeert de opkomende verhouding van Mariana en Daniel te beïnvloeden, maar het verhaal ontwikkelt zich onverstoorbaar: de liefde laat zich niet leiden of sturen, zij gaat, komt en brengt mensen op haar eigen manier bij elkaar. En dat dat niet zonder slag of stoot hoeft te gaan, ondervinden ook Daniel en Mariana. Ze hebben de nodige hobbels te nemen, soms bestaande uit door henzelf opgeworpen bezwaren en twijfels, soms uitvloeisels uit een ver verleden. Maar langzaam aan groeit de relatie en lijken ze te vinden waarnaar ze op zoek zijn.
De meanderende stijl, met dan weer zinnen van een halve pagina, dan weer enkele woorden, geeft het geheel vaart. Gedachtekronkels, indirecte redes, intervallen met commentaar vanaf de zijlijn: het is alsof de lezer door allerlei steegjes en pleintjes kriskras het verhaal volgt. Postmodernistisch? Weer eens wat anders dan de vaak kale droge zinnen van veel hedendaagse literatuur. Mij beviel het uitstekend.

Geen opmerkingen: