Steeds weer keert
Christiaan Weijts terug naar Venetië. Ondanks het massatoerisme is er nog
genoeg te ontdekken.
Wat is er zo mooi aan Venetië?
‘Het
is een raadselachtige stad – tegelijk een verzameling eilandjes midden in zee –
waar je in gecomprimeerde vorm zo veel schoonheid vindt. Honderden paleizen
waarvan één in Utrecht die stad al beroemd zou maken. Sinds ik er op mijn
achttiende voor het eerst was, ben ik er tussen de vijf en tien keer geweest. Iedere
keer zie ik nieuwe dingen. Het hangt ook af met wie je er bent: iedere
reisgenoot, met zijn eigen fascinaties, wijst je op andere dingen. Ik verheug
me er daarom op Venetië aan mijn kinderen te laten zien en de stad door hun ogen
te ontdekken.’
Wat is je favoriete plek in
Venetië?
‘Campo
Santa Margaritha. Overdag is het een levendig volksplein midden in de
studentenwijk, waar een klein marktje is, kinderen rondsteppen, je een oude
boekhandel kunt bezoeken. ’s Avonds komen daar veel jonge mensen naar de
barretjes. Daar word ik misschien te oud voor. De laatste keer was ik daar met
een nog ouder iemand – de schrijver Ad ten Bosch – en voelde ik me misplaatst.’
Heb je nog een tip voor de
literaire fijnproever?
‘Voor NRC Handelsblad schreef ik ooit een reportage
over Harry’s Bar, waar Hemingway kwam. Daar kan iedereen binnen stappen. Maar
Harry’s Bar heeft ook een dependance op het eiland Torcello. Het is een mooi
tochtje ernaartoe, je moet een paar keer overstappen, en het is een rustig
eilandje, weg van alle toeristen, met een mooi Middeleeuws kerkje.’
Waarmee heb je een
haat-liefde verhouding in Venetië?
‘Het
massatoerisme, terwijl ik zelf ook een toerist ben. Ik neem net zo goed een
goedkope vlucht naar Treviso. Of de winkels die zich op toeristen richten. ‘Real
Murano glass’, staat er op de winkelruit. En daaronder: ‘not made in China’.
Toch weerhouden de toeristen je niet om van de hoogtepunten genieten. Afgelopen
maart was ik in Café Florian aan het San Marcoplein, waar Casanova en Byron al
kwamen. Het was er vrij rustig. Toen voelde ik iets van de grandeur ervan. Je
moet ook niet in de zomer gaan, als de grachten stinken, maar in de lente of de
herfst. En dan nog: een zijstraat in en je bent alleen. Wel zou het erg jammer
zijn als Venetië verwordt tot een toeristisch relict. Veel jongeren trekken
weg, omdat die een huis willen met een auto voor de deur. De laatste keer dat
ik er was zag ik veel leegstand. Al die paleizen worden opgekocht door
Amerikanen en Russen die er maar eens in de twee jaar zijn.’
Wat is je favoriete boek
over Venetië?
‘Kade
der ongeneeslijken van Joseph Brodsky. Het is een dun boekje, dat is
opgebouwd als Venetië zelf: vol doodlopende steegjes en zijwegen. Er staan veel
mooie observaties in – over het effect van wonen op het water bijvoorbeeld,
waardoor je alert wordt en de gebouwen beter ziet. Maar je moet het dáár lezen.
In Nederland krijg je er wel iets van mee, maar alleen in Venetië snap je het.
Ik las Brodsky zelf toen ik daar werkte aan mijn Venetië-roman Via Cappello 23.’
Christiaan Weijts (1976) schreef romans
als Art. 285b, Via Cappello 23 en Euforie.
Italië is daarin vaak prominent aanwezig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten