Daarna brengen ze je vlug naar Wikkie-Wak, de reus
Hoeveel mensen zouden werk van Han G. Hoekstra hebben
gelezen zonder dat ze het wisten? Een kwart eeuw geleden overleed hij,
gebroken, depressief en eenzaam. Nadat de rook van de necrologieën was opgetrokken,
zakte zijn naam in korte tijd weg uit het collectieve geheugen. Toch is zijn
werk voor kinderen onverminderd leverbaar. Bewerkingen van Gouden Boekjes als Het eigenwijze eendje en Het vliegende huis. En zijn eigen
gedichten voor kinderen, verzameld in Rijmpjes
en versjes uit de nieuwe doos (16e druk, 2010), waaruit
bloemlezers blijven putten.
Hoekstra was de wegbereider van Annie M.G. Schmidt,
schrijven Joke Linders en Janneke van der Veer in hun biografie van de vergeten
journalist en auteur. Hij nam als eerste kinderen serieus met vrolijke
nonsens-rijmpjes die af en toe flink spotte met de heersende moraal. Maar zijn
werk heeft ook zonder de grote schrijfster onschatbare waarde. Het heeft
dezelfde uitgelaten vrolijkheid, opstandigheid en uitgebalanceerd metrum als
het beste werk van zijn voormalige collega bij Het Parool. Neem deze strofe: ‘De kinderen uit de
Rozenstraat / hebben altijd vuile handen, / ze hebben meestal een gat in hun
mouw, / en ongepoetste tanden.’
Hoekstra kende aanvankelijk het archetypische leven van een
journalist. Veel op pad, veel in de kroeg, affaires hier en daar, met af en toe
een uitstapje naar de literatuur. Dankzij
zijn connecties in het literaire milieu kon hij al in 1933 op 27-jarige
leeftijd als dichter debuteren met de bundel ‘Dubbelspoor’. Door de Tweede
Wereldoorlog zat hij echter noodgedwongen vaker thuis. Hoe kwam hij zijn tijd
door? En omdat hij door zijn weigering zich aan te sluiten bij de Kultuurkamer
toch niet kon publiceren, had het geen zin serieus werk voor een volwassen
publiek te maken.
Zo kreeg Hoeksta in de loop van 1943 aardigheid in het maken
van gedichten voor zijn kinderen: Annebet, op dat moment acht jaar, en Joost,
drie jaar, die allebei ook in de poëzie figureren. In veel gedichten,
geschreven om hen te amuseren, kwamen zij ook voor. ‘Wij in de zon’ begint met:
‘Ik ging een keer uit wandelen / met Annebet en Joost. / Zo met z’n drietjes
dus? … wel nee! / Er liepen er nog drie met ons mee, / die liepen net als wij,
/ te wandelen op een rij: / de schaduw van Annebet / de schaduw van Joost en /
de schaduw van mij.’
De grappige gedichten, met een vleugje anarchisme en een
grote dosis taalspel, waren geïnspireerd door A.A. Milne, de schepper van
Winnie the Pooh, zo tonen Linders en Van der Veer aan. Maar in Nederland
sloegen de gedichten, toen ze twee jaar na de oorlog werden gebundeld in Het verloren schaap, in als een bom. Niemand
had ooit zo vrijmoedig vanuit het perspectief van een kind gedicht, al begonnen
Annie M.G. Schmidt en Daan Zonderland in dezelfde tijd met hun eerste pogingen
op dit gebied. Er kwam al snel een vervolg en tal van opdrachtgevers wisten
Hoekstra te vinden.
Van Hoekstra’s werk voor volwassenen is nog maar één gedicht
– enigszins – in leven. Het oorlogsgedicht ‘De ceder’, dat oproept tot het
vasthouden aan idealen en dromen: ‘Ik heb een ceder in mijn tuin geplant, / gij
kunt hem zien, gij schijnt het niet te willen’. Naar verluidt was dat het
favoriete gedicht van Joop den Uyl. Maar zijn werk voor kinderen heeft
eeuwigheidswaarde. Ook al weet niemand meer wie de gedichten heeft gemaakt.
‘Kom je in Hopsi-Topsi-land, dan ga je door een laan, / daar trekken ze je
schoenen uit en doen je muilen aan. / Je krijgt een ring door ieder oor, en ook
een door je neus, en daarna brengen ze je vlug naar Wikkie-Wak, de reus.’
Zie ook:
- Tonke Dragts 'Brief voor de Koning'
- Jeff Kinney, 'Het leven van een Loser'
- Interview met Manon Sikkel over sociale media en uitgeverijen
Zie ook:
- Tonke Dragts 'Brief voor de Koning'
- Jeff Kinney, 'Het leven van een Loser'
- Interview met Manon Sikkel over sociale media en uitgeverijen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten